Recht in het hart
Wat hem betrof, was er nog nooit een enkel atoompje verdriet op de vrolijke, zoete oppervlakte van de door dauw schitterende wereld geweest.
– T.H. White, Arthur, koning voor eens en altijd
‘Gelukkig hoefde je de chirurgijn niet te gaan halen!’ Ze liepen samen de steile trap af naar de keuken en Jaspis deed heel erg zijn best om Farid op te vrolijken.
O ja, de chirurgijn achter de stadspoort. Een paar dagen geleden had Orpheus hem nog naar hem toe gestuurd. Hij smeet houtblokken naar je als je hem ’s nachts wakker maakte, of hij kwam aan de deur met een van die tangen waarmee hij kiezen trok.
‘Hoofdpijn! Buikpijn!’ mopperde Farid. ‘Die Kaaskop heeft gewoon weer eens te veel gegeten!’
‘Drie gebraden goudspotters met chocoladevulling, in honing geroosterde feeënnoten en een half biggetje, gevuld met kastanjes,’ somde Jaspis op, maar toen hij Sluiper naast de keukendeur zag zitten dook hij geschrokken weg. De marter maakte Jaspis zenuwachtig, al verzekerde Farid hem nog zo vaak dat marters weliswaar graag achter glasmannetjes aan zaten, maar ze heus niet opaten.
In de keuken was nog maar één meid. Toen hij zag dat het Brianna was bleef Farid aarzelend in de deuropening staan. Ook dat nog. Ze schrobde de pannen van het avondeten, haar mooie gezicht zag grauw van vermoeidheid. Voor Orpheus’ dienstmeiden begon de werkdag vóór zonsopkomst, en hij eindigde vaak pas als de maan hoog aan de hemel stond. Orpheus maakte elke ochtend een inspectieronde door het huis, op zoek naar spinnenwebben en stof, vegen op de ontelbare spiegels, een zwart uitgeslagen zilveren lepel of een overhemd waar ook na het wassen nog een vlek in zat. Als hij iets vond trok hij bij alle meiden iets af van hun karige loon. En Orpheus vond altijd wel wat.
Brianna draaide zich om en veegde haar natte handen aan haar schort af. ‘Wat kom je doen?’
‘Orpheus heeft buikpijn,’ mompelde Farid zonder haar aan te kijken. ‘Je moet thee voor hem zetten.’
Brianna liep naar een van de kasten en pakte een aardewerken pot van de bovenste plank. Farid wist niet waar hij moest kijken. Haar haar had dezelfde kleur als dat van haar vader, maar er zat meer slag in en in het kaarslicht glansde het als het rode goud dat de stadhouder zo graag om zijn magere vingertjes droeg. De speellieden zongen liederen over de schoonheid van Stofvingers dochter en over haar gebroken hart.
‘Wat sta je nou te kijken?’ Ze deed abrupt een stap in zijn richting en klonk zo fel dat Farid onwillekeurig achteruitweek. ‘Ik lijk op hem, hè?’
Het was alsof ze de woorden met haar zwijgen van de afgelopen weken geslepen had, tot het messen waren die ze over zijn hart kon halen.
‘Jij lijkt helemaal niet op hem! Dat zeg ik ook steeds tegen mijn moeder: hij is maar een zwerver, die mijn vader wijsgemaakt heeft dat hij zijn zoon was, net zo lang tot hij dacht dat hij voor dat joch moest sterven!’
Elk woord was een mes, en Farid voelde hoe ze zijn hart aan flarden sneden.
Brianna’s ogen waren niet die van haar vader. Ze had de ogen van haar moeder, en ze keek Farid al net zo vijandig aan als Roxane. Het liefst had hij haar een klap gegeven of een hand op haar mooie mond gedrukt. Maar ze leek gewoon te veel op Stofvinger.
‘Je bent een demon, een boze geest die alleen maar ongeluk brengt.’ Ze gaf hem een kop thee. ‘Hier, breng dit maar naar Orpheus. En zeg dat hij eens wat minder moet eten, dan gaat het vanzelf beter met zijn maag.’
Farid nam de beker met trillende handen aan. ‘Je weet van niets, jij!’ zei hij met schorre stem. ‘Je hebt geen flauw idee! Ik wilde helemaal niet dat hij me terughaalde. Het was veel prettiger om dood te zijn.’
Maar Brianna keek hem zwijgend aan, met de ogen van haar moeder. En het gezicht van haar vader.
Met de hete beker stommelde Farid weer de trap op naar Orpheus’ kamer. Jaspis aaide met zijn kleine glazen handje vol medelijden over zijn haar.