51 De cel

 

aia kon de bedreiging van haar stiefvader maar niet geloven. Ze kende hem als een hebzuchtig man, opvliegend en de gunsten waarmee de graaf hem bekleedde onwaardig. Maar ze had nooit gedacht dat de man van haar moeder in staat was tot zo’n schanddaad. Aïsja was uit haar leven verdwenen: vermoedelijk was ze naar een van de vele bezittingen van Laia’s voogd gestuurd, om haar te isoleren. Het meisje had een nieuwe bediende toegewezen gekregen, ditmaal een die toegewijd was aan haar stiefvader.

De zachte klop van knokkels op de deur van haar slaapvertrek onderbrak haar overpeinzingen.

‘Binnen.’

In de deuropening verscheen het strenge gezicht van de gezelschapsdame die nu de werkzaamheden uitvoerde die haar trouwe, beminde Aïsja daarvoor had verricht. De vrouw kwam de kamer binnen en zette een dienblad op tafel met een kom soep, een bord met een verrukkelijke hazenstoofschotel en een stuk kersentaart. Het waren haar lievelingsgerechten geweest.

‘U zult op uw kamer eten. Dat heeft de heer des huizes verordonneerd. Zorg dat u na het eten beschikbaar bent, want dan verwacht uw vader u in zijn werkkamer te zien.’

Zonder op antwoord te wachten trok de norse gezelschapsdame zich terug, aannemend dat de bevelen van haar heer geen enkele aanleiding tot discussie of commentaar vormden.

Laia raakte haar eten haast niet aan. Ze wachtte af. Na enige tijd kwam Edelmunda - zo heette haar gevangenbewaarster - haar ophalen.

‘Bent u gereed? U weet dat don Bernat het niet op prijs stelt wanneer men hem laat wachten.’

Laia stond op en knikte.

‘Volgt u mij dan, ik moet u tot aan de deur brengen.’

‘Moet ik geloven dat ik een gevangene ben in mijn eigen huis?’ ‘Ik volg slechts de bevelen op die ik ontvangen heb. Hoe dan ook, als u geen misbruik had gemaakt van het vertrouwen van uw vader, zou dit alles niet gebeurd zijn.’

De twee vrouwen liepen door lange gangen tot ze voor de deur van de werkkamer van Bernat Montcusì stonden. De gezelschapsdame klopte op een van de dubbele deuren en sprak door de deur tegen haar meester: ‘Don Bernat, hier is uw dochter, zoals u bevolen hebt.’

De schorre stem van de raadsheer klonk van binnenuit: ‘Laat haar verder komen, en wacht in de gang om haar weer naar haar kamer te brengen als we klaar zijn.’

De gezelschapsdame opende de deur en gaf het meisje te kennen dat zij naar binnen moest gaan. Laia ging angstig de kamer in en wachtte af wat haar stiefvader tegen haar zou zeggen. Deze negeerde haar en schreef verder aan een document, met een ganzenveer die hij van tijd tot tijd in een pot rode inkt doopte die voor hem op tafel stond. Na een poos richtte hij zijn blik op haar, alsof hij zich pas op dat moment van haar aanwezigheid bewust werd. En terwijl hij wat drogend poeder over het perkament strooide, sprak hij op onverwacht vriendelijke toon: ‘Och, daar ben je al! Kom verder en ga zitten, meiske. Blijf daar niet bij de deur staan.’

Laia liep naar de tafel en nam plaats in dezelfde stoel als altijd. ‘Vertel me, hoe gaat het met je? Hoe staan de dingen?’

Zijn toon en zijn woorden kwamen niet overeen met wat Laia had verwacht. Om hem niet te ergeren, en in de hoop dat ze er haar voordeel mee kon doen, antwoordde ze sereen: ‘Ik heb u niets te vertellen. U kent mijn leven van haver tot gort, en het is beslist nogal eentonig. Bovendien heeft u de persoon van me afgenomen die kleur gaf aan mijn dagen en die mij vervulde van sympathie.’

Montcusì reageerde beheerst. ‘Ik moet op jou passen, Laia. Die persoon, die niet meer is dan een slavin, heeft mijn vertrouwen beschaamd en misbruikt. Ik houd jou niet verantwoordelijk voor wat er gebeurd is, daar ben je nog te veel een kind voor. Zij is degene die er met haar kwade kunsten voor gezorgd heeft dat je in de wolken ging lopen met dat lieve hoofdje van je, dat ik zo bemin en dat mij tot dan toe niets dan voldoening had geschonken.’

‘Het spijt me, maar u heeft ongelijk. Zij was mijn vreugde, mijn gezelschap en mijn steun, een plek waar ik tot mezelf kon komen die ik miste sinds de dood van mijn moeder, en u heeft haar bij me weggehaald.’

‘Maar je kunt niet ontkennen - hoewel je geweigerd hebt me te vertellen waar je deze man ontmoette - dat zij deze ontmoetingen voor je geregeld heeft. Zij, die op slinkse wijze met je in contact is gebracht met als enig doel jou te betoveren met haar mooie stem en zoete liedjes.’

Laia merkte aan zijn antwoord dat hij zijn houding iets gewijzigd had. Hoewel ze haar vriendin wilde verdedigen, probeerde ze haar stiefvader niet al te erg te provoceren. ‘Ik leerde Marti kennen op de slavenmarkt en Aïsja had daar niets mee te maken, want zij werd op die dag geveild. U wilt gewoon niet toegeven dat ik opgegroeid ben en geen klein meisje meer ben.’

De stem van de raadsheer kreeg een ironische klank. ‘Dat erken ik juist wél. Het lijdt geen twijfel dat je opgegroeid bent: je bent een vrouw geworden. Maar om terug te komen op de brieven: je wilt me toch niet laten geloven dat de brieven die jij in je geldkistje verborg, vanzelf waren komen aanwaaien? Het spijt me dat ik heb toegestaan dat Aïsja ons leven kon binnendringen. In plaats van dankbaarheid kreeg ik een geslepen steek van een schorpioen die bij mij in dienst trad, maar de bevelen van haar vorige eigenaar uitvoerde. Zeg me, wie bezorgde je post?’

Laia antwoordde met trillende stem: ‘Ik weiger te zeggen hoe die brieven mij bereikt hebben. Ik kan u alleen vertellen dat zij er niets mee te maken had.’

‘Luister, Laia. Als er iets is wat ik niet uit kan staan, is het wel dat iemand me behandelt alsof ik achterlijk ben. Dat mens bezorgde je die brieven, en jij liep als een dom gansje in de val. Maar mijn liefde voor jou en mijn grootmoedigheid zullen ervoor zorgen dat dit ergerlijke voorval vergeten wordt.’ Bemat Montcusì keek zijn stiefdochter teder aan. ‘Ik stel je opnieuw voor mijn aanzoek aan te nemen.’

‘Aan die onzin doe ik niet mee!’

De toon van de man veranderde onmiddellijk: ‘Ik kan je dwingen!’ Laia stond op. Ze beefde over haar hele lichaam van angst en woede. ‘Ik spring nog liever van de toren!’ riep ze uit.

‘Ik weet met welke middelen ik je kan overtuigen.’

‘Verdoet u uw tijd maar niet. De zon zal nog eerder uitdoven dan dat u mij overhaalt.’

‘Ik ben geen tovenaar, ik beschik alleen over wereldse macht.’ ‘Zeg me dan wat u gaat doen.’

De raadsheer pauzeerde opzettelijk lang terwijl Laia, gehoorzamend aan zijn bevelende blik, weer plaatsnam. Toen ze zat, sprak Bernat Montcusì langzaam en emotieloos: ‘Ik zal je vertellen wat ik ga doen. Ik laat Aïsja villen waar je bij staat. Je kent me goed genoeg om te weten dat ik doe wat ik zeg.’

Laia was sprakeloos.

‘Ik heb jouw toestemming nodig om met je te trouwen, maar niet om je als mijn concubine te gebruiken. Zoals je zelf al zo mooi gezegd hebt: je bent een vrouw, dus je weet wat dat inhoudt. Elke nacht, wanneer ik daar maar zin in heb, zul je me in je bed ontvangen.’ Laia kon alleen maar haar hoofd schudden met een verdwaasde blik in haar ogen.

De prohom stond snel op. ‘Volg mij!’ Hij kwam met moeite achter zijn tafel vandaan en liep met grote passen naar de deur.

Laia liep achter hem aan, bijna zonder te weten wat ze deed. Toen hij de deur opendeed sprong de gezelschapsdame, die dromerig op een bankje zat, geschrokken overeind. Bernat doorkruiste stampend en blazend als een wervelwind de vertrekken op weg naar de wenteltrap die naar de kelders van het gebouw leidde, waarvan de ingang door een gewapende wachter werd bewaakt. Met een bruusk gebaar duwde hij de lans opzij. Het meisje, dat deze trap nog nooit betreden had, kwam drie passen achter hem aan en kon hem nauwelijks bijhouden.

Bij aankomst in de kelder pakte Bernat een van de toortsen die de vochtige wanden verlichtten. Hij stapte op de wachter af die zat te dommelen op een bankje achter een smal tafeltje, waarop hij met zijn hoofd op de armen rustte, en wekte hem met een schop. ‘Ik zal je rug met een essentwijg laten bewerken tot je ingewanden naar buiten komen! Maak onmiddellijk de achterste kelder open!’

De man schoot als de gesmeerde bliksem overeind van zijn bankje, lijkbleek en plotseling watervlug, ondanks zijn omvang. Hij nam een sleutelring van een haak aan de muur en ging naar een deur achterin, die hij met piepende scharnieren opende. Vervolgens stapte hij opzij om de twee door te laten.

De fakkel van de raadsheer verlichtte het tafereel. Achter in de cel lag een onbeweeglijke gestalte op een stenen bank.

De stem van Bernat weergalmde tegen de wanden. ‘Daar is ze dan. Eens kijken of je haar nog herkent.’

Laia begaf zich naar de gestalte en tilde de rafelige doek op die haar bedekte. Een verkleefde massa haar bedekte het gezicht daaronder. Laia schoof het opzij. Vanachter de bloederige lokken verscheen het gezwollen gezicht van haar slavin.

Het meisje bracht met moeite een paar woorden uit. ‘Wat hebben ze met je gedaan, mijn vriendin?’

Aïsja keek haar aan zonder haar te herkennen.

De stem van de raadsheer klonk bij haar schouder. ‘Dat is nog niets vergeleken bij wat ik zou kunnen doen.’

‘U bent een weerzinwekkend beest! Ik walg van u!’

‘Ze leeft nog, en als jij verstandig bent, blijft ze in leven. Als je niet naar me luistert, zal ik haar voor je ogen de keel afsnijden. Als je braaf en redelijk bent, kun je haar leven redden, al is dat niets waard. Met andere woorden, het is aan jou. Trek je nu terug in je kamer en denk na: ik denk dat je mijn edelmoedige aanbod wel zult accepteren. Zorg dat je van nu af aan klaar voor me bent: ik besluit wanneer de eerste keer zal zijn. Dat is iets wat elke vrouw haar leven lang bijblijft.’

Ik geef je de aarde
Section0001.xhtml
Section0009.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0007_0002.xhtml
Section0007_0003.xhtml
Section0007_0004.xhtml
Section0007_0005.xhtml
Section0007_0006.xhtml
Section0007_0007.xhtml
Section0007_0008.xhtml
Section0007_0009.xhtml
Section0007_0010.xhtml
Section0007_0011.xhtml
Section0007_0012.xhtml
Section0007_0013.xhtml
Section0007_0014.xhtml
Section0007_0015.xhtml
Section0007_0016.xhtml
Section0007_0017.xhtml
Section0007_0018.xhtml
Section0007_0019.xhtml
Section0007_0020.xhtml
Section0007_0021.xhtml
Section0007_0022.xhtml
Section0007_0023.xhtml
Section0007_0024.xhtml
Section0007_0025.xhtml
Section0007_0026.xhtml
Section0007_0027.xhtml
Section0007_0028.xhtml
Section0007_0029.xhtml
Section0007_0030.xhtml
Section0007_0031.xhtml
Section0007_0032.xhtml
Section0007_0033.xhtml
Section0007_0034.xhtml
Section0007_0035.xhtml
Section0007_0036.xhtml
Section0007_0037.xhtml
Section0007_0038.xhtml
Section0008.xhtml
Section0007_0039.xhtml
Section0007_0040.xhtml
Section0007_0041.xhtml
Section0007_0042.xhtml
Section0007_0043.xhtml
Section0007_0044.xhtml
Section0007_0045.xhtml
Section0007_0046.xhtml
Section0007_0047.xhtml
Section0007_0048.xhtml
Section0007_0049.xhtml
Section0007_0050.xhtml
Section0007_0051.xhtml
Section0007_0052.xhtml
Section0007_0053.xhtml
Section0007_0054.xhtml
Section0007_0055.xhtml
Section0007_0056.xhtml
Section0007_0057.xhtml
Section0007_0058.xhtml
Section0007_0059.xhtml
Section0007_0060.xhtml
Section0007_0061.xhtml
Section0007_0062.xhtml
Section0007_0063.xhtml
Section0007_0064.xhtml
Section0007_0065.xhtml
Section0007_0066.xhtml
Section0007_0067.xhtml
Section0007_0068.xhtml
Section0007_0069.xhtml
Section0007_0070.xhtml
Section0007_0071.xhtml
Section0007_0072.xhtml
Section0007_0073.xhtml
Section0007_0074.xhtml
Section0007_0075.xhtml
Section0007_0076.xhtml
Section0007_0077.xhtml
Section0007_0078.xhtml
Section0007_0079.xhtml
Section0007_0080.xhtml
Section0007_0081.xhtml
Section0007_0082.xhtml
Section0007_0083.xhtml
Section0007_0084.xhtml
Section0007_0085.xhtml
Section0007_0086.xhtml
Section0007_0087.xhtml
Section0007_0088.xhtml
Section0007_0089.xhtml
Section0007_0090.xhtml
Section0007_0091.xhtml
Section0007_0092.xhtml
Section0007_0093.xhtml
Section0007_0094.xhtml
Section0007_0095.xhtml
Section0007_0096.xhtml
Section0007_0097.xhtml
Section0007_0098.xhtml
Section0007_0099.xhtml
Section0007_0100.xhtml
Section0007_0101.xhtml
Section0007_0102.xhtml
Section0007_0103.xhtml
Section0007_0104.xhtml
Section0007_0105.xhtml
Section0007_0106.xhtml
Section0007_0107.xhtml
Section0007_0108.xhtml
Section0007_0109.xhtml
Section0007_0110.xhtml
Section0007_0111.xhtml
Section0007_0112.xhtml
Section0007_0113.xhtml
Section0007_0114.xhtml
Section0007_0115.xhtml
Section0007_0116.xhtml
Section0007_0117.xhtml
Section0007_0118.xhtml
Section0007_0119.xhtml
Section0007_0120.xhtml
Section0007_0121.xhtml
Section0007_0122.xhtml
Section0007_0123.xhtml
Section0007_0124.xhtml
Section0007_0125.xhtml
Section0007_0126.xhtml
Section0007_0127.xhtml
Section0007_0128.xhtml
Section0007_0129.xhtml
Section0007_0130.xhtml