20
wel eens heelemaal verkeerd zou a fl oopen. Zijn zoon Jozef was nu achttien jaar en droeg een bril. En Jozef zou volgend jaar examen doen voor schoolmeester. Jozef had nog nooit straf gehad, was nog nooit te laat thuisgekomen, had nooit meegedaan aan een kwajongensstreek. Jozef was een lieve, brave jongen, die zich nooit met andere knapen bemoeid had. En de schoenmaker lachte Geelman, den drogist, uit en zei, dat hij dankbaar was, dat zijn Pietje niet zoo'n droge, saaie lummel zou worden en dat hij 't wel leuk vond, als zijn bengel de heele buurt eens op stelten zette. Martha was nu een jonge dame geworden van negentien jaar. Zij had een betrekking als onderwijzeres aan een openbare school en het toeval wilde, dat het juist dezelfde school was, waar Pietje heengezonden werd. Zoo had Pietje dus zijn eigen zuster tot juffrouw.
Martha had gezegd, dat Pietje op school ‘ juffrouw ’ tegen haar moest zeggen, maar de bengel vond dat toch een beetje al te dwaas. En omdat zijn zuster de juffrouw was, meende hij ook alles te mogen doen, wat hem in de gedachten kwam. Thuis vroeg hij ook nooit toestemming aan haar voor dit of dat, en daarom deed hij het in de klas ook maar niet.
De eerste twee dagen ging het tamelijk goed. Tamelijk. Alleen had hij den hoed van den bovenmeester uit 't kamertje genomen en bij Martha in de boekenkast gestopt, ook had hij nog even twee meisjes, die vóór hem zaten, met de haren aan elkander
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen