Een hond en een vel papier

Als de voetstap minder wordt

van de nacht, steeds minder,

luister dan: mijn leeslamp snort

als een grijze vlinder.

Langs de groen belichte wand

glanzen boekenruggen:

op de reis naar sprookjesland

pijlers voor de bruggen.

– Rainer Maria Rilke, Larenopfer / Vigilien III

Het maanlicht viel op Elinors ochtendjas, op haar nachtjapon, haar blote voeten en de hond die voor haar op de grond lag. Orpheus’ hond. Moest je nou zien hoe hij haar weer aankeek met die altijd droevige ogen. Alsof hij zich afvroeg waarom, om alle spannende geuren ter wereld, ze in het holst van de nacht in haar bibliotheek voor zich uit zat te staren, te midden van zwijgende boeken.

‘Waarom denk je?’ zei Elinor hardop. ‘Omdat ik niet kan slapen, dom beest dat je bent.’ Maar ze gaf hem wel een aai over zijn kop. Zo diep ben je nou gezonken, Elinor! dacht ze, terwijl ze moeizaam uit haar stoel overeind kwam. Je zit hele nachten met een hond te praten. En dat terwijl je een hekel hebt aan honden, en aan deze al helemaal, want met elke hijgerige ademhaling herinnert hij je aan zijn afschuwelijke baasje.

Ja, de hond had ze gehouden, ondanks de pijnlijke herinneringen die hij wekte, en de stoel ook, hoewel de Ekster erin gezeten had. Mortola… Hoe vaak dacht ze niet haar stem te horen als ze de stille bibliotheek in kwam, hoe vaak zag ze Mortimer en Resa niet tussen de kasten staan of Meggie voor het raam zitten, met een boek op haar schoot, haar gezicht verborgen achter haar steile blonde haar… Herinneringen. Dat was alles wat ze nog had. Niet tastbaarder dan de beelden die boeken opriepen. Maar wat bleef er over als ze deze herinneringen ook nog kwijtraakte? Dan was ze definitief weer alleen, met de stilte en de leegte in haar hart. En met een lelijke hond.

Wat zagen haar voeten er oud uit in het vale maanlicht. Maanlicht! dacht ze, wiebelend met haar tenen. In veel verhalen bezat het magische krachten. Allemaal gelogen. Haar hele hoofd zat vol met gedrukte leugens. Ze kon niet eens naar de maan kijken zonder dat haar blik door een waas van letters vertroebeld werd. Kon je al die woorden maar uit je hart en hersens wissen en de wereld tenminste één keer alleen met eigen ogen zien.

Hemel, Elinor, wat ben je weer in een stralend humeur, dacht ze. Ze liep naar de vitrine waarin ze bewaarde wat Orpheus behalve zijn hond nog meer had achtergelaten. Je wentelt je in zelfmedelijden, zoals die domme hond zich wentelt in elke plas die hij tegenkomt.

Het velletje papier onder het beschermende glas zag er onopvallend uit, doodgewoon lijntjespapier, dichtbeschreven met lichtblauwe inkt. Niets vergeleken met de schitterend verluchte boeken in de andere vitrines, al zag je aan elke letter dat Orpheus verschrikkelijk ingenomen was met zichzelf. Ik hoop dat de vuurelfen dat arrogante lachje van zijn lippen geschroeid hebben, dacht Elinor terwijl ze de vitrine openmaakte. Ik hoop dat de Pantsermannen hem gespietst hebben – of nog beter: dat hij in het Woud zonder Wegen de hongerdood gestorven is, en wel heel, heel langzaam. Het was niet de eerste keer dat ze Orpheus’ jammerlijke einde in de Wereld van inkt voor zich zag. Nergens genoot haar eenzame hart zo van als van die beelden.

Het vel begon al te vergelen. Goedkoop papier. Ook dat nog. En aan die woorden zag je beslist niet af dat ze de schrijver naar een andere wereld hadden gevoerd, pal voor Elinors neus. Naast het vel papier lagen drie foto’s: een van Meggie en twee van Resa; een van haar als kind en eentje, pas een paar maanden geleden genomen, waarop ze samen met Mortimer stond. Moest je ze zien lachen. Zo blij. Er ging haast geen nacht voorbij zonder dat Elinor naar deze foto keek. De tranen biggelden inmiddels niet meer over haar wangen als ze dat deed, maar ze waren er nog wel, in haar hart. Zoute tranen. Haar hart zat er boordevol mee. Een verschrikkelijk gevoel.

Verdwenen.

Meggie.

Resa.

Mortimer.

Ze waren nu al bijna drie maanden weg. Meggie zelfs een paar dagen langer…

De hond rekte zich uit en sjokte slaperig op haar af. Hij duwde zijn neus in de zak van haar ochtendjas, want hij wist dat daar altijd hondenkoekjes in zaten.

‘Goed, goed,’ mompelde ze, en ze stak zo’n vies ding in zijn bek. ‘Waar zit je baasje, nou?’ Ze hield het vel onder zijn snuit en het domme beest snuffelde er nog aan ook, alsof hij Orpheus echt achter de letters zou kunnen ruiken.

Elinor tuurde naar de woorden en vormde ze met haar lippen: ‘In de stegen van Ombra…’ Hoe vaak had ze de afgelopen weken niet zo gestaan, omringd door boeken die, nu ze weer alleen met ze was, niets meer voor haar betekenden. Ze zwegen alsof ze wisten dat hun eigenares niet zou aarzelen om ze allemaal tegelijk in te ruilen tegen de drie mensen die ze was kwijtgeraakt. Kwijtgeraakt in een boek.

‘Verdorie, ik moet en zal het leren!’ Ze klonk als een koppig kind. ‘Ik zál leren zo te lezen dat de woorden mij ook opnemen, o ja, reken maar!’

De hond keek haar aan alsof hij haar op haar woord geloofde, maar zelf geloofde Elinor er niets van. Nee, zij was geen tovertong. Al oefende ze tien jaar of nog langer, de woorden klonken niet als zij ze uitsprak. Ze zongen niet. Niet zoals voor Meggie en Mortimer – of die driedubbel overgehaalde Orpheus. Terwijl ze er haar hele leven zo van had gehouden.

Het papier trilde tussen haar vingers toen ze begon te huilen. Daar kwamen ze weer, de tranen, al had ze ze nog zo lang bedwongen, al die tranen in haar hart. Het stroomde domweg over. Elinor moest zo hard huilen dat de hond geschrokken zijn kop introk. Wat zot dat er water uit je ogen kwam, terwijl je pijn had aan je hart. In boeken waren tragische heldinnen meestal beeldschoon. Geen woord over dikke ogen of een rode neus. Ik krijg altijd een rode neus als ik huil, dacht Elinor. Dat is vast ook de reden dat ik niet in een boek voorkom.

‘Elinor?’

Ze draaide zich met een ruk om en droogde haastig haar tranen.

Darius stond in de deuropening, in de veel te grote ochtendjas die ze hem voor zijn verjaardag gegeven had.

‘Wat is er?’ vroeg ze pinnig. Waar had ze die zakdoek nou weer gelaten? Ze viste hem uit haar mouw en snoot haar neus. ‘Drie maanden, ze zijn al drie maanden weg, Darius! Is dat soms niet om te huilen? Ja, dat is het wel! Kijk me niet zo meewarig aan, met die uilenogen van je. Hoeveel boeken we ook kopen…’ ze wees met een armgebaar naar de goedgevulde boekenkasten, ‘…hoeveel we er ook op de kop tikken, ruilen, pikken – niet één vertelt me wat ik weten wil! Duizenden bladzijden, en op niet een ervan staat ook maar één woord over degenen van wie ik horen wil. Wat kunnen al die anderen me schelen? Alleen hún verhaal wil ik horen! Hoe gaat het met Meggie? Hoe gaat het met Resa en Mortimer? Zijn ze gelukkig, Darius? Leven ze nog wel? Zie ik ze ooit nog terug?’

Darius keek naar de rijen boeken alsof het antwoord daar misschien toch ergens te vinden was. Maar hij zweeg, net als al die bedrukte bladzijden.

‘Ik maak wat melk met honing voor je,’ zei hij na een tijdje, en hij verdween naar de keuken.

Elinor was weer alleen met de boeken, het maanlicht en de lelijke hond van Orpheus.

Nacht van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html
text_part0086.html
text_part0087.html
text_part0088.html
text_part0089.html