Moeder en zoon

De geur van vochtige aarde en vers groeisel spoelt over me heen, waterig, glad, met een zure smaak als de bast van een boom. Het ruikt naar jeugd; het ruikt naar liefdesverdriet.

– Margaret Atwood, De blinde huurmoordenaar

Adderkop liet Violante natuurlijk opsluiten in de oude kamer van haar moeder. Hij wist heel goed dat ze alle leugens die haar verteld waren daar des te luider terug zou horen. Het kon niet kloppen. Haar moeder had nooit gelogen. Moeder en vader – dat was altijd goed en kwaad geweest, waarheid en leugen, liefde en haat. Het was zo eenvoudig geweest! Maar ook dat had de vader haar nu afgenomen. Violante zocht in haar binnenste naar haar trots en de kracht die haar altijd overeind hadden gehouden, maar ze vond alleen een lelijk klein meisje dat tussen de brokstukken van haar verwachtingen zat, met in haar hart het aan diggelen gevallen beeld van haar moeder.

Ze legde haar voorhoofd tegen de vergrendelde deur en wachtte op het geschreeuw van de Vlaamse Gaai, maar alleen de stemmen van de bewakers drongen door haar deur heen. Waarom had hij geen ja gezegd? Omdat hij dacht dat zij hem toch nog kon beschermen? Klein Duimpje zou hem wel uit de droom helpen. Ze dacht aan de speelman die op last van haar vader was gevierendeeld omdat hij voor haar moeder gezongen had, aan de dienaar die hun boeken had gebracht en voor straf in een kooi voor hun raam had mogen verhongeren. Ze hadden hem perkament te eten gegeven. Hoe had ze de Vlaamse Gaai bescherming kunnen beloven, terwijl iedereen die ooit aan haar kant had gestaan dat met de dood had moeten bekopen?

‘Klein Duimpje snijdt zijn huid in reepjes!’ Jacopo’s stem drong nauwelijks tot haar door. ‘Ze zeggen dat hij daar zo handig in is dat je er niet dood aan gaat. Hij heeft op dode mensen geoefend, zeggen ze!’

‘Hou je mond!’ Ze had zin om hem te slaan, midden in zijn bleke gezicht. Hij leek met de dag meer op Cosimo – hoewel hij zelf veel liever op zijn grootvader wilde lijken.

‘Hiervandaan kun je niets horen. Ze brengen hem naar beneden, naar de kelder met de kuilen. Ik ben er geweest. Het is er allemaal nog, helemaal verroest, maar nog goed te gebruiken: kettingen, messen, duimschroeven en van die ijzeren punten…’

Violante keek hem aan en hij verstomde. Ze liep naar het raam, maar de kooi waar ze de Gaai in gestopt hadden was nu weer leeg. Alleen Vuurdanser lag er dood voor. Gek dat de raven hem niet aanraakten. Alsof ze bang voor hem waren.

Jacopo pakte het bord dat een van de meiden hem gebracht had en begon mokkend met zijn eten te spelen. Hoe oud was hij? Ze was het vergeten. Die blikken neus droeg hij gelukkig niet meer, sinds de Fluiter hem erom uitgelachen had.

‘Je vindt hem aardig.’

‘Wie?’

‘De Vlaamse Gaai.’

‘Hij is beter dan zij allemaal bij elkaar.’ Ze luisterde nog een keer aan de deur. Waarom had hij geen ja gezegd? Misschien had ze hem dan nog kunnen redden.

‘Als de Vlaamse Gaai nog een boek maakt, stinkt grootvader dan nog steeds zo? Ik denk het wel. Ik denk dat hij op een dag gewoon dood neervalt. Eigenlijk ziet hij er nu al best dood uit.’ Wat klonk hij onverschillig! Een paar maanden geleden had Jacopo haar vader nog aanbeden. Waren alle kinderen zo? Hoe zou zij dat moeten weten? Ze had alleen dit ene. Kinderen… Violante zag ze nog de burcht van Ombra uit lopen, recht in de armen van hun moeders. Waren zij echt zo belangrijk dat de Vlaamse Gaai voor ze moest sterven?

‘Ik kan niet meer naar grootvader kijken!’ Jacopo sloeg huiverend zijn handen voor zijn ogen. ‘Als hij doodgaat word ik koning, hè?’ De kilte in zijn heldere stem imponeerde Violante – en maakte haar bang tegelijk.

‘Nee. Niet nu je vader hem aangevallen heeft. Zijn eigen zoon wordt koning. Koning op de Nachtburcht en in Ombra.’

‘Maar dat is nog een baby.’

‘Nou en? Dan regeert zijn moeder gewoon in zijn plaats. En Krielhaan.’ Bovendien is je grootvader nog steeds onsterfelijk, voegde Violante er in gedachten aan toe, en het schijnt dat niemand daar iets aan kan veranderen. In alle eeuwigheid niet.

Jacopo schoof het bord aan de kant en slofte naar Brianna toe. Ze zat een ruiter te borduren die verdacht veel op Cosimo leek, al beweerde Brianna dat het de held uit een oud sprookje was. Het deed Violante goed om haar weer bij zich te hebben, al was ze sinds de nachtmare haar vader gedood had nog zwijgzamer dan anders. Misschien had ze toch wel van hem gehouden. De meeste dochters hielden van hun vader.

‘Brianna!’ Jacopo trok aan haar prachtige haar. ‘Lees me voor. Schiet op, ik verveel me.’

‘Je kunt zelf lezen, heel goed zelfs.’ Brianna bevrijdde haar haar uit zijn vingertjes en ging verder met borduren.

‘Ik haal de nachtmare hoor!’ Jacopo’s stem werd schel, zoals altijd als hij zijn zin niet kreeg. ‘Dan vreet hij je op, net als je vader. O nee, hij heeft hem helemaal niet opgevreten. Hij ligt dood op de binnenplaats en de raven vreten hem op.’

Brianna tilde niet eens haar hoofd op, maar Violante zag dat haar handen zo trilden dat ze zichzelf in de vingers stak.

‘Jacopo!’

Haar zoon draaide zich naar haar om, en heel even had Violante het gevoel dat hij haar met zijn ogen smeekte om meer te zeggen. Schud me door elkaar! Sla me! Geef me straf! zeiden ze. Of neem me in je armen. Ik ben bang. Ik haat deze burcht. Ik wil weg.

Ze had geen kind gewild. Ze wist niet goed wat ze met kinderen aan moest. Maar Cosimo’s vader had om een kleinzoon gebedeld. Wat moest zij ook met een kind? Ze had moeite genoeg om haar eigen gekrenkte hart bij elkaar te houden. Als het nou nog een meisje was geweest. De Vlaamse Gaai had een dochter. Iedereen zei dat hij veel van haar hield. Om haar zou hij misschien toch toegeven en een tweede boek voor haar vader binden. Als Krielhaan zijn dochter tenminste te pakken kreeg. En dan? Aan zijn vrouw wilde ze niet eens denken. Misschien zou die het niet overleven. Krielhaan behandelde zijn prooien vaak wreed.

‘Lees dan! Lees me voor!’ Jacopo stond nu recht voor Brianna. Met een snelle beweging griste hij het borduurwerk van haar schoot, zo ruw dat ze zich nog een keer aan de naald prikte.

‘Dat lijkt mijn vader wel.’

‘Helemaal niet!’ Brianna wierp een steelse blik op Violante.

‘Wel waar! Waarom vraag je de Vlaamse Gaai niet of hij hem van de doden terughaalt? Dat heeft hij met jouw vader toch ook gedaan?’

Vroeger zou Brianna hem een klap hebben gegeven, maar Cosimo’s dood had iets in haar gebroken. Ze was week geworden, als het binnenste van een mossel, week en vol van pijn. Toch was haar gezelschap altijd nog beter dan geen gezelschap, en Violante viel een stuk makkelijker in slaap als Brianna ’s avonds voor haar zong.

Op de gang schoof iemand de grendel van de deur.

Wat betekende dat? Kwamen ze haar zeggen dat de Fluiter de Vlaamse Gaai toch gedood had? Dat Klein Duimpje hem gebroken had, zoals zoveel mannen voor hem? En wat dan nog, Violante? dacht ze. Wat maakt het eigenlijk uit? Je hart ligt toch al in scherven.

Maar het was Vieroog die haar kamer binnenkwam. Orpheus, of Dikkop, zoals de Fluiter hem minachtend noemde. Violante kon er nog steeds niet bij hoe snel hij met zijn geslijm bij haar vader in de gunst had weten te komen. Misschien lag het aan zijn stem. Hij had bijna net zo’n mooie stem als de Vlaamse Gaai, maar iets in zijn toon bezorgde Violante de rillingen.

‘Uwe Hoogheid!’ Haar bezoeker maakte zo’n diepe buiging dat het aan spot grensde.

‘Heeft de Vlaamse Gaai mijn vader toch het goede antwoord gegeven?’

‘Nee, spijtig genoeg niet. Maar hij leeft nog, als u dat soms wilde weten.’ Zijn ogen keken onschuldig door de ronde glazen – glazen die zij van hem had afgekeken, al had Violante ze niet altijd op, zoals hij. Soms zag ze de wereld liever door een waas.

‘Waar is hij?’

‘Ah, u hebt de lege kooi gezien. Tja, ik heb Adderkop een ander onderkomen voor de Vlaamse Gaai aan de hand gedaan. U weet vast wel van de kuilen waarin uw grootvader zijn gevangenen placht te werpen. Ik weet zeker dat onze edelmoedige rover zijn verzet tegen de wensen van uw vader daarbeneden snel zal opgeven. Maar nu over de reden van mijn bezoek.’

Zijn glimlach was zoet als siroop. Wat wilde hij van haar?

‘Uwe Hoogheid.’ Zijn stem streek langs Violantes huid als de hazenpootjes waarmee Balbulus perkament gladmaakte. ‘Ik ben net als u een groot boekenliefhebber. Helaas is mij ter ore gekomen dat de bibliotheek van deze burcht in schrikbarende toestand verkeert, maar ik heb gehoord dat u altijd een paar boeken bij zich hebt. Zou ik misschien één of zelfs twee boeken van u mogen lenen? Ik zou u natuurlijk op alle mogelijke manieren mijn erkentelijkheid tonen.’

‘Hoe zit het dan met mijn boek?’ Jacopo ging voor Violante staan en sloeg zijn armen over elkaar, zoals zijn grootvader altijd deed voordat hij met zijn opgezwollen vlees zelfs dit gebaar niet meer kon maken zonder pijn te lijden. ‘Je hebt het me nog steeds niet teruggegeven. Je bent mij…’ hij telde het na op zijn korte vingertjes, ‘…twaalf zilverstukken schuldig.’

De blik waarmee Orpheus Jacopo aankeek was niet warm en ook niet zoet. Maar zijn stem klonk nog precies hetzelfde. ‘Maar natuurlijk! Goed dat u me eraan herinnert, prins. Als u naar mijn kamer komt geef ik u het geld en het boek. Maar laat me nu even met uw moeder praten, ja?’ Met een verontschuldigend lachje wendde hij zich weer tot Violante.

‘Wat zegt u ervan?’ vroeg hij op vertrouwelijke toon. ‘Leent u me er een, Hoogheid? Ik heb allerlei wonderlijks over uw boeken gehoord, en gelooft u me, ik zal er heel voorzichtig mee omgaan.’

‘Ze heeft er maar twee bij zich.’ Jacopo wees naar de kist naast het bed. ‘En ze gaan allebei over de Vlaa…’

Violante legde een hand op zijn mond, maar Orpheus deed al een stap in de richting van de kist.

‘Het spijt me,’ zei ze, terwijl ze hem de weg versperde. ‘Ik ben te zeer aan deze boeken gehecht om ze af te staan. En zoals u vast en zeker gehoord hebt, heeft mijn vader ervoor gezorgd dat Balbulus geen nieuwe meer voor me kan maken.’

Orpheus leek nauwelijks te luisteren. Hij staarde gebiologeerd naar de kist. ‘Mag ik er dan tenminste even naar kijken?’

‘Geef ze niet aan hem!’

Orpheus had Brianna kennelijk nog niet zien zitten. Zijn gezicht verstrakte toen hij haar stem hoorde, en zijn dikke vingers balden zich tot vuisten.

Brianna stond op en liet zijn vijandige blik kalm over zich heen gaan. ‘Hij doet vreemde dingen met boeken,’ zei ze. ‘Met boeken en de woorden die erin staan. En hij haat de Vlaamse Gaai. Mijn vader vertelde dat hij hem aan de dood wilde verkopen.’

Orpheus zette nerveus zijn bril recht. ‘Dat kind is in de war!’ stamelde hij. ‘Ze was mijn dienstmeid, zoals u misschien wel weet, en ik heb haar op diefstal betrapt. Ik denk dat ze daarom zulke dingen over me zegt.’

Brianna werd rood, alsof hij heet water in haar gezicht had gegooid, maar Violante ging beschermend naast haar staan. ‘Brianna zou nooit stelen,’ zei ze. ‘En gaat u nu maar weer weg. Ik kan u de boeken niet geven.’

‘Ach, zou ze nooit stelen?’ Orpheus deed zijn best om de oude fluwelen klank weer in zijn stem te leggen. ‘Als ik me niet vergis heeft ze uw man van u gestolen. Zo was het toch?’

‘Hier!’

Voor Violante kon reageren stond Jacopo voor Orpheus, met haar boeken in zijn handen. ‘Welke wil je? Deze dikke vindt ze het mooist. Maar je moet nu wel meer betalen dan voor mijn boek!’

Violante probeerde de boeken uit zijn handen te grissen, maar Jacopo was verrassend sterk, en Orpheus deed snel de deur open.

‘Vlug. Neem deze boeken in bewaring,’ zei hij tegen de soldaat die op de gang de wacht hield.

Het kostte de soldaat geen moeite om de boeken van Jacopo af te pakken. Orpheus sloeg ze open, las een paar regels, eerst in het ene, toen in het andere – en grijnsde triomfantelijk naar Violante.

‘Ja. Dit is precies de lectuur die ik nodig heb,’ zei hij. ‘U krijgt de boeken terug zodra ze hun doel gediend hebben. Maar deze,’ fluisterde hij tegen Jacopo, ‘krijg ik helemaal voor niets, jij gierige spruit van een dode vorst!’ Hij kneep de jongen hard in zijn wang. ‘En het geld voor je andere boek vergeten we ook maar liever, of wil je mijn nachtmare soms leren kennen? Je hebt toch wel van hem gehoord, hè?’

Jacopo keek hem zonder iets te zeggen aan, een mengeling van angst en haat op zijn smalle gezichtje.

Orpheus liep met een buiging de kamer uit. ‘Ik kan u niet genoeg bedanken, Hoogheid,’ zei hij ten afscheid. ‘U weet niet hoe gelukkig deze boeken mij maken. Nu zal de Vlaamse Gaai uw vader vast gauw het goede antwoord geven.’

De bewaker schoof de grendel weer voor de deur en Jacopo beet gespannen op zijn onderlip, zoals hij wel vaker deed als iets niet ging zoals hij wilde. Violante gaf hem zo’n harde klap in zijn gezicht dat hij tegen haar bed aan viel. Hij begon geluidloos te huilen en keek haar aan als een hond die straf had gekregen.

Brianna hielp hem overeind en veegde met haar jurk zijn tranen af.

‘Wat is Vieroog met die boeken van plan?’ Violante beefde. Ze beefde over haar hele lichaam. Ze had er een vijand bij.

‘Ik weet het niet,’ antwoordde Brianna. ‘Ik weet alleen dat mijn vader een boek van hem gestolen heeft omdat hij er groot onheil mee aanrichtte.’

Groot onheil.

Nu zal de Vlaamse Gaai uw vader vast gauw het goede antwoord geven.

 

   

Nacht van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html
text_part0086.html
text_part0087.html
text_part0088.html
text_part0089.html