DONDERDAG 12 JUNI
Mats Hjörne kijkt lang naar de hoorn voordat hij hem teruglegt op de haak. Nadenkend, enigszins geschokt. Hij dacht dat het voorbij was. Hij had niet gedacht dat hij ooit nog aan Jocke Lind zou hoeven denken.
Maar het verleden haalt je altijd in. Volledig afgeronde zaken bestaan niet. Alles komt vroeg of laat weer terug.
Er had een journaliste gebeld, een grietje van de tv dat in de moord op Louise Lind was gaan graven. ‘Waarom?’ had hij gevraagd. ‘Het is al een tijd terug en het vonnis is rechtsgeldig.’ Ze had iets gezegd over een grote klus over politiemensen die geweld uitoefenen op vrouwen in hun naaste omgeving, maar Hjörne had niet het idee dat ze de waarheid sprak.
Hij leunt achterover op zijn bureaustoel. Met zijn rechterhand bedient hij een hendel aan de onderkant van de stoel en begint langzaam te schommelen.
Mats Hjörne weet van zichzelf dat hij nooit aan de zaak-Jocke Lind had moeten werken. Het was een van de eerste onderzoeken die Madeleine Edwards en hij samen hadden gedaan, en zo op het oog was het een succesvolle samenwerking geweest. Ze hadden goed werk verricht. Hjörne en zijn collega’s hadden een gedegen vooronderzoek aan Edwards overhandigd en zij had Lind aangeklaagd voor moord. Ze had Jocke Lind bij het gerechtshof veroordeeld gekregen, nadat ze tegen de vrijspraak van de rechtbank in beroep was gegaan.
Politiemensen die een misdrijf begaan, belanden altijd bij de afdeling Intern Onderzoek van de politie. Mats Hjörne had daar korte tijd gewerkt en de zaak toebedeeld gekregen.
Hij was een vage kennis van Jocke Lind en had daarom van het onderzoek afgehaald moeten worden.
Maar het loopt regelmatig op wraking uit wanneer politiemensen worden verdacht van een misdrijf. Politiemensen kennen elkaar en jocke Lind was zo’n politieman die veel mensen kende. En velen kenden hem.
Mats Hjörne behoort tot degenen die vinden dat Lind al na het eerste vonnis voor mishandeling van zijn vrouw uit het korps gezet had moeten worden. Toen al wist men dat er geen sprake was van een eenmalig verschijnsel.
Toch waren er velen, zowel vakbondsvertegenwoordigers als collega’s, die Lind de hand boven het hoofd hadden gehouden. Die zijn kwaliteiten bij het uitrukken roemden, zijn kracht, moed en vermogen om snel te handelen, ook in crisissituaties. Er waren er zelfs die meenden dat hij bij de mobiele eenheid moest gaan, dat hij het soort politieman was dat daar goed zou passen.
Hjörne wist dat ze hem er nooit doorheen zouden laten glippen, maar er was brede steun voor Jocke Lind als politieman. ‘Je moet onderscheid maken tussen wat hij doet ais hij een uniform draagt en wat hij doet als hij thuis is,’ zeiden velen. Hjörne hoorde vaak collega’s hem verdedigen.
‘Jezus, er zijn collega’s die rode vrouwenlingerie aantrekken als ze thuiskomen van hun werk! Moeten we die er soms ook uitgooien? Dan kan niemand meer bij de politie, als we zo pietluttig worden. Bovendien heeft hij boete gedaan voor zijn vergrijp.’
‘Dat maakt niet uit. Een politieman, of -vrouw, die een familielid slaat, heeft alle vertrouwen verbruikt. Ik zou in een crisissituatie nooit op hem willen hoeven vertrouwen. Of zelfs maar met hem in dezelfde auto willen zitten.’
‘Wees niet zo’n snob, Hjörne. Alleen het feit dat hij zijn vrouw in een dronken bui een lel heeft verkocht, betekent toch niet dat hij volstrekt onoordeelkundig is? Er is toch nooit aangifte tegen hem gedaan voor iets wat hij in diensttijd heeft uitgespookt?’
Maar dat maakte voor Hjörne niet uit. Goed, hij werd door sommigen als conservatief beschouwd, maar hij behoorde tot de oude garde die een bikkelharde en compromisloze instelling had ten aanzien van het politievak en de goede naam ervan. Rotte appels moesten eruit, die brachten het hele korps schade toe. Het was veel belangrijker om het vertrouwen van het publiek te koesteren, dan het recht van individuele politiemensen op hun aanstelling.
Dat was ongetwijfeld ook de reden dat hij ooit was geworven voor de afdeling Intern Onderzoek. Hij had geen moeite met het verhoren van collega’s die werden verdacht van een misdrijf en hij was onomkoopbaar als het ging om korpsgeest en collegiale consideratie. Een misdrijf is een misdrijf, ongeacht door wie het is begaan.
Maar achteraf bezien had hij zich niet met Jocke Lind moeten inlaten.
De deksel had er nu een paar jaar stevig op gezeten, het potje stond helemaal achteraan op een plank in zijn geheugen. Maar nu komt alles weer terug in zijn herinnering.
Wat Jocke Lind zijn vrouw Louise had aangedaan. Wat de drank met hem had gedaan. Wat alle opgekropte woede met hem had gedaan. En wat Hjörne zelf had gedaan.
Eén telefoontje van een journaliste en opeens staat de deksel een stukje open. En Hjörne ruikt al van verre dat het stinkt.