221
anderen kant van den boom staan. Hij bedacht om aan meester ook een bijdrage voor zijn boom te vragen en in zijn haast om spoedig bij meneer te zijn liep Piet tegen een neerhangenden tak aan. De kaarsjes vielen tegen eenige licht ontbrandbare versiering aan en opeens een gegil! Een groote vlam sloeg van onder op door den heelen kerstboom. Geknetter, gesis, spatten van vonken naar alle kanten. De menschen angstig gillend den winkel uit! Dadelijk honderden voorbijgangers voor de deur, kijkend naar de vlammen, die ijzingwekkend snel om zich heengrepen!
De brandweer werd gealarmeerd en verscheen spoedig ter plaatse. Heel de stad kwam op de been, en door het snelle optreden der brandweerlieden kon het vuur spoedig gebluscht worden, doch de prachtige boom was geheel vernield.
Vol berouw over het aangerichte onheil nam Piet zich voor, Zondag weer eens netjes naar de Zondagsschool te gaan. Hij was er weer in geruimen tijd niet geweest, maar nu diende hij toch wel eens te gaan kijken, hoe de meesters en de juffrouwen het allen maakten. En ook werden de toegangskaartjes voor het Kerstfeest in de kerk uitgereikt, dat had hij van Jan Brinkman gehoord, en daar moest hij natuurlijk bij zijn.
Meester Jozef Geelman zei hem, dat hij voor ditmaal nog eens toegelaten zou worden, omdat elk kind Kerstfeest behoorde te vieren en niemand zou buitengesloten worden. En inderdaad kreeg hij zijn toegangskaart en een programma, waar al de liederen op
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen