Het gezicht van Klaveren

Images

Nou, ik moet zeggen dat ik behoorlijk in mijn nopjes ben. Er stonden drie namen in die grote rots bij de stenen van thuis gekerfd, en ik ben er vrij zeker van dat ik alles heb gedaan wat ik moest doen.

Ik loop met de Portier naar de rivier en wandel stroomopwaarts waar de namen in de rots staan. De Portier heeft het een beetje zwaar op weg naar boven en ik kijk hem teleurgesteld aan. ‘Je moest weer zo nodig mee, hè? Ik zei toch dat je het niet zou trekken, maar luisteren, ho maar!’

Ik blijf hier wel wachten, antwoordt hij.

Ik geef hem een aai terwijl hij gaat liggen en ik wandel verder langs de rivier.

Terwijl ik de grote stenen opklim, voel ik mezelf groeien van trots. Het voelt fantastisch om daar als overwinnaar weer heen te gaan, na de onzekerheid van mijn eerste bezoek.

Het is laat in de middag maar niet heet, dus ik zweet nauwelijks wanneer mijn ogen de namen weer zien staan.

Ik zie onmiddellijk dat er iets is veranderd. Het zijn dezelfde namen, maar er staat nu een Images naast elke naam gekerfd, kennelijk voor iedere keer dat ik een taak heb afgerond.

Ik ben heel blij om de eerste naam te zien.

Thomas O’Reilly. Grote Images.

Dan Angie Carusso. Weer een.

Dan…

Huh?

Ik kijk ongelovig naar de steen, waar de naam Gavin Rose nog steeds naakt en alleen staat, zonder Images.

Daar sta ik, terwijl ik omslachtig aan mijn ruggengraat krab.

‘Wat moet ik nog doen dan?’ vraag ik. ‘Gavin Rose was zo af als maar zijn kan.’

Het antwoord kan niet ver weg zijn.

Er gaan een paar dagen voorbij, en het einde van november komt in zicht. De Jaarlijkse Beukwedstrijd komt dichterbij. Marv heeft me al een paar keer gebeld, nog steeds geïrriteerd door mijn overduidelijke gebrek aan interesse.

December volgt en twee avonden voor de wedstrijd ben ik nog steeds zenuwachtig over Gavin Rose en die afwezige Images op de steen. Ik had gehoopt dat wie het dan ook bijhield gewoon een beetje laat was, maar het is onmogelijk dat er drie of vier dagen overheen zouden kunnen zijn gegaan. Degene die dit bijhoudt zou dat nooit laten gebeuren.

Ik slaap slecht.

Ik doe kortaf tegen de Portier.

Wanneer ik na donderdag nog steeds niet geslapen heb, ga ik naar de avondapotheek aan het begin van Main Street om iets te halen, maakt niet uit wat, als ik er maar door in slaap val. Ik had wat van die slaappillen moeten bewaren die ik toen aan de man van Edgar Street heb gegeven.

Wanneer ik naar buiten loop, zie ik aan de overkant van de straat een groepje jongens rondhangen.

Naarmate ik dichter bij huis kom, wordt het me duidelijk dat ze me volgen, en wanneer we allemaal op een kruispunt blijven staan wachten tot het groen is, hoor ik de stem van Daniel Rose.

‘Is dat ’em, Gav?’

Ik probeer ze van me af te slaan, maar ze zijn met te veel. Minstens met zijn zessen. Ze sleuren me een steegje in en doen zo ongeveer hetzelfde met me als wat ik met Gavin heb gedaan. Ze houden me vast en rammen om de beurt met hun vuisten op me in. Ik kan het bloed langs mijn gezicht voelen lopen en ik voel blauwe plekken opkomen langs mijn ribben, mijn benen en mijn buik.

Ze hebben er lol in.

‘Dat krijg je ervan als je aan mijn broertje komt.’ Dit is hoe Daniel Rose een praatje maakt. Hij stompt me hard tussen mijn ribben. Zijn loyaliteit doet pijn. ‘Kom op, Gav – jij mag als laatste.’

Gav doet wat hem gezegd wordt.

Hij schiet een laars mijn maag in en duwt zijn vuist in mijn gezicht.

Ze rennen weg, de nacht in.

Ik probeer op te staan, maar val neer.

Ik sleep mezelf naar huis met het gevoel dat de cirkel nu rond is, vanaf het moment dat de Klaveren Aas werd bezorgd.

Wanneer ik door de voordeur naar binnen strompel, kijkt de Portier geschokt. Bezorgd haast. Ik kan alleen maar mijn hoofd schudden en hem er met een flauwe, pijnlijke glimlach van verzekeren dat het goed met me gaat. Ik stel me voor hoe er in de tussentijd een grote Images wordt gekerfd in de steen naast de naam Gavin Rose. Het is voorbij.

Later op de avond kijk ik in de badkamerspiegel.

Twee zwarte ogen.

Opgezette kaak.

Een straaltje bloed dat naar mijn keel loopt.

Ik kijk mezelf aan en doe mijn uiterste best te glimlachen.

Goed gedaan, Ed, zeg ik tegen mezelf, en ik staar nog een paar laatste seconden naar mijn kapotte en bebloede gezicht.

Ik staar op onverklaarbare wijze in het gezicht van Klaveren.