Het boek
‘Goed dan,’ zei de Lady, en ze wendde zich tot Abby. ‘Morgen kom je het boek brengen.’
‘Welk boek?’
‘Hoezo, welk boek? Is er dan meer dan één boek?’
– Alan Armstrong, Whittington
Het viel niet mee om je handen langzaam te laten werken wanneer ze zo hielden van wat ze deden. Mo’s ogen brandden van het slechte licht, zijn gewrichten deden pijn van de zware kettingen en toch was hij gek genoeg heel gelukkig – alsof hij niet de dood van Adderkop maar de tijd zelf in een boek aan het binden was, en daarmee alle zorgen om de toekomst, alle pijn uit het verleden, tot alleen nog maar het Nu bestond, dit moment waarop papier en leer zijn handen liefkoosden.
‘Zodra ik Brianna bevrijd heb kom ik je met het vuur te hulp.’ Dat had Stofvinger beloofd voor hij hem alleen liet om nog één keer de verrader te spelen. ‘En het lege boek,’ had hij eraan toegevoegd, ‘breng ik ook mee!’
Nu was niet Stofvinger, maar Resa gekomen. Mo’s hart was bijna stil blijven staan toen hij de zwaluw de zaal in zag vliegen. Een van de wachters had zijn boog op haar gericht, maar ze had de pijl ontweken en Mo had een bruin veertje van zijn schouder geplukt. Ze hebben het boek niet gevonden, dat was zijn eerste gedachte toen de zwaluw boven hem op een balk ging zitten. Maar toch – hij was blij dat ze er was.
De Fluiter stond tegen een zuil geleund en volgde al zijn bewegingen met zijn ogen. Was hij van plan om twee weken lang niet te slapen? Of dacht hij soms dat dit boek in één dag gebonden zou zijn?
Mo legde zijn mes weg en wreef zijn vermoeide ogen uit. De zwaluw spreidde haar vleugels alsof ze naar hem zwaaide, en Mo boog snel zijn hoofd om te voorkomen dat de Fluiter haar opmerkte. Maar toen Zilverneus begon te vloeken keek hij weer op.
Langs de muren lekte vuur.
Dat kon maar één ding betekenen: Brianna was vrij.
‘Wat zit je nou te grijnzen, Vlaamse Gaai?’ De Fluiter kwam op hem af. Hij stompte hem zo hard in zijn maag dat hij voorover sloeg en de zwaluw boven hem een schreeuw gaf.
‘Denk je soms dat die vurige vriend van je terugkomt, omdat het hem spijt dat hij je verraden heeft?’ fluisterde Zilverneus. ‘Juich maar niet te vroeg! Deze keer sla ik zijn kop eraf. Eens kijken of hij zonder hoofd ook nog van de doden terugkomt.’
De Vlaamse Gaai popelde om het boekbindersmes in die harteloze borst te steken, maar weer stuurde Mo hem weg. Waar wacht je nog op? vroeg de Gaai. Op het lege boek? Jullie vinden het nooit! Waarom zou ik dan nog vechten? vroeg Mo op zijn beurt. Zonder dat boek ben ik dood, en mijn dochter met mij.
Meggie. Alleen in hun angst om haar waren de boekbinder en de Vlaamse Gaai één. De deur ging open en een tengere figuur kwam de door vlammen verlichte zaal in. Jacopo.
Met kleine stapjes liep hij op Mo af. Kwam hij de Vlaamse Gaai verslag uitbrengen over zijn moeder? Of kwam hij in opdracht van zijn grootvader, om te kijken hoe het nieuwe boek vorderde?
Violantes zoon bleef vlak naast Mo staan, maar hij keek de Fluiter aan.
‘Is hij al bijna klaar?’ vroeg hij.
Zilverneus slenterde naar de tafel waarop de meiden wijn en een schaal koud vlees voor hem hadden neergezet. ‘Als jij hem niet van zijn werk houdt,’ antwoordde hij.
Jacopo stak een hand onder zijn kiel en haalde een boek tevoorschijn. Het zat in een bonte lap gewikkeld. ‘Ik wil dat de Vlaamse Gaai dit boek beter maakt. Het is mijn lievelingsboek.’
Hij sloeg het open en Mo vergat adem te halen. Bloederige bladzijden.
Jacopo keek hem aan.
‘Jouw lievelingsboek? Er is maar één boek waar hij zich mee bezig moet houden. En nu wegwezen jij!’ De Fluiter schonk een kroes wijn in. ‘En zeg in de keuken dat ze meer vlees en wijn naar boven moeten sturen.’
‘Hij hoeft er alleen maar even naar te kijken!’ Jacopo was koppig als altijd. ‘Grootvader vond het goed. Ga maar vragen als je wilt!’ Hij schoof een staafje naar Mo toe, een klein, beduimeld krijtje dat makkelijk in zijn hand paste. Dat was beter dan het mes, een stuk beter.
De Fluiter stopte een stuk vlees in zijn mond en spoelde het weg met wijn. ‘Je liegt,’ zei hij. ‘Heeft je grootvader je wel eens verteld wat ik met leugenaars doe?’
‘Nee, wat dan?’ Jacopo stak zijn kin in de lucht, precies zoals zijn moeder deed, en zette een stap in de richting van Zilverneus.
De Fluiter veegde met een hagelwitte doek het vet van zijn handen en glimlachte.
Mo nam het krijtje tussen zijn vingers en sloeg het lege boek open.
‘Eerst snij ik hun tong eruit,’ zei de Fluiter.
Jacopo deed nog een stap naar hem toe.
‘Echt?’
Hart.
Mo’s vingers trilden bij elke letter.
‘Ja, zonder tong kun je moeilijk liegen, nietwaar?’ zei de Fluiter. ‘Alhoewel – wacht, ik heb ooit een stomme bedelaar gekend die me gewoon stond voor te liegen. Hij praatte met zijn vingers.’
‘En toen?’
De Fluiter lachte. ‘Ik heb ze een voor een afgehakt.’
Kijk op, Mo, anders merkt hij dat je schrijft.
Bloed.
Eén woord nog. Eén enkel woord.
De Fluiter keek zijn kant op. Hij zag het opengeslagen boek. Mo sloot zijn hand om het krijtje.
De zwaluw sloeg haar vleugels uit. Ze wilde hem helpen. Nee, Resa! Maar de vogel zette zich af en vloog over het hoofd van de Fluiter.
‘Die vogel heb ik eerder gezien!’ zei Jacopo. ‘In de kamer van mijn grootvader.’
‘O ja?’ De Fluiter keek naar de lijst waarop de zwaluw was neergestreken en pakte een van de soldaten zijn pijl en boog af.
Nee! Resa, vliegen!
Eén woord nog, maar Mo had alleen oog voor het vogeltje.
De Fluiter schoot en de zwaluw vloog op. De pijl miste haar en ze fladderde recht in het gezicht van de schutter.
Schrijven, Mo! Hij zette het krijtje op het van bloed doordrenkte papier.
De Fluiter sloeg naar de zwaluw. Zijn zilveren neus zakte scheef.
Dood.