107
haar hangkast. Zij doofde de lucifer snel en liep bevend van angst naar beneden.
‘ Vader, moeder... ’ stotterde zij, ‘ er is... een... m... man... op mijn kamer. ’
‘ Ben je... wat nou? ’ schrikte de schoenmaker.
‘ O heere, daar heb je 't al! ’ jammerde moeder, ‘ dat is natuurlijk dezelfde kerel,
waarvan we al zoo dikwijls in de krant gelezen hebben, die insluiper! ’
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen