Verbrand
Ik wou dat ik meer tijd had om na te denken voor ze die hele lange weg naar beneden zou afleggen; mijn verstand kon geen adem meer halen van alle gedachten die het nog denken moest.
– Margo Lanagan, Black Juice
Bij zonsopkomst zouden ze opbreken. De Fluiter had Mo’s voorwaarden geaccepteerd: de kinderen van Ombra zouden worden vrijgelaten zodra de Vlaamse Gaai zijn belofte hield en zich overgaf aan de dochter van Adderkop. Een groepje rovers wilde als vrouw verkleed tussen de moeders voor de burcht wachten en Stofvinger zou Mo naar Ombra begeleiden, als vurige waarschuwing aan de Fluiter. Maar de Vlaamse Gaai zou alleen de burcht binnengaan.
Noem hem niet zo, Meggie!
Er restten nog maar een paar uren tot aan de ochtend. De Zwarte Prins zat slapeloos bij het vuur, met Baptista en Stofvinger, die sinds hij terug was van de dood geen slaap nodig leek te hebben. Farid zat naast hem, natuurlijk, en Roxane ook. Stofvingers dochter was naar de burcht van Ombra verhuisd. Violante had Brianna weer opgenomen, op de ochtend dat de Fluiter zijn overeenkomst met de Vlaamse Gaai bekend liet maken.
Mo zat niet bij het vuur. Hij was gaan slapen en Resa was bij hem. Hoe kon hij deze nacht slapen? De Krachtpatser zat voor zijn tent, alsof hij de Vlaamse Gaai wilde bewaken zolang het nog kon.
‘Ga ook slapen, Meggie,’ had Mo gezegd, toen hij haar ver bij de anderen vandaan onder de bomen zag zitten, maar Meggie had haar hoofd geschud. Het regende en haar kleren waren kletsnat, net als haar haren, maar in de tenten was het niet veel beter en ze had geen zin om wakker te liggen en zich door de regen te laten vertellen hoe de Fluiter haar vader in ontvangst zou nemen.
‘Meggie?’ Doria kwam naast haar in het natte gras zitten. Zijn haar krulde door de regen. ‘Ga je mee naar Ombra?’
Ze knikte. Farid keek hun kant op.
‘Ik sluip de burcht in zodra je vader de poort door is. Dat beloof ik je. En Stofvinger blijft ook in de buurt. Wij beschermen hem wel!’
‘Waar heb je het nou over?’ Ze klonk vinniger dan ze bedoeld had. ‘Jullie kunnen hem helemaal niet beschermen! De Fluiter vermoordt hem. Denk je soms: ze is maar een meisje, lieg maar gewoon wat, dan is ze gerustgesteld? Ik ben met mijn vader op de Nachtburcht geweest. Ik heb voor Adderkop gestaan. Ze vermoorden hem!’
Doria zweeg. Hij bleef heel lang stil, en ze had spijt dat ze zo tegen hem uitgevallen was. Het speet haar, maar toch zweeg ze even lang als hij. Ze hield haar hoofd gebogen, want hij mocht niet zien dat de tranen, die ze al uren zat in te houden, nu door zijn woorden begonnen te stromen. Ach, ze is een meisje, zou hij denken. Natuurlijk huilt ze.
Ze voelde Doria’s hand op haar hoofd. Zachtjes aaide hij over haar haren, alsof hij de regen eraf wilde vegen. ‘Hij doodt hem niet,’ fluisterde hij. ‘De Fluiter is veel te bang voor Adderkop!’
‘Maar hij haat mijn vader! Soms is haat sterker dan angst! En als de Fluiter hem niet doodt, dan doet Krielhaan of Adderkop zelf het wel! Hij komt nooit meer terug uit die burcht, nooit meer!’
Moest je haar handen nou zien trillen – alsof al haar angst in haar vingers zat. Maar Doria hield ze zo stevig vast dat het vanzelf ophield. Zijn vingers waren maar een klein beetje langer dan die van haar, en toch had hij stevige handen. Daarmee vergeleken waren die van Farid maar smalletjes.
‘Farid zegt dat je je vader beter hebt gemaakt, die keer dat hij gewond was. Je hebt het gedaan met woorden, zegt hij.’
Ja, maar deze keer had ze geen woorden.
Woorden…
‘Wat is er?’ Doria liet haar handen los en keek haar vragend aan. Farid zat nog steeds hun kant op te kijken, maar Meggie lette niet op hem. Ze gaf Doria een kus op zijn wang. ‘Bedankt!’ zei ze, en ze sprong overeind.
Natuurlijk begreep hij niet waarvoor ze hem bedankte. Woorden. Orpheus’ woorden! Hoe had ze die kunnen vergeten?
Ze liep door het natte gras naar de tent van haar ouders. Mo zal woest zijn! dacht ze. Maar hij blijft wel leven! Had zij dit verhaal niet al een paar keer verder verteld? Het werd tijd om het nog een keer te doen, al zou het dan niet aflopen zoals Mo wilde. De Zwarte Prins moest het slot maar vertellen. Hij zou wel een manier bedenken om alles toch nog tot een goed einde te brengen, ook zonder de Vlaamse Gaai. Want de Vlaamse Gaai moest weg – vóór haar vader samen met hem stierf.
De Krachtpatser was ingedut. Met zijn kin op zijn borst zat hij zachtjes te snurken, en Meggie glipte ongemerkt langs hem.
Haar moeder was wakker. Ze had gehuild.
‘Ik moet met je praten!’ fluisterde Meggie. ‘Kom mee!’
Mo lag diep te slapen. Resa wierp een blik op zijn slapende gezicht en liep achter Meggie aan naar buiten. Ze spraken nog steeds niet veel met elkaar – en dat terwijl Meggie op het punt stond precies dat te doen waarvoor haar moeder heimelijk naar Ombra was gegaan.
‘Als het over morgen gaat…’ Resa pakte haar hand, ‘…niet verder vertellen, maar ik ga mee naar Ombra, ook al wil je vader het niet hebben. Ik wil in elk geval in zijn buurt zijn als hij die burcht in rijdt…’
‘Hij rijdt die burcht niet in.’
De regen viel door de verlepte bladeren alsof de bomen huilden, en Meggie verlangde naar Elinors tuin. Daar klonk de regen zo vredig. Hier spraken de druppels alleen nog maar van dood en gevaar.
‘Ik ga de woorden lezen.’
Stofvinger draaide zich om; even was Meggie bang dat hij aan haar gezicht zag wat ze van plan was en het aan Mo zou vertellen, maar Stofvinger wendde zich weer af en kuste Roxane op haar zwarte haar.
‘Welke woorden?’ Resa keek haar niet-begrijpend aan.
‘De woorden die Orpheus voor je geschreven heeft!’ De woorden waarvoor Mo bijna gestorven was, had ze er bijna aan toegevoegd. Nu zouden ze hem het leven redden.
Resa keek om naar de tent waarin Mo lag te slapen. ‘Ik heb ze niet meer,’ zei ze. ‘Toen je vader niet terugkwam heb ik ze verbrand.’
Nee.
‘Ze hadden hem toch niet kunnen beschermen!’
Tussen de druipnatte netels kwam een glasmannetje tevoorschijn, lichtgroen zoals zoveel glasmannetjes die nog in het bos leefden. Hij nieste, en toen hij Meggie en Resa zag staan ging hij er geschrokken vandoor.
Haar moeder legde haar handen op haar schouders. ‘Hij wilde niet mee, Meggie! Hij had Orpheus opdracht gegeven alleen iets voor ons te schrijven. Je vader wil blijven, ook nu nog, en we kunnen hem geen van beiden dwingen terug te gaan. Hij zou het ons nooit vergeven.’
Resa wilde het natte haar uit haar gezicht strijken, maar Meggie duwde haar hand weg. Het kon niet waar zijn. Ze loog. Mo zou nooit zonder zijn vrouw en dochter hier blijven. Of wel?
‘Misschien had hij ook wel gelijk. Misschien komt alles goed,’ zei haar moeder zacht, ‘en vertellen we Elinor op een dag hoe je vader de kinderen van Ombra redde.’ Maar Resa’s stem klonk niet half zo hoopvol als haar woorden.
‘Vlaamse Gaai…’ fluisterde ze met een blik op de mannen bij het kampvuur. ‘Dat was het eerste cadeautje dat je vader voor me maakte. Een bladwijzer van veren van de Vlaamse gaai. Is dat niet gek?’
Meggie gaf geen antwoord. Resa aaide nog een keer haar natte gezicht en ging terug naar de tent.
Verbrand.
Het was nog donker, maar een paar van kou rillende feeën begonnen al te dansen. Straks zou Mo vertrekken, en niets kon hem tegenhouden. Niets.
Baptista zat in zijn eentje tussen de wortels van de grote eik, waar de wachters ’s nachts in klommen omdat je vanaf de hoogste takken Ombra bijna kon zien liggen. Hij was een nieuw masker aan het naaien. Meggie zag de blauwe veren op zijn schoot en wist wie dat masker straks zou dragen.
‘Baptista?’ Meggie knielde naast hem. De grond was koud en nat, maar het mos tussen de wortels was zo zacht als de kussens in Elinors huis.
Hij glimlachte vol medeleven. Zijn blik troostte haar nog meer dan Doria’s handen. ‘Aha! De dochter van de Gaai,’ zei hij, op de toon die de Krachtpatser Baptista’s marktstem noemde. ‘Welk een schone aanblik in zo’n donker uur. Ik heb voor je vader een goede verstopplaats voor een scherp mes genaaid. Is er nog iets waarmee een arme komediant je kan opbeuren?’
Meggie probeerde naar hem te glimlachen. Ze had zo genoeg van al die tranen. ‘Wil je een lied voor me zingen? Een van de liederen die de Inktwever over de Vlaamse Gaai geschreven heeft? Het moet er een van hem zijn! Het mooiste dat je kent. Een lied vol kracht en…’
‘…hoop?’ Baptista glimlachte. ‘Maar natuurlijk. Voor zo’n lied ben ik ook wel in de stemming. Al is het wél zo…’ voegde hij er op samenzweerderige toon aan toe, ‘…dat je vader het helemaal niet fijn vindt als ze gezongen worden waar hij bij is. Maar ik doe het gewoon zo zacht dat mijn stem hem niet uit zijn slaap haalt. Eens even zien, wat is het juiste lied voor deze sombere nacht?’ Hij aaide nadenkend over het bijna voltooide masker op zijn schoot. ‘Ja,’ fluisterde hij ten slotte. ‘Ik weet het al!’ En zachtjes begon hij te zingen:
Pas maar op, Fluiter, uw eind is nabij.
Zie hoe het de Adder vergaat,
hoe zijn kracht hem langzaam verlaat.
De Gaai heeft hem ervan beroofd,
de Gaai die geen zwaard kan verwonden,
die geen angst kent voor uw helse honden,
die nooit is waar u hem zoekt,
en wegvliegt
als u hem vervloekt.
Ja. Dat waren de juiste woorden. Meggie liet Baptista het lied voorzingen tot ze het regel voor regel kon nazeggen. Toen ging ze een eindje verderop onder de bomen zitten, daar waar het schijnsel van het vuur de nacht nog net verdreef, en schreef het lied in het notitieboekje dat Mo een hele tijd geleden voor haar gebonden had, in dat andere leven, na een ruzie die nu zo onwerkelijk leek. Meggie, je raakt nog verdwaald in die Wereld van inkt. Had hij dat toen niet tegen haar gezegd? En nu wilde hijzelf niet meer weg, zou hij zelfs alleen hier blijven, zonder haar.
Zwart op wit. Ze had heel lang niet meer hardop gelezen. Wanneer was het voor het laatst geweest? Toen ze Orpheus hiernaartoe haalde? Niet aan denken, Meggie. Denk aan die andere keren, aan de Nachtburcht, aan de woorden die hielpen toen hij gewond was…
Pas maar op, Fluiter, uw eind is nabij.
Ja, ze kon het nog steeds. Meggie voelde hoe de woorden gewicht kregen op haar tong, hoe ze zich verbonden met de dingen om haar heen…
Zie hoe het de Adder vergaat,
hoe zijn kracht hem langzaam verlaat.
De Gaai heeft hem ervan beroofd…
Ze stuurde Mo de woorden in zijn slaap, spon er een pantser van, ondoordringbaar zelfs voor de Fluiter en zijn kwaadaardige heer…
…de Gaai die geen zwaard kan verwonden,
die geen angst kent voor uw helse honden,
die nooit is waar u hem zoekt,
en wegvliegt
als u hem vervloekt.
Meggie las Fenoglio’s lied ontelbare keren. Net zo lang tot de zon opkwam.