202
jij maar eens een mooien brief aan Sint Nicolaas, dan zal ik hem wel bezorgen, en maken, dat je antwoord krijgt. ’
‘ Hè ja, meester! Mag ik dan vanmiddag bij u thuis komen om den brief te schrijven? Vader heeft zulke modderslootinkt en van die pennen met allemaal twee pooten. ’
‘ Goed, ’ zei meester lachend, ‘ doe dat. ’
Het was sinds eenigen tijd gewoonte geworden, dat Pietje Bell bij meester Ster aan huis kwam. Met diens vrouw en twee groote dochters, Lize en Betsy, kon hij heel goed opschieten, want allemaal hadden ze schik in den bengel, die vaak met zijn gelach en gestoei en ge fl uit het heele huis vol vroolijkheid zette. Een saaie dag, als Pietje Bell er niet geweest was. Ieder bezoek van hem was weer een aanleiding tot vele gesprekken over zijn gezegden en wat hij gedaan had.
Dien middag na schooltijd zat hij bij de familie Ster den brief aan Sint Nicolaas te schrijven. Het werd een heel epistel, want hij wilde eerlijk zijn zonden aan den bisschop van Spanje opbiechten, in de hoop daarmee een mooi Sint Nicolaasgeschenk te verwerven. En met ingespannen aandacht, door niemand gestoord, soms de tanden op de tong geklemd, schreef hij met zijn allermooiste letters:
Lieve beste Sint Nicolaas!
Goeden dag hoe gaat het met u. Is u goed gezond en niet ziek en het paard ook en de zwarte knecht? Lieve Sint
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen