Audrey, deel een: drie nachten gewacht

Image

Die nacht slaap ik niet – na de dag van de schommel.

Continu zie ik voor me hoe Marv dat meisje de lucht in duwt, of ik zie hem met haar naar ons toelopen, hand in hand. Rond middernacht hoor ik Marvs stem bij mijn voordeur. Wanneer ik opendoe, staat hij daar, en hij ziet er precies uit zoals hij zich voelt.

‘Kom eens naar buiten,’ zegt hij, en zodra ik dat doe, omhelst mijn goede vriend Marvin Harris me. Hij omhelst me zo stevig dat ik hem kan ruiken en het geluk kan proeven dat uit hem naar buiten lekt.

Dus Ritchie en Marv zijn af. Die boodschappen heb ik zo goed als ik kon afgeleverd.

Nu is er nog maar één over.

Audrey.

Ik wil geen tijd verspillen. Ik ben zo ver gekomen sinds de overval. Ik heb me door elf boodschappen heen geworsteld, en dit wordt de laatste. De allerbelangrijkste.

De volgende avond ga ik linea recta naar Audreys huis, waar ik op de uitkijk ga staan. Een tijdlang verwacht ik Daryl en Keith weer te zien, maar die komen niet. Ik weet waar ik mee bezig ben, en in zo’n geval lijken ze me doorgaans met rust te laten.

Ik zit niet recht tegenover Audreys huis, maar in een klein parkje iets verderop in haar straat. Het is een nieuw speeltuintje. Klein en hele maal van plastic. Het gras is gemaaid en ziet er netjes uit.

Haar huis staat in zo’n complex met ongeveer acht of negen andere rijtjeshuizen. Ze lijken allemaal aan elkaar geniet. De auto’s staan in rijen geparkeerd.

Drie avonden ga ik erheen. Steevast komt Simon opdagen, maar die ziet me nooit zitten in het park. Hij zit met zijn gedachten helemaal bij Audrey en bij wat ze zo dadelijk allemaal gaan doen. Zelfs vanuit het park kan ik het verlangen in hem zien wanneer hij aan komt rijden.

Zo gauw hij eenmaal binnen is, kom ik dichterbij, ga bij de brievenbussen staan, en kijk.

Ze eten.

Ze hebben seks.

Ze drinken.

Ze hebben nog meer seks.

Het geluid glipt onder de deur door terwijl ik daar sta en terugdenk aan het gesprek dat ik met Simon had met kerst toen hij me bij Milla had opgepikt.

Ik weet wat ik Audrey moet geven.

Audrey houdt van niemand.

Dat weigert ze.

Maar ze houdt van mij.

Ze houdt van mij, en dat moet ze, voor één kort moment, toestaan. Ze moet het voelen. Het helemaal zeker weten. Al is het maar voor één keer.

Alle drie de nachten blijf ik tot in de ochtend. Simon vertrekt voor zonsopgang. Hij staat waarschijnlijk ingeroosterd voor een vroege ochtenddienst in de stad.

De derde nacht bedenk ik het.

Morgen.

Ja.

Morgen doe ik het.