Eeuwige komkommertijd
Op een dag in 2011 overviel het me: een groot verlangen naar de komkommertijd. Het was nog niet eens lente, maar pas einde winter. En de komkommertijd is iets voor de zomer, als het kabinet en de Tweede Kamer op vakantie zijn, de voetbalcompetitie stilligt, oorlogen op een laag pitje komen te staan en de kranten heel erg dun worden. Dan weet je het: het is weer zover, komkommertijd.
Het eerste komkommernieuws is steevast dat Elvis Presley toch niet dood is, maar dat hij nog ergens leeft, bijvoorbeeld op een eiland voor de kust van Groenland, waar hij zich bezighoudt met het volgen van de walvistrek. Kort erna verschijnt er dan een artikel in een krant over iemand die een briefkaart heeft ontvangen die tientallen jaren geleden gepost is. Zo’n artikel kan gaan over een juffrouw Tamminga uit het pittoreske Huppelschoten, voor wie in 1939 een kaart op de bus is gedaan door haar tante Emmie uit Ravenstein. Kunstenares Hendrikje de Waal uit de Jan van Gamerenstraat in Uffelte kocht de bewuste brievenbus op het Waterlooplein. Ze was net gestart met een nieuw kunstproject, getiteld ‘Een kijkje in de bus’ en in het kader daarvan zaagde ze de voorkant van de gekochte brievenbus open, waarna de kaart uit 1939 bestemd voor juffrouw Tamminga tevoorschijn kwam, vastgeklemd in een lasnaad van de bus. Dat soort werk.
De komkommertijd komt ten slotte echt goed op stoom als kranten en nieuwsprogramma’s melding maken van dieren die uit een dierentuin zijn ontsnapt. Meestal zijn het er een stuk of drie, zodat het even kan duren voordat ze weer allemaal terug zijn. Ze worden de ene dag hier en de volgende dag daar gesignaleerd, en altijd ook weer minimaal één keer door een boer die in een wei net z’n koeien aan het melken is – alsof zulke boeren nog zouden bestaan.
Normaal gesproken ben ik heel blij als de komkommertijd weer voorbij is en de kranten dikker worden en er weer echt wat gebeurt in de wereld. Maar op die dag aan het einde van de winter dacht ik daar opeens heel anders over. Ik had er toen een moord voor willen doen als de komkommertijd stante pede was begonnen en nooit meer op zou zijn gehouden. Want de ellende die over de mensheid uitgestort werd, was niet meer te verdragen. Je had Japan 1, 2 en 3: de aardbeving, de tsunami en de kernramp. Je had de onvoorspelbare toestand in Libië. Verder was er Bahrein, Jemen, Ivoorkust, de cholera op Haïti, het monster Robert M., de onverbeterlijke bonusmannen van de Nederlandse banken. En dan hing ook nog eens het drama van de ehec-bacterie in de lucht. Het was gewoon te veel.
Bovendien waren ze wat die kernramp in Japan betreft opeens komen aanzetten met millisieverts. Nooit eerder had iemand het daarover gehad. Millisieverts. Op school heb ik echt van alles geleerd: de wet van de communicerende vaten, de Wet van Buys Ballot, de Maagdenburger halve bollen, Bonifatius die bij Dokkum werd vermoord, maar over het bestaan van millisieverts heeft geen enkele leraar me ooit iets verteld. Het is een angstaanjagend woord. Millisieverts. Het betreft een niveau van stralingsgevaar, vernoemd naar de Zweedse fysicus Rolf Sievert. Hij overleed op 3 oktober 1966, precies op de dag dat de School voor Journalistiek in Utrecht werd geopend. Vandaar ook dat Nederlandse journalisten die hun opleiding aan die school genoten, onmiddellijk vertrokken uit Japan toen de eerste millisieverts vrijkwamen. Die wisten wél wat het betekende.
Eén millisievert is gelijk aan 0,001 sievert. Op een zeker moment bereikte de straling bij de beschadigde centrales in Japan een niveau van twintig millisieverts per uur, terwijl drie millisieverts per jaar een normaal stralingsniveau is.
Ik werd er heel somber van, ook al omdat ik net spinazie in mijn tuin had gezaaid. Ten tijde van de kernramp in Tsjernobyl, dat indertijd nog in de Sovjet-Unie lag, bleek spinazie als een magneet alle straling aan te trekken. En toen was er van millisieverts nog geen sprake. Dus ik dacht: nu zal het alleen nog maar erger worden. En ik dacht ook: het zou goed zijn als ze bij de vn met algemene stemmen een resolutie aannamen over het recht op komkommertijd. En ook God wilde ik op dat punt aanspreken, al besefte ik wel dat ik de komkommertijd die hij elke zomer aan ons gaf tot dan toe nooit echt op z’n juiste waarde had geschat. En dat speet me zeer, wat ik hem via een gebed ook liet weten: ‘Vergeef me, Heer, voor mijn onnadenkendheid, voor mijn ondankbaarheid voor de komkommertijden die u sinds mensenheugenis al schonk, maar ik ben bekeerd. Ik vraag u nu: geef ons en geef alle mensen meer, veel meer komkommertijd. Ja, ik smeek u op mijn knieën: geef de wereld de eeuwige komkommertijd.’