Komkomma
Vroeger hield ik heel erg van de komma. Nu hou ik er nog wel van, maar vroeger was de komma bijna een obsessie. Het leesteken was voor mij lange tijd ook een struikelblok bij het krijgen van een relatie. Vaak wilde ik te snel van een meisje weten wat ze van de komma vond. De meesten vonden daar natuurlijk helemaal niks van. En bij nader inzien zagen ze ook niets in een relatie met iemand die er wél iets van vond.
Door mijn passie voor de komma dreigde voor mij een eenzaam bestaan. Maar toen was daar het moment waarop ik met Sinterklaas van mijn moeder taaitaai kreeg. Ik had al wel vaker taaitaai gehad, maar nooit eerder had ik stilgestaan bij dat woord. Taai plus taai. Twee keer hetzelfde. Taaitaai. Ik vond het zo bijzonder dat ik besloot alle woorden die zichzelf herhaalden van over de hele wereld te gaan verzamelen. Dat werd een hopeloze maar boeiende zoektocht. En hoe het precies werkte, weet ik niet, maar vanaf het moment dat ik besloot herhalingswoorden te gaan verzamelen, was het stukken gemakkelijker om een meisje te krijgen. Misschien vonden ze het leuk als ik poespoes, jamjam of blubblub tegen hen zei. Het kan ook zijn dat ze het zelf fijn vonden om hoho, nounou of jaja te zeggen. De herhalingswoorden deden me hoe dan ook geen kwaad en via die woorden kon ik – wanneer de relatie al een tijdje standhield – toch weer over de komma beginnen. Meestal volgde dan wel een dipje in de relatie, maar ik werd niet meteen weer hardvochtig aan de kant geschoven.
Het is inmiddels lang geleden dat dit speelde. En ik dacht dat ik er ook helemaal overheen gegroeid was, tot ik in de Boekenweek van 2010 het Boekenweekgeschenk van Joost Zwagerman las, getiteld Duel. In het begin van het boek, op pagina 6, schrijft hij: ‘Het water had hem gepijnigd, maar had hij op zijn beurt het water beschadigd?’ En daarachter volgt dan meteen: ‘Kom, kom.’
Zwagerman zet een komma tussen het eerste en het tweede ‘kom’. Dus er staat niet ‘komkom’, maar ‘kom, kom’, zoals Frits van Turenhout vroeger op de radio de uitslag voorlas van een wedstrijd die geen doelpunten had opgeleverd: Veendam-Helmond Sport nulll-nulll.
Maar in tegenstelling tot Van Turenhouts nulll-nulll is Zwagermans ‘kom, kom’ volstrekt tegennatuurlijk. Vergelijk het met de zin: ‘Ik kom klaar.’ Als iemand dat zegt, is dat prima, niks aan de hand. ‘Fijn’, zou je er zelfs nog bij kunnen denken. Maar zet je na ‘kom’ een komma, dan krijg je iets heel anders. ‘Ik kóm, klaar.’ De komma zorgt er dan voor dat het laatste woord de betekenis krijgt: ‘En nou wegwezen.’
Je kunt toch ook niet de roepieroepie van Toon Hermans van een komma gaan voorzien. Dan blijft er van die vogel niks over. Roepie, roepie. Die vogel is juist zo mooi omdat het de roepieroepie is. En je gaat ook niet in woorden als tuuttuut en hoho een komma zetten. Dan krijg je: tuut, tuut, ho, ho. Dat is vertraagd claxonerend praten tegen een hoogbejaarde die op een snikhete zomerse dag met zijn rollator voorbijschuifelt.
Maar goed, mijn opwinding over Zwagermans ‘kom komma kom’ was niet van al te lange duur. En die heeft me ook niet belet om zijn Boekenweekgeschenk helemaal uit te lezen. En daardoor belandde ik – helaas zou ik bijna willen zeggen – ook op pagina 73, waar Zwagerman schrijft over ‘een Marokkaan met een hoeveelheid gel in het haar van minstens tien zaadlozingen’.
Een naargeestige zin is dat, want juist in dezelfde week dat ik hem las, sprak op tv de gelukzalige priester Antoine Bodar over z’n zaadlozingen. Bodar leeft in volledige seksuele onthouding, maar hij heeft wel natte dromen. Het zaad moet uit de man, zei hij in de tv-uitzending.
Hoeveel zaad dat in zijn geval is, vertelde hij er niet bij, maar ik schat dat zijn kwakjes samen toch al snel een hele kwak opleveren. In ieder geval zoveel dat die zin van Zwagerman heel lang in mijn hoofd is blijven hangen als: ‘Een Marokkaan met een hoeveelheid gel in het haar van minstens tien zaadlozingen van Antoine Bodar.’
Vreselijk. Dat beeld heb ik weken met me meegedragen en ik zag ze op straat ook voortdurend lopen, die Marokkanen met ...
Bah. Of eerder nog bahbah en misschien in dit geval zelfs wel: bah komma bah.