Een nieuw lied

Uit ’t diepe woud komt hoop, en wel

zo dat de vorsten beven.

Zijn haar is zwart als mollenvel,

zij vrezen voor hun leven.

– Fenoglio, Liederen van de Vlaamse Gaai

‘De Vlaamse Gaai is terug van de doden.’ Het was Doria die de Zwarte Prins het nieuws kwam brengen. Vlak voor de ochtend aanbrak struikelde de jongen zijn tent in, zo buiten adem dat hij de woorden nauwelijks over zijn lippen kreeg. ‘Een veenheks heeft hem gezien. Bij de Holle Bomen, waar de genezeressen hun doden begraven. Ze zegt dat hij Vuurdanser ook mee terug genomen heeft. Alsjeblieft! Mag ik het Meggie gaan vertellen?’

Onbegrijpelijke woorden. Veel te fantastisch om waar te zijn. En toch vertrok de Zwarte Prins onmiddellijk naar de Holle Bomen – nadat hij Doria had laten beloven dat hij tegen niemand zou zeggen wat hij hem verteld had: Meggie niet en ook haar moeder niet, Grijper niet en ook geen van de andere rovers, zelfs zijn eigen broer niet, die in diepe slaap naast het vuur lag.

‘Maar de Fluiter schijnt het ook al gehoord te hebben!’ stamelde de jongen.

‘Des te erger,’ antwoordde de Prins. ‘Hoop dan maar dat ik hem eerder vind dan hij.’

Hij reed hard, zo hard dat de beer algauw afkeurend naast hem liep te hijgen. Waarom zo’n haast? Vanwege een dwaze hoop? Waarom wilde zijn hart toch steeds geloven in een lichtpuntje in al die duisternis? Waar haalde het telkens opnieuw de hoop vandaan, terwijl het toch al ontelbare keren teleurgesteld was? Je hebt het hart van een kind, Prins. Had Stofvinger dat niet tegen hem gezegd? En hij heeft Vuurdanser meegenomen. Het kon niet waar zijn. Zulke dingen gebeurden in liederen, in de liederen en verhalen die moeders ’s avonds aan hun kinderen vertelden om hun angst voor het donker weg te nemen…

Hoop maakt onvoorzichtig, ook dat had hij moeten weten. De Zwarte Prins zag de soldaten pas toen ze recht voor hem tussen de bomen opdoken. Ze waren met veel. Hij telde er tien. Ze hadden een veenheks bij zich. Haar magere nek was al opengeschuurd door het touw waarmee ze haar achter zich aan trokken. Waarschijnlijk hadden ze haar gevangen om haar de weg naar de Holle Bomen te laten wijzen. Bijna niemand kende de plek waar de genezeressen hun doden begroeven. De mensen zeiden dat ze er eigenhandig voor zorgden dat het kreupelhout alle wegen erheen aan het oog onttrok, maar sinds hij Roxane geholpen had Stofvinger ernaartoe te brengen wist de Zwarte Prins hoe hij er komen moest.

Het was een heilige plaats, maar in haar angst had de veenheks de Pantsermannen de goede kant op gestuurd. In de verte waren de afgestorven boomtoppen al te zien. Alsof de ochtend ze kaalgevreten had spreidden ze hun grijze takken uit tussen de nog herfstgele eiken, en de Prins bad dat de Vlaamse Gaai er niet was. Beter bij de Witte Vrouwen dan in handen van de Fluiter.

Drie Pantsermannen kwamen van achteren op hem af, met geheven zwaard. De veenheks zakte op haar knieën toen ook haar bewakers hun zwaard trokken en zich naar hun nieuwe slachtoffer omdraaiden. De beer richtte zich op en liet zijn tanden zien. De paarden deinsden terug en twee soldaten deden een paar stappen achteruit, maar ze waren nog steeds met te veel, te veel voor een mes en een stel klauwen.

‘Kijk eens aan, zo te zien is niet alleen de Fluiter zo dom om het geklets van een veenheks te geloven!’ De aanvoerder was bijna net zo bleek als de Witte Vrouwen, zijn gezicht bezaaid met zomersproeten. ‘De Zwarte Prins! Vervloek ik mijn lot omdat ik dat verrekte bos in moet om een geest te vangen, en wie kruist mijn pad? Zijn zwarte broeder! De beloning zal niet zo royaal zijn als die voor de Vlaamse Gaai, maar we worden er allemaal rijk van!’

‘Daar vergis je je in. Als jullie hem aanraken, gaan jullie allemaal dood.’

En zijn stem wekt de doden uit hun slaap en laat de wolf liggen naast het schaap… De Vlaamse Gaai stapte achter een beuk vandaan, zo vanzelfsprekend alsof hij daar op de soldaten had staan wachten. Noem me niet zo, dat is een naam voor de liederen! Hij had het zo vaak van de Vlaamse Gaai te horen gekregen, maar hoe moest hij hem anders noemen?

Vlaamse Gaai. Schor van angst fluisterden ze zijn naam. Wie was hij? De Prins had het zich vaak afgevraagd. Kwam hij echt uit het land waar Stofvinger al die jaren geweest was? En wat voor land was dat dan? Het land waarin liederen waarheid werden?

Vlaamse Gaai.

De beer verwelkomde hem met een brul waar de paarden van steigerden, en de Gaai trok zoals altijd heel langzaam zijn zwaard, het zwaard dat vroeger van Brandvos was geweest en zoveel mannen van de Zwarte Prins het leven had gekost. Het gezicht onder het donkere haar leek bleker dan anders, maar de Prins kon er geen angst in ontdekken. Als je bij de dood op bezoek was geweest vergat je waarschijnlijk wat angst was.

‘Ja, zoals jullie zien ben ik echt terug van de dood, al kan ik zijn klauwen nog voelen.’ Hij praatte afwezig, alsof een deel van hem bij de Witte Vrouwen was achtergebleven. ‘Ik kan jullie de weg wel wijzen, als jullie willen. Het hangt helemaal van jullie zelf af. Maar als jullie liever nog even willen blijven leven…’ De Vlaamse Gaai liet zijn zwaard door de lucht zwiepen alsof hij hun namen schreef, ‘…dan laten jullie hem gaan. En de beer ook.’

Sprakeloos staarden ze hem aan. Hun handen gingen trillend naar hun zwaarden, alsof ze naar hun eigen dood grepen. Niets is zo angstaanjagend als gebrek aan angst. De Zwarte Prins ging naast de Gaai staan en voelde de woorden als een schild om hen heen, de woorden die de mensen overal met gedempte stem zongen: de witte en de zwarte hand van de gerechtigheid.

Vanaf vandaag klinkt er een nieuw lied, dacht de Prins. Hij trok zijn zwaard en voelde zich in zijn hart weer zo jong dat hij het tegen duizend man zou hebben opgenomen. Maar de soldaten van de Fluiter wendden hun paarden en sloegen op de vlucht – voor twee mannen… en de woorden.

Toen ze weg waren liep de Vlaamse Gaai naar de veenheks, die met haar handen voor haar boombastbruine gezicht op haar knieën in het gras zat, en maakte het touw om haar nek los.

‘Een paar maanden geleden heeft een van jullie een akelige wond van mij verzorgd,’ zei hij. ‘Dat was jij niet, hè?’

De veenheks liet zich door hem overeind helpen, maar keek hem niet bepaald vriendelijk aan. ‘Wat wil je daarmee zeggen? Dat wij er in mensenogen allemaal hetzelfde uitzien?’ vroeg ze nors. ‘Nou, omgekeerd is het net zo. Dus hoe zou ik moeten weten of ik je al eerder gezien heb?’ Zonder haar redder nog een blik waardig te keuren strompelde ze weg. De Gaai keek haar na alsof hij was vergeten waar hij was.

‘Hoe lang ben ik weggeweest?’ vroeg hij toen de Zwarte Prins naast hem kwam staan.

‘Meer dan drie dagen.’

‘Zo lang?’ Ja, hij was ver weg geweest, ver, ver weg. ‘Natuurlijk. De tijd verstrijkt anders als je bij de dood bent. Wordt dat niet altijd gezegd?’

‘Dat weet jij nu beter dan ik,’ antwoordde de Prins.

De Vlaamse Gaai zei niets terug.

‘Heb je gehoord wie ik meegebracht heb?’ vroeg hij na een tijdje.

‘Het kost me moeite om zulk goed nieuws te geloven,’ zei de Zwarte Prins schor, maar de Gaai glimlachte en streek hem over zijn korte haar.

‘Je kunt het weer laten groeien,’ zei hij. ‘Degene voor wie je het afgeschoren hebt ademt weer. Alleen zijn littekens heeft hij bij de doden achtergelaten.’

Het kon niet waar zijn.

‘Waar is hij?’ Zijn hart deed nog steeds pijn van de nacht waarin hij met Roxane aan Stofvingers zijde gewaakt had.

‘Bij Roxane, denk ik. Ik heb hem niet gevraagd waar hij naartoe ging. We waren allebei niet zo spraakzaam. De Witte Vrouwen laten stilte achter, Prins, geen woorden.’

‘Stilte?’ De Zwarte Prins trok hem lachend naar zich toe. ‘Wat klets je nou? Geluk laten ze achter, puur geluk! En hoop, eindelijk weer hoop! Ik voel me zo jong als ik me in geen jaren gevoeld heb! Alsof ik bomen uit de grond zou kunnen trekken, die beuk daar misschien niet, maar een heleboel andere wel. Vanavond al zal iedereen zingen dat de Vlaamse Gaai zo weinig angst kent voor de dood dat hij er op bezoek gaat, en de Fluiter zal van woede zijn zilveren neus van zijn gezicht rukken…’

De Vlaamse Gaai glimlachte weer, maar zijn ogen stonden ernstig, heel ernstig voor iemand die heelhuids van de dood was teruggekeerd. En de Zwarte Prins begreep dat er behalve al dat goede nieuws ook slecht nieuws was, een schaduw over al dat licht. Maar ze praatten er niet over. Nog niet.

‘Hoe is het met mijn vrouw en dochter?’ vroeg de Vlaamse Gaai. ‘Zijn ze al… weg?’

‘Weg?’ De Zwarte Prins keek hem verwonderd aan. ‘Nee. Waar zouden ze heen moeten?’

Op het gezicht van de ander streden opluchting en bezorgdheid om voorrang. ‘Op een dag zal ik je ook dat uitleggen,’ zei hij. ‘Maar het is een lang verhaal.’

Nacht van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html
text_part0086.html
text_part0087.html
text_part0088.html
text_part0089.html