37 De raad van Benvenist
e reiskoorts die bezit nam van Marti na zijn ontmoeting met Laia was een kwelling. Hij bewoog zich de hele zomer van de wijngaarden in Magòria naar zijn molens, van daaruit naar zijn magazijn, en vervolgens naar de werven om te controleren hoe zijn vaartuig gereed werd gemaakt voor de vaart, om dan ’s avonds bij Baruch duizenden details door te nemen die van fundamenteel belang waren om zijn zaken rond te krijgen. De wisselaar was een bodemloze bron van kennis, en Marti' wist dat zijn ervaring van vitaal belang was om zijn plannen uit te voeren. Tijdens deze maanden van koortsachtige activiteit, en dankzij de medewerking van Aïsja, had hij verschillende ontmoetingen met Laia in het huis van haar oude voedster, waarbij hun ontluikende liefde steeds sterker werd.
Op een avond zat Marti in de tuin van de wisselaar, met een glas van de uitstekende wijn die Baruch in zijn bodega bewaarde. Hij bestookte zijn gesprekspartner met vragen, dronk zijn woorden in en nam notitie van zijn raadgevingen.
Rivka, de echtgenote van Baruch, liep af en aan met een karaf van fijn kristal om de glazen te vullen. Aan de andere kant van de deur profiteerde een verborgen Ruth van de gelegenheid om te luisteren naar wat haar vader besprak met die aardige, knappe jongeling.
Benvenist was aan het woord. ‘Ten eerste moet ik u zeggen dat u zich volgens mijn berekeningen een rijk man mag noemen. Velen van degenen die de graaf benaderen en die zich op hun rijkdom laten voorstaan, hebben niet zo veel liquide middelen als u.’
‘Ik heb mijn hele vertrouwen in u gesteld. Mijn taak is het werk dat mijn vader me heeft toegewezen in zijn testament. De rust die het mij biedt te weten dat u toezicht houdt op mijn financiën, maakt
dat ik me volledig aan mijn opdracht kan wijden. Maar gaat u alstublieft door met mij te informeren.’
‘Ziet u, Marti', niet alle handel is vrij. Er zijn goederen die geëxporteerd kunnen worden naar een stad of een rijk, terwijl het volstrekt verboden is ze ergens anders heen te brengen.’
‘En waar hangt dat van af?’
‘Van veel omstandigheden, zoals of het gebied in oorlog verkeert met een bondgenoot van de graafschappen, of het door die export kan uitgroeien tot een toekomstige concurrent, of simpelweg wanneer het een grote handelaar niet goed uitkomt.’
‘Dat wat ik inlaad, wie moet dat dan controleren?’
‘U moet zich onderwerpen aan de wet van elk rijk dat u bezoekt. En daar ligt de wortel van het grote voordeel dat u uit uw reistijd kunt halen, want wat Barcelona verbiedt, mag in Genua weer wel, en wat ze daar verbieden, is welkom in Venetië of Konstantinopel. De koopwaar van elke reis valt onder de bevoegdheid van de haven waar men laadt, en bijgevolg onder het graafschap, de stad of het rijk waar die zich bevindt. U zult verantwoordelijkheid verschuldigd zijn aan elk van de genoemde havens, zodat het succes van uw reis, nog afgezien van de vakbekwaamheid van uw kapitein, ook afhankelijk is van het commerciële talent van de reder - in dit geval van u.’
‘En als tijdens de planning van de reis de mogelijkheid zich voordoet om iets te kopen dat geen enkel verband houdt met verboden spullen, wat moet ik dan doen?’
‘Het declareren bij het lossen. Men kan daar niets tegen inbrengen en men kan evenmin enige sanctie opleggen.’
‘En hoe kan ik de waarde inschatten van nieuwe koopwaar, zodat ik die kan verzekeren conform onze overeenkomst, als ik als nieuweling de eigenaardigheden en risico’s van het transport ervan niet ken?’ ‘Maakt u zich daar niet druk over. In elke haven die u aandoet, zult u onze mensen vinden, die het risico en de kosten zullen berekenen van de koopwaar die u wilt verschepen. Wij staan borg voor hun beslissing en gegeven woord. Wat zij bepalen, zal voor ons een wet zijn.’
‘Er is nog iets wat mij onrust baart, maestro.’
‘Noem me niet zo. De kennis die ik op u kan overdragen, is eerder vrucht van ervaring dan van jarenlange studie. Maar zeg me, wat maakt u onzeker?’
‘Ziet u, hoe maak ik me verstaanbaar zodat ik mijn zaken kan afhandelen?’
‘Daar waar u heen gaat, zullen wij voor een behulpzaam persoon zorgen, maar in het dagelijks verkeer zal uw Latijn meer dan genoeg zijn. Alle volkeren rond de Middellandse Zee die ooit aan Rome onderworpen zijn geweest, spreken min of meer Latijn. Als je een van die volkeren verstaat, versta je ze allemaal.’
De vragen die Marti op zijn vriend afvuurde gingen over duizend verschillende situaties en plaatsen, en de antwoorden die hij kreeg hadden ook betrekking op vele gebieden.
‘Neem me niet kwalijk dat ik zo blijf doorgaan en misbruik van u maak,’ zei Marti, ‘mijn dorst naar kennis lijkt eindeloos.’
‘U hoeft zich nergens druk over te maken. Onze mensen zullen hoe dan ook uw bondgenoten zijn. En als u me nu even wilt excuseren: mijn blaas duldt geen uitstel. Dat wordt op den duur een gênante slavernij waar rijk en arm, graaf en bedelaar allemaal aan moeten geloven.’
‘Alstublieft, Baruch, u bent in uw eigen huis en ik ben slechts een lastpost die zo in de ban is van uw warme woorden, dat hij de elementairste fatsoensregels vergeet, die stellen dat een gast nooit moet blijven plakken na zonsondergang.’
De wisselaar stond op. Nadat hij zijn jonge gast ervan had verzekerd dat niets hem meer plezier deed dan diens bezoekjes, verliet hij het vertrek.
Hij had dit nog maar nauwelijks gedaan of Ruth kwam het vertrek binnen. Ondanks de strenge blik die haar moeder haar toewierp, stapte ze op Marti af en bood ze hem nog een rondje van het goudgele vocht uit haar karaf aan.
‘Ik geloof dat ik u hoorde spreken over een lange reis,’ zei het meisje, alsof ze daarvan niet alle duizenden details beluisterd had.
‘Zo is het. Ik heb me in een onderneming gestort die me onbekend is, en ik moet erg mijn best doen om het onder de knie te krijgen. Daarom heb ik de goede raad van je vader nodig, zodat ik mijn plannen zo goed mogelijk ten uitvoer kan brengen.’
‘Gaat u erg ver weg?’
‘Zover als het weer en de omstandigheden op zee mij toestaan.’
‘Wat maakt u me jaloers,’ zei het meisje, met halfgesloten ogen. ‘U zult de wereld leren kennen en ervaringen opdoen die uw herinneringen zullen verrijken. Het leven van een joodse vrouw is saai en vervelend. Bovendien hangt het van haar vaders goede wil en de grillen van het lot af of ze een goede man krijgt of een grijsaard.’
Rivka wilde tussenbeide komen, maar Marti' was haar voor. ‘Ik geloof niet dat jouw vader je iemand op zou dringen die je niet zou bevallen. Je hebt het geluk de dochter te zijn van een uitzonderlijke en zeer beminnelijke man.’
Op dat moment klonk er lawaai vanuit de keuken. Rivka ging kijken wat er aan de hand was, maar pas nadat ze Ruth een waarschuwende blik had toegeworpen. Het meisje deed of ze die niet zag.
‘U kunt wel gelijk hebben, maar ik weet dat als ik verliefd zou worden op een christen, hij nooit zijn toestemming zou geven.’
‘Maar het is heel normaal dat een jongeman van je eigen religie, die dezelfde gewoonten heeft, terwijl die van een ander vreemd zouden zijn, aantrekkelijker voor je is. Bovendien ken je vast veel meer joden dan niet-joden.’
‘Dat staat nog te bezien,’ zei het meisje met een grimas. ‘Ik heb u bijvoorbeeld leren kennen omdat u hier vaak aan huis komt en mijn vader u graag mag.’
Marti begon een beetje zenuwachtig te worden van haar spontaniteit. ‘Je bent een aanbiddelijk meisje met talloze kwaliteiten, maar... je noemde net de mogelijkheid om met een grijsaard te trouwen. Ik zou aan het probleem van mijn religie nog de belastende omstandigheid willen toevoegen van mijn leeftijd, in vergelijking met jouw jonge jaren.’
‘Ik zou nooit zeggen dat u oud bent.’
De jongeman wist niet meer wat hij nog in moest brengen tegen haar onverschrokkenheid. De stem van Baruch redde hem uit zijn netelige situatie.
‘Ruth. Waarmee ben je onze gast nu weer lastig aan het vallen?’ ‘Nergens mee, vader. Hij vertelde me net over de fantastische reis die hij gaat maken, en ik luisterde met plezier naar hem om de verveling van uw afwezigheid te verdrijven, maar ik ga al. Wilt u werkelijk uw glas niet meer bijvullen?’ vroeg ze terwijl ze de karaf aanbood.
‘Onze gast heeft niets meer nodig, en het enige wat ik wil is dat jij je nu terugtrekt,’ reageerde de geldwisselaar.
Het meisje trok zich terug na een charmante groet.
‘Neem haar niet kwalijk, ze is nog erg jong en haalt zich van alles in haar hoofd. Ze weet nog geen maat te houden.’
‘Het is een aanbiddelijk wezen, en u zult geen enkele moeite hebben de passende echtgenoot voor haar te vinden.’
‘Ik vrees ten zeerste dat van de drie dochters die ik heb, zij degene zal zijn die me de grootste tegenwerking zal geven bij het uithuwelijken aan de juiste partij. De oudste zal komend jaar trouwen met een jongen uit Besalù, met de beste referenties, wiens vader aan het hoofd staat van de badhuizen. De tweede zal ik uithuwelijken aan de oudste zoon van rabbijn Shemuel Melamed, met wie ik de bruiloft al overeengekomen ben. Maar ik vrees dat onze jongste elke man zal afwijzen die mijn vrouw en ik haar voorstellen. En ik ben er zeker van dat, als hij niet naar haar zin is, zij er zelf een zal uitzoeken.’