Kerk en homo
Met carnaval 2010 weigerde pastoor Luc Buyens van de Brabantse gemeente Reusel de hostie te geven aan de toenmalige prins carnaval van Reusel, Gijs Vermeulen oftewel Gijs d’n Urste. Een hostie is een schijfje brood, volgens traditioneel recept van de middeleeuwse bakker Bart sinds 1235 gebakken van ongezuurd tarwemeel.
In de katholieke kerk worden hosties in een kerkdienst uitgedeeld tijdens de zogenoemde communie. Kerkgangers komen dan naar voren en krijgen van de pastoor een hostie in hun hand gestopt. Die zegt daarbij dan: ‘Het lichaam van Christus.’ Er bestaat overigens een mop over een pastoor die zich ooit vergiste toen er een beeldschone vrouw tegenover hem stond. In plaats van ‘Het lichaam van Christus’ zei hij: ‘Christus, wat een lichaam.’
Omdat het om het lichaam van Christus gaat, is het opeten van een hostie in feite een vorm van kannibalisme. Je kunt daaraan nog zien dat katholieken van huis uit allemaal heidenen zijn. Daarmee wil ik overigens niks ten nadele van heidenen zeggen, want een van hen, Eric Heiden, behoort tot de beste olympische sporters ooit.
Prins Gijs d’n Urste kreeg daags voor de traditionele carnavalsmis in Reusel een telefoontje van pastoor Luc Buyens. Gijs is katholiek, hij heeft ooit het vormsel ontvangen, dus er leek geen vuiltje aan de lucht. Maar Gijs is niet alleen katholiek, hij is ook homofiel, wat in Reusel algemeen bekend is. Homo’s leven echter volgens de leer van Buyens in grote zonde. Gijs is een vieze vuile flikker, volgens de pastoor, al gebruikte hij die woorden niet letterlijk. Hij zei dat hij in zijn maag zat met de geaardheid van Gijs. Een hostie krijgen kon wegens die geaardheid niet, aldus de goede herder, die daarin niet werd tegengesproken door de Nederlandse bisschoppen. Sterker nog: het niet willen uitreiken van de hostie aan Gijs was hem door de bisschoppen ingefluisterd.
Het was een kolderieke aangelegenheid, die goed paste bij carnaval. We weten allang dat homofilie juist ook in goddelijke kring geen onbekend verschijnsel is. In de Griekse en Romeinse mythologie zijn er voorbeelden te over. Neem de Romeinse god Bacchus. Die richtte vrij geregeld een bacchanaal aan, door hemzelf uitgesproken als bacch-anaal.
Ook in de Bijbel is homofilie overduidelijk aanwezig. In latente vorm onder anderen bij de Heilige Geest. In de homoscene wordt de Heilige Geest daarom ook wel de Heilige Gay genoemd. En op homo-ontmoetingsplaatsen langs de snelweg – waar hij soms uit het niets opduikt – kennen ze hem zelfs als het Heilige Beest. In het bijbelvers Lucas 3:22 staat ook dat de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op hém neerdaalde.’ Er staat duidelijk op ‘hem’ en niet op ‘haar’.
Bovendien is door enkele bijbelvorsers vastgesteld dat zeker drie van de twaalf apostelen homofiel waren. Judas behoorde niet bij hen, maar Filippus wel. Die vroeg tijdens het laatste avondmaal aan Jezus, en ik citeer: ‘Toon mij Uw Heer.’ Hoe duidelijk wil je het hebben? Tegenwoordig spreken we eerder van iemand de jongeheer tonen, maar het komt natuurlijk op hetzelfde neer. Een van de bijbelboeken heet ook niet voor niets de Handelingen van de Apostelen.
Verder is door enkele taalkundigen weleens geopperd dat een bijbels woord als aartsvader mogelijk afgeleid is van ‘aarsvader’. En de bijbelse uitdrukking ‘weten waar Abraham de mosterd haalt’ spreekt natuurlijk helemaal voor zich. De kerk is overduidelijk ontstaan uit de homocultuur. Dus, priesters en bisschoppen, weert niet de homo maar eert de homo.