Ik heb fout op fout gemaakt. Ik. Een smeris. Gewoon ongelofelijk. Maar waar.
Ik heb het wapen afgeveegd. Ik heb het alarmnummer gebeld, hoewel ik straalbezopen was. Ik heb een heleboel onzin uitgekraamd.
Ik had haar aan mijn voeten moeten laten doodbloeden. Ik had op een keukenstoel naar haar moeten gaan zitten kijken toen ze stierf. Een fles champagne moeten opentrekken, een sigaar roken, dansen in haar bloed.
Dit was niet de bedoeling. Of wel?
Was dat precies wat ze wilde?
Ze glimlachte vlak voordat het schot afging. Met het pistool tussen ons in, op haar borstkas gericht.
Ze staarde me recht in mijn ogen. Ze keek blij.
Ze drukte af.
Louise vloog uit mijn armen. Voordat ze op de grond in elkaar zakte.
Ik wist welke kracht dat wapen heeft, ik wist welke schade de munitie kan aanrichten. Toch was het volstrekt onwaarschijnlijk. Zo veel bloed. Zo’n groot gat.
Ik heb daar veel aan gedacht. Of ze wist wat ze deed. Dat het misschien geen ongeluk was.
Hoe was die ruzie tussen ons ontstaan? Ik weet het niet meer zo precies. Ze was ontzettend aan het mopperen. De hele avond al. Ze draaide om me heen als een opdringerige kat en was vreselijk aan het zeuren, ze zei alles waarvan ze wist dat ik het haat om te horen, stelde vragen en beweerde allerlei dingen die ik nooit heb gezegd. Ze lachte me constant in mijn gezicht uit!
Ze wist waar ze mee bezig was. Tot die conclusie ben ik nu gekomen. Ik heb lang gedacht dat het onopzettelijk was, maar nee… Dat geloof ik niet meer. Niet nu, nu ik hier zit. De komende tien jaar.
Je kunt je afvragen wie er eigenlijk het zwaarst is gestraft. Louise? Of ik?
‘Waarom heeft u het wapen mee naar huis genomen?’ vroeg de officier van justitie een paar maanden later telkens weer. Wat moest ik zeggen? Ik wist dat het een ambtsovertreding was. De officier van justitie accepteerde mijn verklaring niet dat ik me bedreigd had gevoeld door een motorclub waar ik die zomer een razzia had gehouden. Er was geen beslissing van een superieur, er was geen aanwezig vijandbeeld, er waren geen redenen voor mij om dat wapen thuis te hebben.
Tuurlijk. Dat zou kunnen.
Maar ik zweer het. Ik had het pistool nooit mee naar huis genomen om haar dood te schieten. Absoluut niet. Zou ik zo stom zijn geweest?
Ik wilde alleen een beetje dollen. Lol maken. Zorgen dat ze ging luisteren. Góed luisteren. Met respect.
Ik had nooit gedacht dat het zo zou aflopen.