Max Månsson wacht al twintig minuten. Geen kijkers. Misschien is het te laat in de middag.
Of is dat vervloekte huis gewoon niet te verkopen.
Hij loopt naar het autovrije straatje voor het huis en slentert wat langs de tuin. Hij ziet een vrouw voor het huis er schuin tegenover, die met koortsachtige ijver een ganzerik te lijf gaat.
Max Månsson kan dat best begrijpen. Het dichte gewas is erg overheersend. Zelfs in de zomer, als de roosachtige planten bloeien, zijn ze niet mooi, met hun sprietige bladeren en gele bloemetjes. Toch vond een architect dertig jaar geleden blijkbaar dat dit een van de mooiste planten was, aangezien elk tuintje wordt omzoomd door ganzerik.
Misschien dat de mollige vrouw daarom met haar snoeischaar op de struiken aanvalt alsof ze ze kapot wil maken. Maar waarom vervang je ze dan niet gewoon, denkt Max Månsson. En hij trekt op hetzelfde moment zijn allervriendelijkste glimlach, omdat hun blikken elkaar over de straat kruisen.
Hij steekt over en geeft haar een hand, hij heeft toch niets te doen. Max Månsson weet wat ze ziet en rekt zich zo ver mogelijk uit. Hij is klein van stuk. Dat probeert hij te verdoezelen, voornamelijk door van top tot teen dezelfde kleurnuance te dragen, maar ook door een extra hakje onder zijn schoen. Hij heeft een helderblauw kostuum aan, met een ton-sur-ton-logo van de makelaardij. Dat ziet er goed uit als hij zijn visitekaartje afgeeft, en bovendien is hij zo duidelijk herkenbaar als er veel mensen op een bezichtiging zijn. Waar hij vandaag niet bang voor hoeft te zijn. Maar anders…
De vrouw laat een tak op de grond vallen en trekt haar rechterhandschoen uit. Haar gezichtsuitdrukking is nu veranderd.
‘Anita Dahlgren. Aangenaam. Dus eh… u bent degene die…?’
Ze knikt naar de overkant, naar nummer vijftien.
‘Ja, wij geven het een nieuwe kans. Max Månsson, makelaar.’
‘Het zou te verkopen moeten zijn.’
‘Dat vinden wij ook.’
‘Er is enige tijd verstreken. Het is hoe dan ook even geleden.’
‘Ja, precies.’
Ze zwijgen. Kuchen allebei. Max Månsson schraapt wat met zijn schoenen met hakje over het grind dat op het asfalt ligt.
‘Ja, ja… het ziet ernaar uit dat de bloemen binnenkort in de knop schieten.’
‘Het is echt heerlijk zo ’s middags. Als de zon schijnt.’
‘Nou, inderdaad. Dan voel je dat de lente in aantocht is.’
Hij schraapt weer met zijn voet, voelt dat hij hier niet zijn tijd moet staan te verdoen. Hij zegt gedag en loopt terug naar het huis. Nog niemand daar. Nou ja, er is niet eens een halfuur verstreken. Dat mag je ze toch wel geven, de speculanten. Een academisch kwartiertje.
Als op een teken verschijnt er een echtpaar van middelbare leeftijd met twee weerbarstige tieners op enkele meters afstand. De ouders lijken opgewekt en belangstellend, de tieners blijven chagrijnig buiten tegen wat graspollen aan schoppen. Hij heeft veel zin om er wat van te zeggen, maar loopt in plaats daarvan met een glimlach om zijn lippen achter het stel aan het huis binnen.
Ze lopen tussen de kamers heen en weer en de vrouw is kritisch ten aanzien van bijna alles. Klopt op elke deur, laat de kranen lopen, buigt voorover naar de vloer en strijkt met haar vingers over de plinten. Het huis heeft een tijd leeggestaan, maar Max Månsson heeft het voor de bezichtiging uiteraard door een schoonmaakbedrijf onder handen laten nemen zodat het er spic en span zou uitzien.
Maar geen verkoopstyling, dat vindt hij zonde van het geld. Dat is misschien niet aan hem, maar in dit geval vond hij het niet nodig.
Het is een renovatieobject. Dat kun je niet onder stoelen of banken steken. Maar het is beter om met de speculanten te praten over potentieel en dromen, dan te proberen smoezelig behang en gehavende badkamertegels te verbergen met geurkaarsen en een vaas met lelies.
Max Månsson heeft zo zijn twijfels over dit huis, of het überhaupt verkocht zal worden. Maar nee. Alles is tegenwoordig te verkopen. Alles.
Mensen bieden zonder schroom honderdduizenden kronen, ondanks lekkende daken, smerige vaste vloerbedekking en overwoekerde tuinen. De kopers zijn gewoon gestoord. Bellen al vóór de bezichtiging en doen een bod van een half miljoen boven de vraagprijs, zonder met hun ogen te knipperen. Ze vragen het telefoonnummer van andere potentiële kopers om ze te bellen en geld te bieden om ze te bewegen hun bod in te trekken of af te zien van een bod. Ze proberen achter het privénummer van de verkoper te komen en nemen persoonlijk contact met hem of haar op, en stellen tweehonderdduizend onder tafel voor om maar te mogen kopen.
Hij heeft alles gezien, alles gehoord. Hij is gelouterd.
Slechts eenmaal heeft hij een opdracht afgewezen. Vorig najaar bezocht hij een driekamerwoning helemaal achteraan op Kungsholmen voor een taxatie. Het was een mooie flat. Pas gerenoveerd. Goede en zorgvuldige materiaalkeuze. Smaakvol, maar eenvoudig. Niets opzienbarends.
Totdat hij de deur van de badkamer opende en de lamp aan het plafond aandeed. De smetteloze badkamer had een betegelde achterwand boven de badkuip. Tegenover de verder witte muren was een rode wand met een enorme swastika van zwarte tegels van vijftien bij vijftien centimeter. Het zonnesymbool was wel twee bij twee meter groot.
Max Månsson had de deur geschokt dichtgedaan en bedankt. Hij had gezegd dat hij momenteel veel panden in de verkoop had en meende weinig tijd te hebben om voor dit object te bemiddelen. Wat dacht die knul die dat appartement in de aanbieding had? Dat hij een woning met een Hitler-toilet kon verkopen?
Enigszins verstrooid beantwoordt hij de vragen van de overijverige vrouw over boilers en niet afgesloten, dus meteen werkende elektra. Ze kijkt hem wantrouwend aan, wat hij ook antwoordt op haar vragen, alsof ook de positieve antwoorden verborgen gebreken zouden inhouden.
Tja, wat zal hij zeggen? Moet hij het vertellen? Nee, misschien niet. Dat is hij niet verplicht. Hij moet informatie verstrekken over duidelijke gebreken aan het huis, maar niet over alles eromheen.
Een maand geleden had hij een peperdure vierkamerwoning in Norra Hammarbyhamnen verkocht, waarvan hij wist dat de buurman ernaast volkomen gestoord was en de godganse nacht keiharde muziek draaide. Informatieplicht? Dacht het niet.
Of die keer dat een oud echtpaar de koop ongedaan probeerde te maken omdat de bovenburen hun kind een driewieler cadeau hadden gegeven, waarop het vanaf halfzeven ’s ochtends over het parket sjeesde. Nee hoor, er zijn grenzen.
Maar Max Månsson zal zich altijd blijven verbazen over de brutaliteit van mensen. Of over hun naïviteit.
Kopers die vallen voor een mooi behangen muur, maar vergeten het balkon op te gaan om zelf te horen hoe het klinkt wanneer een vliegtuig op weg naar vliegveld Bromma boven Minneberg en Fredhäll de landing inzet. Dat is op zich niet zíjn fout. Je mag van de kopers toch wel íets verwachten? Vele miljoenen besteden zonder dingen echt goed te onderzoeken. Ze lezen het inspectierapport niet, maar vragen wel of er Italiaanse wandtegels boven het aanrecht zitten. Ze maken zich niet druk om de financiële situatie van de vereniging van eigenaren, maar prijzen wel de dubbele roestvrijstalen koelkast met ijsmachine de hemel in. Ja, ja. Ze zijn goedgelovig.
Max Månsson doet de naambadge op zijn colbert goed en beantwoordt alle vragen van de vrouw. Hij wil dit vervloekte huis gewoon verkocht hebben. Ervan afkomen, zijn courtage declareren en de hele shit vergeten. Hij had nee moeten zeggen. Net als met dat hakenkruis.