Eddie Hapgood
Het lijkt voor de hand te liggen dat de mooiste sportboeken verhalende boeken zijn, omdat je daarin veelal ook de mooiste zinnen tegenkomt, waarbij de aanname dan is dat mooie zinnen de schoonheid van een boek bepalen. Maar een prachtig sportboek met daarin mijn mooiste sportzin ooit gelezen, is allesbehalve een verhalend boek. Het is een encyclopedie: de Encyclopedie van de voetbalsport uit 1955, onder redactie van Leo Pagano en René Mariën.
Het is een curieuze encyclopedie, vooral door de – vanuit nu bekeken – verrassende keuzes die de redacteuren hebben gemaakt. Zo vind je er een opsomming in van alle landskampioenen uit Luxemburg vanaf 1910, plus daarbij ook nog de Luxemburgse bekerwinnaars.
Sommige trefwoorden in de encyclopedie zijn op zich al de moeite waard, zoals Zilveren Brievenbus Toernooi, een voetbaltoernooi dat in 1947 in het leven werd geroepen door de ptt; en gebrokenbenenfonds, een financieel steunfonds voor onfortuinlijke spelers, in 1946 opgericht door de supportersvereniging Vrienden van Ado. Het gebrokenbenenfonds kreeg zijn geldmiddelen via donaties en de jaarlijks te organiseren wedstrijden om de Vrijheidskelk.
De encyclopedie heeft het ook over het 4-2-4-systeem. Dat systeem wordt in het boek ‘de Zwitserse grendel’ genoemd. Die benaming is hier nu volkomen onbekend maar het systeem zelf is juist wel heel gangbaar, al schrijven Pagano en Mariën er in 1955 over dat het buiten Zwitserland nooit veel furore heeft gemaakt, behalve dan bij sommige clubs, zoals het Haarlemse edo (Eendracht Doet Overwinnen).
In de Encyclopedie van de voetbalsport kwam ik dus ook de allermooiste zin tegen uit alle sportboeken die ik ooit heb gelezen. Hij staat bij het trefwoord Hapgood, om preciezer te zijn bij Edris Albert Hapgood oftewel Eddie Hapgood, geboren in 1908. Eddie was een Engelse voetballer, die in 1945 zijn laatste wedstrijd als linksback voor Arsenal speelde en nadien manager werd van de Blackburn Rovers.
Volgens de encyclopedie werd Eddie op zestienjarige leeftijd ontdekt toen hij een melkwijkje had in Bristol en bij het onbeduidende Kettering speelde. De melk zou hij ook na zijn ontdekking niet verloochenen. Na elke wedstrijd dronk hij zijn gebruikelijke melkrantsoen, behalve als hij een bekerwedstrijd won. Dan dronk-ie thee. De kranten zullen daar destijds ongetwijfeld op hebben ingespeeld. Die schreven natuurlijk niet ‘Arsenal wint opnieuw de beker’, maar ‘Eddie Hapgood drinkt weer thee’.
In totaal kwam Eddie 43 keer uit voor het Engelse nationale team. Good old Eddie, zo schrijft de encyclopedie, was zeer snel, maar, en dan komt de zin die zijn gelijke in de geschiedenis van de sportjournalistiek wat mij betreft niet kent, hou u vast, hier komt die zin: ‘Eddie had één nadeel: een te dun schedeldak.’
Eerst is er die aanloop: ‘Eddie had één nadeel’, met de spanningverhogende klemtoontekens bij ‘één’. Dan is er het inhouden via de dubbele punt, vergelijkbaar met de bewuste aarzeling bij het nemen van een Panenka-strafschop. Die dubbele punt is hier ook voer voor wilde speculaties: wat in godsnaam kan er met Eddie loos zijn geweest? Wenste Eddie vanwege godsdienstmotieven niet op zondag te spelen? Was Eddie een onverbeterlijke rokkenjager? Of moest hij herhaaldelijk een beroep doen op de Engelse variant van het gebrokenbenenfonds? We zullen het snel weten, want na een dubbele punt wordt elk geheim prijsgegeven. En dan blijkt – en werkelijk niemand had dat kunnen bevroeden – dat zijn nadeel een te dun schedeldak is, waarbij het woordje ‘te’ het schedeldak dunner maakt dan je voor schedeldaken ooit voor mogelijk zou kunnen houden. Knappe sportjournalist die daar nog ooit overheen weet te komen.
Het is inmiddels jaren geleden dat ik de Encyclopedie van de voetbalsport tweedehands kocht, maar sindsdien ben ik me altijd blijven interesseren voor schedeldaken, in het bijzonder dunne schedeldaken, waarover in de wetgeving ook nog een artikel is opgenomen. Als je iemand met een te dun schedeldak lichamelijk iets aandoet, kun je achteraf niet zeggen dat het veroorzaakte letsel de schuld is van het slachtoffer zelf omdat hij of zij een te dun schedeldak heeft. Het artikel heet officieel de regel van de eierschaalschedel.
Bij Eddie Hapgood openbaarde zijn dunne schedeldak zich in zijn volle omvang als hij een bal kopte. ‘Dikwijls’, zo staat er in de encyclopedie, ‘viel hij daardoor bewusteloos neer.’ En dan lag hij natuurlijk minutenlang op het veld, tot hij weer bijkwam, opveerde en gewoon verder speelde, tot zijn te dunne schedeldak hem opnieuw vloerde, want ondanks zijn eierschaalschedel ging Eddie de kopduels niet uit de weg. Eddie Hapgood overleed op 20 april 1973 op 64-jarige leeftijd. Of zijn te dunne schedeldak daarbij een rol heeft gespeeld, is onbekend.