Werkendam
Je hebt er heel wat van. Mensen die een beroep hebben en er ook nog iets naast doen en daarmee bekendheid verwerven: de fietsende melkboer, de schaatsende postbode, de huilende madonna, de vliegende non, noem maar op. En zo bestaat er ook de zingende slager. Dat is Wim van den Heuvel uit Werkendam, een klein plaatsje tussen Breda en Utrecht.
Ik moest een keer samen met Wim een avond verzorgen in de bibliotheek van Werkendam. Ik zou wat vertellen over taal en hij zou als plaatselijke coryfee enkele liedjes zingen: smartlappen en schlagers. Dat laatste genre paste natuurlijk goed bij zijn artiestennaam: de zingende slager.
Maar er kwam die avond geen publiek opdagen. Nou ja, in totaal waren er uiteindelijk drie toehoorders: een buurvrouw en een oom en een tante van de zingende slager. Verder waren er nog een paar mensen van de organisatie.
Daar zaten we dan in Werkendam. Het plaatsje had ook al uitgestorven geleken toen ik het binnen kwam rijden. En in de bibliotheek werd ik direct gewaarschuwd door de organisatie. Bij een voordracht van detectiveschrijver René Appel waren er ooit twee toehoorders geweest. Maar Appel had zijn voordracht tóch gehouden, voegde men eraan toe. Daar wilde ikzelf liever niet aan beginnen. De drie toehoorders die er nu zaten, waren ook duidelijk voor de zingende slager gekomen. Die verklaarde de geringe opkomst blijmoedig met de zin: ‘Mijn aanwezigheid schrikt de bommen af.’ Het was volgens hem een zin die koningin Wilhelmina in de Tweede Wereldoorlog ooit gebruikt had toen ze meende dat het niet nodig was in een schuilkelder te gaan zitten tijdens een bombardement.
‘Zal ik een programma van een halfuur doen?’ stelde Wim voor. Dat vond zijn buurvrouw een goed idee. Nadat we ons over de zaal hadden verspreid, begon de zingende slager met zijn optreden. Het was een openbaring. Binnen vijf minuten had hij de hele zaak op z’n kop staan, alsof er honderden mensen zaten: hij zong hartstochtelijk, hij danste vol overgave en tussen de liedjes door hield hij korte conferences. Zo vertelde hij dat hij niet alleen een artiestennaam had, maar ook nog een bijnaam: Wim de Kater. Zijn vader was vroeger altijd heel bang geweest voor een kat, die evenwel een poes bleek te zijn. ‘Ik ben ook bang voor de poes’, zei Wim, die eerder al duidelijk had gemaakt dat hij homofiel was.
Het mooiste nummer dat hij zong, vond ik: Ik heb het echt met jou gehad. Omdat er zo weinig mensen in de zaal zaten, kon hij bij het zingen van die regel gemakkelijk iedereen persoonlijk aankijken. Hij leek het te menen, zeker omdat hij ook nog zo nadrukkelijk met z’n vinger priemde. Maar uiteindelijk gaf hij ons toch allemaal een vette knipoog. Dat was een hele opluchting. Na zijn laatste lied volgde van het kleine publiek een groot applaus. De zingende slager was een echte artiest, besefte ik. ‘Maar morgenvroeg sta ik weer met evenveel plezier worst te maken’, zei hij nog. Hierop klapten we opnieuw onze handen stuk.