6
Geelman, de drogist, kwam hem gelukwenschen en knoopte er tevens een heele boetpredikatie aan vast.
Hij hoopte, dat Pieter Bell zijn zoon in alle eer en deugd mocht grootbrengen en hem met gestrengheid opvoeden, opdat hij niet zulk een losbol zou worden als zijn vader, die met alles den draak stak en maar precies deed, alsof hij voor zijn plezier op de wereld was. En de kleine Pieter Bell moest maar een voorbeeld nemen aan Jozef Geelman, die nooit stout was of straf kreeg en later dominee worden zou. En Jan Plezier had weer gelachen en zijn buurman een droogstoppel genoemd, maar hij had hem toch hartelijk de hand gedrukt en bedankt voor zijn gelukwenschen. Martha was misschien de eenige die niet heelemaal in haar schik was met het kleine broertje, dat zoo'n geducht spektakel in huis maakte.
Vroeger toch was altijd de kamer keurig aan kant en glommen de meubels als een spiegel, zoodat Martha er zich als deftig dametje erg op haar gemak voelde. Maar sinds de kleine schreeuwer er was, leek de kamer wel een pakhuis van linnengoed en luiers. Daarbij kon broertje Piet een keel opzetten, dat de voorbijgangers wel moesten denken, voorbij een varkensslachterij te komen. Al die dingen vond Martha lang niet netjes en daarom begreep ze ook niet, dat haar vader zoo in zijn schik was met den kleinen indringer. Maar de schoenmaker timmerde op het zoldertje een kamertje voor zijn dochter, waar ze nu rustig haar lessen leeren kon, zonder al te veel door het gekrijsch van haar broertje gestoord te worden.
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen