DONDERDAG 26 JUNI
Tobias Andersson wordt met een schok wakker. De stem van Maria bereikt hem door zijn dromen en zijn slaap heen, hij hoort de paniek in haar stem. Binnen een seconde is hij klaarwakker en gaat rechtop in bed zitten. Hij kijkt naar Maria, die naast hem ligt. Ze slaapt nog. Ze beweegt zich onrustig en opnieuw komt er een onaangenaam geluid uit haar keel. Een jammerend, ingehouden gehuil dat haar in haar slaap lijkt te kwellen.
Hij wil haar niet wakker maken, maar legt voorzichtig zijn hand op haar voorhoofd en strijkt haar over haar haar. Hij hoort haar een diepe zucht slaken en kalmeren. Ze keert zich op haar zij en haar armen vallen buiten het bed. Hij trekt het dekbed over haar heen en gaat weer liggen.
Zijn blik is op het plafond gericht. Dat verdomde wakker liggen midden in de nacht. Al sinds de komst van Alma, sinds ze elk moment van het etmaal gewekt kunnen worden en bij het krieken van de dag moeten opstaan, is zijn nachtelijke slaap verstoord.
Hij wordt vaak van het minste geluid wakker en daarna heeft het weinig zin om weer in te slapen. Zijn gedachten beginnen te tollen en de klok tikt maar door. Hij is klaarwakker, alsof het midden op de dag is. Daarentegen kan hij doodmoe zijn als het eenmaal halfzeven in de ochtend is en kan hij overdag zonder probleem met Alma en een dvd op de bank in slaap vallen. Maar nu ligt hij wakker en kan zijn malende gedachten niet onder controle houden.
Maria’s nachtmerries verontrusten hem. Ze slaapt steeds slechter. Niet dat ze ’s nachts loopt rond te dolen, zoals Tobias, maar ze kreunt en huilt in haar slaap. Regelmatig. Sinds ze hierheen zijn verhuisd.
Hij heeft het haar gevraagd. Maar ze zegt dat ze zich niet herinnert wat ze ’s nachts heeft gedroomd. Hij heeft haar verteld dat ze roept en bang lijkt, verdrietig. Opgejaagd. Maar ze zegt dat ze niet weet waar dat door komt.
Het is dat verdomde huis. Hij weet het. Het is begonnen toen ze hierheen zijn verhuisd.
Of liever gezegd, toen ze erachter kwamen wat er hier was gebeurd.
En het is duidelijk dat ook hij moeite heeft om in slaap te komen als hij bedenkt waaraan die arme vrouw moet zijn blootgesteld. Juist daarom probeert hij daar niet aan te denken. Ze komt er immers niet weer door tot leven wanneer zij haar tragische lot tot vervelens toe blijven herkauwen.
Hij denkt aan Maria. Aan hoe ze zich voelt en wat haar zo kwelt. Ze zegt niet veel meer. Ze zit zwijgend aan tafel, hangt zwijgend voor de tv, klapt zwijgend haar laptop open en zit te surfen, zwaait een beetje verstrooid vanaf de ontbijttafel als Alma en hij ’s morgens vertrekken.
Hij heeft geprobeerd te vragen wat er is, heeft geprobeerd haar te bereiken. Maar ze snauwt alleen maar. Of zucht en gaat op een ander onderwerp over. Of ze zet een andere zender op, de tv lijkt tegenwoordig haar beste vriend.
Niet dat híj nou zoveel zegt, hij weet niet precies waar hij nog met Maria over moet praten. Als hij eerlijk is, vindt hij hun gesprekken niet meer zo leuk. Ze is zo geringschattend, zo onverschillig. Behalve als het over Louise Lind gaat, natuurlijk, maar dat is het laatste waar hij de hele avond over wil praten.
Tobias weet diep vanbinnen dat een deel van hem is gaan denken dat zijn vrouw saai is.
Hij kijkt naar haar zoals ze daar in het donker naast hem ligt. Hij krijgt opnieuw een slecht geweten van alle blikken die hij Stina, Lou en andere meiden heeft toegeworpen. In het zwakke licht van het nachtlampje in de hal ziet hij de wang van Maria afgetekend tegen de muur, haar ronde, zachte gezicht.
Hij bedenkt hoe ze de laatste tijd is veranderd. Aan de binnenkant. De buitenkant is nog hetzelfde.
Hij houdt van haar innerlijk, en het is niet zo eenvoudig om altijd even sterk en gepassioneerd van haar te houden.
Ze verafschuwt zichzelf zo. Ze lijkt nergens meer om te geven. Ze is een schaduw van haar vroegere ik.
Hij denkt aan zijn laatste gesprek met Stina Jaeger, ze waren onlangs tijdens een lunch verzeild geraakt in een heftige en vrij vijandige discussie over illegale afluisterpraktijken en antiterreurwetgeving. Ze waren het helemaal niet met elkaar eens en hadden na een halfuur niet meer goed naar elkaars argumenten geluisterd, maar zoals het gesprek was verlopen! Hij was tijdens die lunch helemaal opgeleefd. Door haar scherpe formuleringen, haar zinnige tegenbewijzen en gebarende handen. En telkens had hij aan Maria gedacht. Vroeger was zij net zo geweest. Zo zaten wij vroeger ook altijd te hakketakken, had hij gedacht, en daarna hadden we seks om het weer goed te maken.
Op de een of andere manier voelde de lunch met Stina aan als een vorm van ontrouw tegenover Maria, juist omdat hij vroeger altijd dit soort gesprekken met Maria had gehad. Tobias kickt op vrouwen met hersens, dat is altijd al zo geweest. Natuurlijk zijn zachte borsten en een soepel lijf heerlijk, maar niet zonder een scherp verstand.
Daarom is hij zo bang voor zijn gevoelens voor Stina Jaeger. Want hij krijgt een kick van haar intellect.
Hij moet uiteindelijk toch in slaap zijn gevallen, want als hij wakker wordt is het al na zevenen. Hij hoort Maria en Alma, of liever gezegd het geluid van de tv en ontbijtbeslommeringen. Hij hoort iemand zachtjes praten. Hij staat op en loopt naar de badkamer om zijn badjas te halen en hoort de stem van Maria uit de keuken. Ze praat zachtjes, maar niet met Alma. Ze lijkt in de telefoon te praten.
‘Oké, maar kan ik daar gewoon heen gaan, tegen elven? Ja, daar ben ik me van bewust. Hij weet dat ik kom. Vandaag, ja.’
De badkamerdeur piept als Tobias hem opendoet en hij ziet hoe Maria opspringt terwijl ze met haar telefoon in de hand bij het fornuis staat. Ze kijkt schuldbewust. Met wie is ze aan het praten? Het is nog niet eens halfacht. Ze is al helemaal aangekleed, en niet in haar gebruikelijke huisoutfit. Ze is gekleed in een shirt en een rokje. Sandalen met een hak. Haar haar gewassen. Wat is dit?
Hij trekt zijn ochtendjas over zijn naakte lichaam en denkt met een gevoel van weemoed aan hoe Maria vroeger naar hem keek als hij zonder kleren en met een ochtenderectie voor haar ging staan. Ze ontmoet zijn blik, geheel zonder gevoelens, en hij knoopt zijn ochtendjas dicht.
‘Ben je wakker?’
‘Wie had je aan de telefoon?’
‘Waarom vraag je dat?’
‘Hè… Wat is dat nou voor antwoord? Nou? Wie was dat?’
Maria staat wat te draaien. Tobias wacht tot ze antwoord geeft, maar ze zwijgt.
‘Heeft het iets met Louise te maken?’
‘Nee. Of, ja. Wat is dit? Wat heb je toch? Hoor je hoe je klinkt? Als de eerste de beste controlfreak.’
‘Ik vind dat niet prettig, dat weet je.’
Tobias hoort zijn eigen stem. Hij klinkt inderdaad controlerend. Toch kan hij zich niet inhouden.
‘Waar ben je mee bezig, Maria? Ga je het me nog een keer vertellen of…?’
Maria blijft midden in een beweging staan. Ze zet langzaam haar handen in haar zij en kijkt hem woedend aan. Tobias voelt zijn penis schokken, zijn erectie komt weer tot leven. Hij wordt altijd geil van Maria als ze boos is. Dan is ze op haar mooist. En zeker vandaag, met haar haar los en glanzend.
Ze heft haar rechterhand op en houdt de vlakke kant naar hem omhoog, markeert ermee in de lucht zoals agressieve meiden in Amerikaanse talkshows doen. Talk to the hand, ‘cause my face ain’t listening.
‘Laat één ding duidelijk zijn. Jij bent niet degene die beslist wat ik overdag doe. Jij bent niet degene die beslist wie ik zie vanuit jouw optiek van wat jij leuk vindt of niet. Het is mijn leven. Hoor je dat?’
‘Whatever. Jeetje, je bent constant kwaad. Kun je niet een beetje dimmen?’
Hij weet niet precies waarom hij dat zo zegt. Hij wil helemaal niet dat ze kalmeert.
Hij wil dat ze in vuur en vlam staat, schreeuwt en kwaad is. Al Alma niet wakker was geweest, had hij haar bij haar haar gepakt, haar tegen de grond gewerkt, zijn badjas weer opengedaan en… Hij verwerpt die gedachte onmiddellijk. Dat zal niet gebeuren.
Maria loopt naar de keukentafel toe, waar haar handtas openligt. Ze keert hem demonstratief de rug toe en stopt een schrijfblok, pennen en haar mobiele telefoon in haar tas. Ze trekt woest de rits dicht en kijkt op.
De uitdrukking op haar gezicht is lastig te interpreteren.
‘Ik heb al een oppas geregeld, je broer heeft beloofd dat ze op Alma kunnen passen. Omdat wij vandaag allebei moeten werken, bedoel ik.’
‘Hè?’
Ze glimlacht naar hem, maar niet alleen van vreugde. Eerder van leedvermaak.
‘Aha. Ben je verbaasd?’
‘Wát?’
‘Ik begrijp dat het totaal onwaarschijnlijk voor je klinkt. Maar ik begin vandaag. Ik vertel het je later wel. Ik heb nu een beetje haast.’
‘Wat ga je doen?’
‘Werken. Dat zeg ik toch. Ik heb een afspraak voor een interview. En al zeg ik het zelf: dit is een waanzinnig goed verhaal.’