De verkeerde angst

Je wenst iets anders dan je wilt, zegt de droom.

Stoute droom. Straf hem. Jaag hem het huis uit.

Bind hem aan de paarden, laat hem achter de paarden aan hollen.

Hang hem op. Hij heeft het verdient.

Geef hem paddenstoelen te eten, giftige.

– Paavo Haavikko, Nur leicht atmen die Bäume

 

Twee dagen en nachten had Mo met Baptista en de Zwarte Prins gezocht naar een plek waar ze honderd of meer kinderen konden verstoppen. Met hulp van de beer hadden ze uiteindelijk een grot gevonden, heel ver weg. De bergflank waarin de grot verscholen lag was steil en onherbergzaam, vooral voor kindervoetjes, en in de kloof ernaast huisde een roedel wolven, maar ze hadden de hoop dat de honden van Krielhaan en de Fluiter hen daar niet zouden vinden – al was die hoop niet al te groot.

Voor het eerst in dagen woog Mo’s hart weer wat lichter. Hoop, niets kon een mens zo gelukkig maken. En niets was fijner dan het vooruitzicht om de Fluiter een loer te draaien en te vernederen tegenover zijn onsterfelijke heer.

Ze zouden niet alle kinderen kunnen verstoppen, natuurlijk niet, maar wel veel, heel veel. Als alles volgens plan verliep zat Ombra straks niet alleen zonder mannen, maar ook bijna zonder kinderen, en moest de Fluiter voor zijn kinderdiefstal van de ene afgelegen boerderij naar de andere trekken, in de hoop dat de mannen van de Zwarte Prins hem niet voor waren geweest en de vrouwen hadden geholpen de kinderen te verstoppen. Ja, als het hun lukte de kinderen van Ombra in veiligheid te brengen zou er veel gewonnen zijn. Eenmaal terug in het kamp voelde Mo zich haast overmoedig, maar toen Meggie hem met een bezorgd gezicht tegemoetkwam verdween die stemming als sneeuw voor de zon. Kennelijk was er alweer slecht nieuws.

Met trillende stem vertelde Meggie over de ruil die de Fluiter de vrouwen van Ombra had aangeboden. De Vlaamse Gaai voor jullie kinderen… De Prins hoefde Mo niet uit te leggen wat dat betekende. In plaats van de kinderen zou hij zichzelf moeten verstoppen, voor alle vrouwen met een kind in de juiste leeftijd.

‘Je kunt maar het beste in de bomen gaan wonen!’ lalde Gekko. Hij was dronken, waarschijnlijk van de wijn die ze vorige week nog van een stel jachtvriendjes van Krielhaan hadden gestolen. ‘Je kunt toch gewoon wegvliegen? Zeggen ze niet dat je zo ook uit Balbulus’ werkplaats gekomen bent?’

Mo had hem maar wat graag een klap voor zijn dronken kop gegeven, maar Meggie pakte zijn hand vast, en de woede die tegenwoordig zo snel bezit van hem nam ebde weg toen hij het bange gezicht van zijn dochter zag.

‘Wat ga je nu doen, Mo?’ fluisterde ze.

Ja, wat moest hij doen? Dat wist hij zelf ook niet. Hij wist alleen dat hij liever naar de Nachtburcht ging dan zich te verstoppen. Vlug wendde hij zijn gezicht af, zodat Meggie de gedachte niet van zijn voorhoofd zou aflezen, want ze kende hem veel te goed.

‘Misschien heeft Resa toch gelijk!’ fluisterde ze, terwijl Gekko hem met bloeddoorlopen ogen aanstaarde en zelfs de Zwarte Prins niet kon verbergen hoe ongerust hij was. ‘Misschien,’ voegde ze er bijna onhoorbaar aan toe, ‘misschien moeten we echt terug, Mo!’

Ze had hem en Resa ruzie horen maken. Hij keek om zich heen, maar kon Resa nergens ontdekken.

Wat ga je nu doen, Mo?

Ja, wat moest hij doen? Moest het laatste lied van de Vlaamse Gaai zo gaan: Maar ze vingen de Gaai nooit, hoe lang ze ook naar hem zochten. Hij verdween spoorloos, alsof hij nooit had bestaan. Wat hij achterliet was het boek, het lege boek dat hij voor Adderkop gebonden had, en daarmee onsterfelijke tirannie. Nee, dat mocht niet het laatste lied zijn. O nee, Mortimer? Wat dan wel? Op een dag werd de Vlaamse Gaai verraden door een moeder die vreesde voor haar kinderen. En de Gaai stierf de gruwelijkste dood die ooit een man op de Nachtburcht gestorven was. Was dat soms een beter einde? Bestond er wel een beter einde?

‘Kom!’ Baptista sloeg een arm om zijn schouders. ‘Ik stel voor dat we dit nieuws eerst eens even wegdrinken. Als de anderen tenminste nog wat overgelaten hebben van de wijn van Krielhaan. Vergeet de Fluiter, vergeet Adderkop, vergeet de kinderen van Ombra, verdrink ze allemaal in rode wijn.’

Maar Mo was niet in de stemming om te drinken. Al had de wijn misschien eindelijk die stem het zwijgen opgelegd, die sinds zijn ruzie met Resa zonder ophouden door zijn hoofd ging: Ik wil niet terug! Nee, nog niet…

Gekko wankelde terug naar het vuur en liet zich tussen Grijper en Elfenschrik zakken. Straks zouden ze weer met elkaar op de vuist gaan, zoals altijd als ze gedronken hadden.

‘Ik ga slapen, dat maakt het hoofd helderder dan wijn,’ zei de Zwarte Prins. ‘Morgen praten we verder.’

De Prins verdween in zijn tent. De beer ging ervoor liggen en keek Mo aan.

Morgen.

Wat nu, Mortimer?

Het werd met de dag kouder. Zijn adem hing wit voor zijn mond toen hij nog een keer om zich heen keek. Waar was Resa toch gebleven? Hij had een bloem voor haar meegebracht, een platte, lichtblauwe bloem, een van de weinige soorten die ze nog niet getekend had. Feeënspiegel heette hij, omdat zich ’s ochtends zoveel dauw tussen de tere blaadjes verzamelde dat de feeën hem als spiegel gebruikten.

‘Meggie, heb jij je moeder gezien?’ vroeg hij.

Maar Meggie gaf geen antwoord. Doria bracht haar net een stukje van het everzwijn dat boven het vuur hing te roosteren. Het zag er prima uit. De jongen fluisterde iets in haar oor en… verbeeldde hij het zich, of werd zijn dochter echt rood? Zijn vraag had ze in elk geval niet gehoord.

‘Meggie… weet jij waar Resa is?’ vroeg Mo nog een keer, en toen Doria hem een snelle, geschrokken blik toewierp moest hij de grootste moeite doen om niet te lachen. Het was een knappe jongen, een beetje kleiner dan Farid, maar wel sterker. Hij vroeg zich vast af of het klopte wat er over de Vlaamse Gaai gezongen werd: dat hij zijn dochter beschermde als zijn oogappel. Nee, eerder als het mooiste boek van de wereld, dacht Mo, en ik hoop maar dat je haar niet net zoveel verdriet doet als Farid, want dan voert de Vlaamse Gaai je zonder pardon aan de beer van de Prins!

Gelukkig had Meggie zijn gedachten deze keer niet gelezen. ‘Resa?’ Ze proefde van het geroosterde vlees en bedankte Doria met een glimlach. ‘Die is naar Roxane gegaan.’

‘Naar Roxane? Maar die is toch hier?’ Mo keek naar de ziekentent. Een van de rovers lag daar te krimpen van de pijn – waarschijnlijk had hij giftige paddenstoelen gegeten – en Roxane stond voor de tent te praten met de twee vrouwen die voor hem zorgden.

Meggie keek onzeker haar kant op. ‘Resa zei dat ze een afspraak met haar had.’

Mo stak de bloem voor Resa in de jurk van zijn dochter. ‘Hoe lang is ze al weg?’ Hij deed zijn best om zorgeloos te klinken, maar Meggie liet zich niet voor de gek houden. Niet door hem.

‘Ze is vanmorgen al vertrokken! Als ze niet bij Roxane is, waar is ze dan wel?’

Wat keek ze hem hulpeloos aan! Ze wist het echt niet. Hij vergat altijd dat ze Resa een stuk slechter kende dan hem. Een jaar was niet zo lang als je je moeder nog helemaal moest leren kennen.

Ben je onze ruzie vergeten? wilde hij antwoorden. Ze is naar Fenoglio gegaan. Hij slikte zijn de woorden in. De angst knelde om zijn borst en hij wilde maar wat graag geloven dat het angst om Resa was. Maar tegen zichzelf loog hij net zo slecht als tegen anderen. Nee, hij was niet bang voor wat er met zijn vrouw kon gebeuren, al had hij daar alle reden toe. Hij was bang dat ergens in Ombra de woorden al werden gelezen; de woorden die hem naar zijn oude wereld terug zouden brengen, als een vis die uit een rivier werd gehengeld en teruggegooid in het meer waaruit hij kwam… Stel je niet zo aan, Mortimer! dacht hij boos. Zelfs al heeft Fenoglio de woorden voor Resa geschreven, wie zou ze moeten lezen? Nou, wie denk je? fluisterde een stemmetje in zijn hoofd.

Orpheus.

Meggie keek hem angstig aan. Doria stond besluiteloos naast haar en kon zijn ogen niet van haar af houden.

Mo draaide zich om. ‘Ik blijf niet lang weg,’ zei hij.

‘Waar ga je heen? Mo!’

Meggie zag dat hij naar de paarden ging en rende achter hem aan, maar hij draaide zich niet om.

Waarom heb je zo’n haast, Mortimer? vroeg hij spottend bij zichzelf. Denk je soms dat je sneller rijdt dan Orpheus de woorden van zijn zalvende tong laat rollen? Het donker viel als een lap uit de lucht, een donkere lap die alles smoorde: de kleuren, het gefluit van de vogels… Resa. Waar was ze? Nog in Ombra of al op de terugweg? En opeens overviel hem die andere angst, die net zo groot was als zijn angst voor de woorden. De angst voor struikrovers en nachtmaren, de herinnering aan vrouwen die ze dood in de bosjes gevonden hadden. Had ze dan tenminste de Krachtpatser meegenomen? Mo vloekte zacht. Nee, natuurlijk niet. Die zat met Baptista en Zwerver bij het vuur en was al zo dronken dat hij het op een zingen zette.

Hij had het kunnen weten. Sinds hun ruzie was Resa heel stil geweest. Was hij vergeten wat dat betekende? Die stilte kende hij toch? Maar in plaats van nog een keer met haar te praten over wat haar stom maakte, bijna net zo stom als toen ze echt niet kon praten, was hij met de Zwarte Prins meegegaan.

‘Mo! Wat doe je?’ Meggies stem was ijl van angst. Doria was achter hen aan gekomen. Meggie fluisterde iets tegen hem en hij rende naar de tent van de Prins.

‘Verdorie, Meggie. Wat moet dat?’ Mo trok de zadelriem aan. Trilden zijn vingers nu maar niet zo.

‘Waar wil je haar gaan zoeken? Je kunt niet weg! Ben je de Fluiter vergeten?’

Ze hield hem tegen. En Doria kwam terug met de Prins. Vloekend gooide Mo de teugels over het hoofd van het paard.

‘Wat doe je daar?’ De Zwarte Prins bleef achter hem staan, met de beer naast zich.

‘Ik moet naar Ombra.’

‘Naar Ombra?’ De Prins duwde Meggie zachtjes opzij en pakte de teugels.

Wat moest hij tegen hem zeggen? Prins, mijn vrouw gaat Fenoglio vragen om woorden te schrijven die mij voor je ogen laten verdwijnen, woorden die de Vlaamse Gaai terugveranderen in wat hij altijd geweest is: niet meer dan het woordenspinsel van een oude man, even plotseling opgelost als het verscheen?

‘Dat is zelfmoord. Je bent niet onsterfelijk, al zeggen de liederen van wel. Dit is het echte leven. Begin je dat soms te vergeten?’

Het echte leven. Wat is dat eigenlijk, Prins?

‘Resa is naar Ombra gegaan. Uren geleden al. Ze is alleen en het wordt nacht. Ik moet achter haar aan.’

…en uitzoeken of de woorden al geschreven zijn, geschreven en gelezen.

‘Maar de Fluiter is in Ombra! Wil je jezelf aan hem cadeau geven? Laat mij een paar mannen achter haar aan sturen.’

‘Wie dan? Ze zijn allemaal dronken.’

Mo spitste zijn oren. Hij dacht de woorden die hem terug zouden sturen al te horen, even dwingend als de woorden die hem destijds tegen de Witte Vrouwen hadden beschermd. Boven hem ruiste de wind in de dorre bladeren en uit de richting van het kampvuur drongen de beschonken stemmen van de rovers tot hem door. In de lucht hing de geur van hars, herfstbladeren en het kruidige mos dat groeide in Fenoglio’s bos. Zelfs in de herfst was het nog bedekt met kleine witte bloemetjes, die als je ze tussen je vingers fijnwreef naar honing smaakten. Ik wil niet terug, Resa.

In de bergen huilde een wolf. Meggie keek geschrokken om. Ze was bang voor wolven, net als haar moeder. Hopelijk is ze in Ombra gebleven, dacht Mo. Ook al zou dat betekenen dat hij langs de wachters moest. Laten we teruggaan, Mo. Alsjeblieft!

Hij sprong op zijn paard. Voor hij het kon verhinderen zat Meggie achter hem. Even doortastend als haar moeder… Ze sloeg haar armen zo stevig om hem heen dat hij niet eens probeerde haar over te halen om te blijven.

‘Zie je dat, beer?’ vroeg de Prins. ‘Weet je wat dat betekent? Dat we er straks weer een lied bij hebben, over de koppigheid van de Vlaamse Gaai en over de Zwarte Prins die hem soms tegen zichzelf moet beschermen.’

Hij vond twee mannen die nog nuchter genoeg waren om paard te rijden. Ook Doria ging mee. Zonder een woord te zeggen klom hij achter op het paard van de Prins. Hij droeg een zwaard dat te groot voor hem was, maar hij kon er heel aardig mee omgaan en kende net zo weinig angst als Farid. De maan stond al hoog aan de hemel, maar voor het licht werd zouden ze in Ombra zijn.

Alleen waren woorden een stuk sneller dan paarden.

Nacht van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html
text_part0086.html
text_part0087.html
text_part0088.html
text_part0089.html