DINSDAG 10 JUNI
Maria kan niet slapen. Ze staat om kwart over vijf al op. Ze drentelt in alle eenzaamheid en in gedachten verzonken door het huis. Luistert in de stilte naar alle geluiden. De koelkast die piept. Het veilige tikken van de keukenklok. Een ondefinieerbaar klikken vanuit de muur of in de buizen.
In de stilte hoort ze op afstand de snelweg door een open raam in de woonkamer. Dat hoort ze anders nooit, overdag. Gaan de mensen zo vroeg al naar hun werk? Of zijn het alleen maar vrachtwagens op hun oneindige reizen?
Ze hoort haar eigen ademhaling, vindt daar een soort rust in.
Maria heeft het altijd prettig gevonden om vroeg op te staan, althans, als het haar eigen keuze is. Niet als Alma om deze tijd wakker wordt en wil spelen, dan wordt Maria altijd moe en hangerig. Maar het eenzame ochtendgloren, daar houdt ze van. Ook al is ze wakker geworden van een nachtmerrie.
Er zijn drie dagen verstreken sinds ze erachter zijn gekomen. Ze weten nu meer, maar Maria’s hoofd zit nog vol vraagtekens. Hoewel ze antwoorden is blijven zoeken, gisteravond nog, toen ze achter de computer was gekropen en alle artikelen had gelezen die ze over de moord had kunnen vinden.
Tobias heeft er niet meer zoveel over willen praten, hij heeft beloofd contact op te nemen met de makelaar. Hij is zo stoïcijns.
Maria bedenkt dat ze dat zelf ook graag zou willen zijn. Gewoon je ogen sluiten voor wat er geweest is, ze kunnen er toch niets aan veranderen, en verder gaan. Tobias heeft tot op zekere hoogte gelijk. Ze kenden die mensen inderdaad niet!
Toch kan ze die vrouw niet uit haar hoofd zetten, Louise. Toen Maria daarnet wakker werd, had ze over haar gedroomd. Dat ze als een bloederig hoopje op de grond lag.
In haar droom lag de vrouw vreemd genoeg in hun keuken, zoals die er nu uitziet. Een open keuken, precies wat ze wilden. Hadden ze het maar nooit geweten.
Tobias heeft heel snel geplamuurd, getimmerd en geschilderd, en het ziet er echt mooi uit. Geen spoor meer van de oude muur. Anders dan in Maria’s dromen, waar het beeld van de bloederige Louise op de keukenvloer telkens terugkeert.
Ze lag in Maria’s droom met haar gezicht naar de grond. Ze snikte een keer, het klonk als een hoestbui waarbij bloed werd opgehoest.
Het rochelende geluid sneed door haar droom en haar slaap, en Maria was met een schok wakker geworden. Ze was misselijk opgestaan.
Maria voelt zich nu rustiger. Het is minder onaangenaam wanneer ze op is en rondloopt. Het is nu echt haar huis. Ook al zijn de gedachten aan de vrouw die hier vroeger woonde voortdurend aanwezig.
Zo nonchalant als Tobias onder het gebeuren lijkt te zijn, zo vol is Maria van het hele verhaal. Ze moet er voortdurend aan denken en loopt in gedachten door de kamers.
Maria herkent de mechanismen, ze weet voldoende over het geweld van mannen tegen vrouwen om er sowieso wakker van te liggen. En nu helemaal, nu het zo dichtbij komt. Ze gaat uit van haar kennis en weet dat de vrouw die Louise heette vermoedelijk diverse malen is mishandeld. Hier, in dit huis. Het is uiterst zeldzaam dat een man die zijn vrouw om het leven brengt, haar niet eerder heeft geslagen.
Er is geen enkele man die in één keer verandert van een gezellige vent die zijn vrouw hoogacht en haar goed behandelt, in iemand die haar op een dag plompverloren doodschiet. Zo werkt dat niet.
De gedachte aan alle eerdere klappen, schoppen en lelijke woorden die deze muren gezien en gehoord moeten hebben, vervult Maria met zo veel angst dat ze naar adem snakt. Op de een of andere manier is de gedachte aan alles wat aan de moord vooraf is gegaan erger dan de schietpartij zelf.
Ze moet opeens denken aan de tegel in de badkamer en loopt erheen. Ze doet het licht aan en inspecteert de gebarsten tegel. Of is hij gebroken? Maria ziet de pluk haar voor zich die ze uit de tegel heeft losgetrokken en voelt de misselijkheid weer naar boven komen. Ze maakt een kokhalzend geluid en vraagt zich af of ze moet overgeven, maar het gevoel zakt af. Ze keert de badkamer de rug toe. Ze wil niet denken aan wat ze te weten is gekomen. Ze wil het onderdrukte geschreeuw uit de muren niet horen, de geur van angst die uit voegen en barsten omhoogkomt niet ruiken.
Maria gaat naar de keuken.
Dit heeft weinig zin, het is belachelijk en destructief om hier rond te lopen en de geschiedenis tot vervelens toe te herhalen. Ze zet de waterkoker aan en maakt een kop koffie. Ze verwarmt melk in de magnetron en schuimt de melk op door met een vork in het glas te kloppen. Alles om maar ergens anders aan te denken. Ze pakt een paar crackers en gaat in een fauteuil in de woonkamer zitten. Ze keert de keuken de rug toe en neemt onbewust een grote stap als ze over de snel vastgespijkerde lijst stapt die de spleet in het parket verbergt waar eerder de muur heeft gestaan.
Tobias heeft alles waar bloed op zat losgebroken en de gipsplaten en plinten naar de schuur in de tuin gesjouwd. Maria vraagt zich af of ze wel juist hebben gehandeld, misschien hadden ze contact moeten opnemen met de politie en moeten vertellen dat ze bloed in het huis hebben aangetroffen. Dat het een plaats delict is. Maar de man is toch al veroordeeld en zit zijn straf uit, alles moet nu wel zijn afgehandeld. Tobias had sneller gewerkt dan ooit en op zondagavond was de nieuwe opening in de muur al helemaal keurig netjes geweest.
Maria hoort een zware bons en schrikt op. Een seconde later herkennen haar hersenen het geluid en kalmeert ze weer. Dat was Alma’s lijfje dat tegen de muur aankwam toen ze zich omdraaide in haar slaap. Maria hoort een vermoeide zucht uit de kamer van het meisje. Daarna is alles weer stil.
Ze drinkt haar koffie, knabbelt aan de crackers en probeert ergens anders aan te denken. Ze kijkt naar de tuin. Een struik in een zonnig hoekje van het erf staat uitbundig in bloei, met grote hoeveelheden witte bloemen die ’s avonds heerlijk ruiken.
Ze vraagt zich af of ze misschien zo’n tuinmens moet worden. Of dat ze alles gewoon moet laten groeien en ervan moet genieten. Dat is meer iets voor haar.
Maar ze moet overdag iets te doen hebben. Misschien helpt dat tegen de rusteloosheid. De schop in de grond zetten, zaadjes in de aarde stoppen en alles zien opkomen en bloeien.
Toch weet Maria al wat ze vandaag gaat doen. Als Tobias en Alma vertrokken zijn.
Dan gaat ze naar de stad, naar de rechtbank van Stockholm, naar het archief.
Ze is daar eerder geweest, diverse malen. Haar werk vereiste vaak lange onderzoeksdagen in de archieven van verschillende rechtbanken. Maria weet hoe gemakkelijk je een oud vonnis van een moord kunt opvragen en het dossier van het vooronderzoek kunt lezen.
Iets zegt haar dat ze dat niet zou moeten doen. Ze zou in plaats daarvan naar de winkel moeten gaan en een bak geraniums en een paar tuinhandschoenen moeten kopen. Misschien moet ze die arme vrouw gewoon met rust laten. Louise Lind heeft Maria immers nooit gevraagd in haar verleden te gaan snuffelen.
Maar ze móet het weten. Maria heeft zo geen rust. Haar nieuwsgierigheid vermengt zich met de angst voor wat ze te weten zal komen. Ze kan het niet laten, ze móet weten wat hier in huis is gebeurd.