Moment van de waarheid

Image

Marie nodigt me uit voor een kop koffie. In eerste instantie sla ik af, maar ze dringt aan. ‘Ik sta erop, Ed.’

Ik geef me gewonnen en we gaan naar binnen waar we wat drinken en praten.

Het is allemaal heel gezellig, tot Marie ineens midden in een zin het gesprek afbreekt. Ze roert in haar koffie en zegt: ‘Bedankt, Ed.’ Haar kraaienpootjes ogen ineens onzeker en haar blik twinkelt helemaal. ‘Heel erg bedankt.’

‘Waarvoor?’

Ze schudt haar hoofd. ‘Dat weet je best, Ed. We weten dat jij het was

– Jessie kan nou eenmaal geen geheim bewaren, al zouden we zijn mond dichtlijmen. We weten dat jij het was.’

Ik geef het op. ‘Jullie hadden het verdiend.’

Ze is nog niet tevreden. ‘Maar waarom? Waarom wij?’

‘Dat,’ zeg ik naar waarheid, ‘zou ik ook niet weten.’ Ik neem een slok koffie. ‘Het is een heel lang verhaal en haast niet uit te leggen. Alles wat ik weet is dat ik hier buiten stond en dat de rest gewoon gebeurde.’

Nu komt Lua binnengelopen, omringd door woorden die hij naar me toe duwt. Hij zegt: ‘Weet je, Ed, we wonen hier nu al bijna een jaar en niemand – echt helemaal niemand – heeft ooit ook maar iets gedaan om ons te helpen of ervoor te zorgen dat we ons welkom voelden.’ Hij drinkt. ‘Dat verwachten we ook niet meer in deze tijden. Mensen hebben het al moeilijk genoeg om zelf het hoofd boven water te houden…’ Zijn blik houdt de mijne heel even vast. ‘Maar toen kwam jij, uit het niets. We begrijpen het gewoonweg niet.’

Dan krijg ik een helder moment.

Ik zeg: ‘Probeer dat ook maar niet – ik snap het zelf ook niet.’

Marie accepteert wat ik zeg maar doet er toch nog een schepje bovenop. Ze zegt: ‘Goed dan, Ed, maar we willen je wel bedanken.’

‘Ja,’ zegt Lua.

Marie geeft hem een knikje en hij staat op en loopt naar de koelkast. Daar zit een envelop met een magneet opgeklemd. De naam Ed Kennedy staat erop, en Lua komt terug en geeft hem aan mij.

‘We hebben niet veel,’ zegt hij. ‘Maar op deze manier willen we je graag bedanken.’ Hij stopt hem in mijn handen. ‘Ik weet niet waarom, maar ik denk dat je het wel leuk zult vinden. Gewoon een gevoel.’

Er zit een zelfgemaakte kerstkaart in. Alle kinderen hebben er iets op getekend. Kerstbomen, felle lichtjes en spelende kinderen. Sommige tekeningen zijn een beetje vreemd, maar evengoed geweldig. Binnenin staat, ook door een van de kinderen geschreven:

Image

Ik moet glimlachen en ik sta op en ga naar de woonkamer, waar de kinderen allemaal op de grond tv liggen te kijken.

‘Hé, bedankt voor de kaart,’ zeg ik tegen ze.

Ze zeggen allemaal iets terug, maar Jessie praat het hardst. ‘Dat was wel het minste wat we konden doen, Ed.’ En binnen een paar seconden hebben ze allemaal hun aandacht weer op de tv gericht.

Het is een video. Zo een met dierenavonturen. Ze zijn helemaal in de ban van een kat die in een doos een rivier af drijft.

‘Tot ziens allemaal,’ zeg ik, maar ze horen het niet. Ik kijk nog een keer tevreden naar de plaatjes en ga weer naar de keuken.

Daar aangekomen, blijkt het cadeau nog niet af.

Lua staat er met een kleine donkere steen met de vorm van een kruis erop.

Hij zegt: ‘Deze heb ik ooit van een vriend gekregen, Ed. Hij brengt geluk.’ Hij houdt hem me voor. ‘Ik wil hem graag aan jou geven.’

In eerste instantie kijken we er allemaal naar, zonder iets te zeggen.

Ik schrik bijna van mijn eigen stem.

‘Nee,’ zeg ik. ‘Dat kan ik niet aannemen, Lua.’

Zijn vriendelijke, zachte woorden zijn kalm maar vastberaden. Zijn ogen branden van oprechtheid. ‘Jawel, Ed – dat moet. Je hebt ons zoveel gegeven. Meer dan je ooit zult beseffen.’ Hij houdt de steen weer omhoog en gaat nu zo ver dat hij hem in mijn hand legt en deze stevig dichtknijpt. Hij houdt mijn hand in zijn beide handen geklemd. ‘Hij is voor jou.’

‘Niet alleen voor geluk,’ zegt Marie tegen me. ‘Maar ook als aandenken.’

Ditmaal neem ik de steen aan en bekijk hem. ‘Dank jullie wel,’ zeg ik tegen hen. ‘Ik zal er zuinig op zijn.’

Lua legt zijn hand op mijn schouder. ‘Dat weet ik.’

We staan met zijn drieën samen in de keuken.

Wanneer ik wegga, geeft Marie me een kus op mijn wang en we nemen afscheid.

‘En onthou,’ zegt ze. ‘Kom langs wanneer je maar wilt. Je bent hier altijd welkom.’

‘Dank jullie wel,’ zeg ik en loop naar de voordeur.

Lua wil me een lift naar huis geven, maar ik sla zijn aanbod af, voornamelijk omdat ik vanavond echt zin heb in een wandeling. We geven elkaar een hand, waarmee Lua me opnieuw bijna verbrijzelt.

Hij loopt met me mee tot aan de straat en wil graag antwoord op een laatste vraag.

‘Mag ik je iets vragen, Ed?’ We zijn een paar passen van elkaar verwijderd.

‘Natuurlijk.’

Hij gaat nog iets verder weg in het donker staan. Achter ons branden de lichtjes nog steeds vol trots in de nacht. Dit is het moment van de waarheid.

Lua zegt: ‘Jij hebt nooit in ons huis gewoond, hè Ed? Of wel?’

Nu kan ik het niet meer verbergen. Ik kan geen kant op.

‘Nee,’ zeg ik. ‘Dat klopt.’

We kijken elkaar aan en ik kan zien dat er veel dingen zijn die Lua graag zou willen weten. Hij staat op het punt om van alles te vragen, maar dan zie ik dat hij zich inhoudt. Hij wil het niet verpesten door nog meer vragen te stellen.

Het is wat het is.

‘Tot ziens, Ed.’

‘Tot ziens, Lua.’

We geven elkaar een hand en lopen allebei de andere kant op.

Aan het eind van de straat, vlak voor ik de hoek omga, draai ik me nog één keer om om naar de lichtjes te kijken.