125
ondergoed te voorschijn kwam. Pietje vertelde, dat zij ‘ drenkelingetje ’ wilden spelen. Maar die fl auwe Hansje wou niet eens in zee springen van een der strandhoofden en Pietje wou 't niet doen, omdat hij vreeselijk braaf wou zijn en niet altijd weer ondeugende streken uithalen. Toen had hij Hansje's pak uitgetrokken en dat van de pier in zee gegooid. Zij hadden vreeselijk veel pret gehad, want iedereen dacht, dat er een jongen in de zee lag. Maar als hij geweten had, dat Martha en Jo zoo verdrietig zouden zijn, dan had hij
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen