96 De bruiloft van Batseba

 

e choepa19 was opgezet naast de waterput en de grote tafel voor het feestmaal stond onder de enorme kastanje waar Baruch, op lange zomeravonden, eindeloze filosofische en religieuze discussies had gevoerd met Eudald Llobet, en waar hij Marti had geadviseerd over de beste manier om zaken te doen.

De genodigden voor de ceremonie kwamen binnendruppelen. Ze werden ontvangen door de oudste dochter Esther, die vijf maanden in verwachting was, en haar echtgenoot Binyamin Haim, die speciaal uit Besalù gekomen waren. Ondertussen was Rivka met hulp van de bedienden bezig haar dochter te kleden en te kappen voor de ceremonie. De wisselaar en de kanunnik hadden zich in het kantoor teruggetrokken, op verzoek van de eerste, die deze dag met een vreemde mengeling van vreugde en verdriet tegemoet had gezien.

Het uithuwelijken van Batseba aan een goede jongen die hij al kende sinds diens bar mitswa vervulde hem met tevredenheid, maar de afwezigheid van zijn kleine Ruth baarde hem grote onrust. Daartoe droeg ook het stilzwijgen van de graaf over de maravedi's bij. Toegegeven: hoe meer dagen er verstreken, hoe veiliger hij zich voelde, want het was duidelijk dat hij en de zijnen niets te maken hadden met de onfortuinlijke gebeurtenis en de wet was de wet voor elke burger van Barcelona, in welke situatie die ook verkeerde. Hoe dan ook, daarover sprak hij met Eudald Llobet, voor wie hij grote achting had, in afwachting van het bericht dat alles klaar was voor de ceremonie.

‘Want ziehier, vriend, het geluk is nooit volmaakt. Ik begeleid Batseba op de gelukkigste dag van haar leven, en als tegenwicht is mijn kleine meisje uit mijn buurt verbannen.’

‘Voeg aan die zin maar toe: “door een stom incident”.’

‘Zo zijn onze wetten. Als ik haar in mijn huis had ontvangen, zou de bruiloft die we vandaag gaan vieren, nooit hebben plaatsgevonden.’

‘Ik begrijp uw standpunt en hier, in de beslotenheid van uw werkkamer, zal ik u bekennen dat ook wij christenen wetten hebben die mijn miezerige verstand te boven gaan. Maar vergeef me als ik u zeg dat het woord “verbannen” nu niet direct op de situatie van Ruth van toepassing is.’

‘Is het dan niet zo dat de omstandigheden haar gedwongen hebben om buiten haar eigen huis te verblijven?’

‘Klaarblijkelijk, maar vergeef me dat ik het zeg, en ik wil zeker geen gebrek aan respect voor u tonen, maar als u haar liet kiezen, zou ze geloof ik liever blijven waar ze nu is.’

‘Ik dank de Heer dat hij zo genadig was mij een vriend van het kaliber van Marti Barbany te schenken.’

‘U had voor uw dochter geen beter toevluchtsoord kunnen vinden.’

‘Ik ben ook niet bang vanwege hem, beste vriend. Ik ben overtuigd van zijn eerbaarheid en zijn rechtschapenheid, maar zij is jong en verliefd. Ik heb besloten dat ik haar, zodra Batseba getrouwd is, weer in mijn huis opneem, wat men daar ook van mag vinden. Later leg ik mijn beslissing wel uit aan wie dat wil.’

Benvenist zweeg even en veranderde toen van onderwerp. ‘En wat denkt u, Eudald, van die rampzalige toestand met de maravedi's?’ Llobet vroeg op zijn beurt: ‘Hebt u al iets gehoord?’

‘Er is al een week verstreken zonder enig bericht uit het paleis.’ ‘Enerzijds lijkt het me een goed voorteken dat u nog geen antwoord heeft. U weet wat het spreekwoord zegt: “Geen nieuws is goed nieuws.” Anderzijds, de raadsheer kennende, lijkt het me sterk dat deze niet zou proberen zijn voordeel met deze situatie te doen.’ ‘Welk voordeel denkt u dat hij nog kan behalen in deze knoeiboel?’ vroeg Baruch verbaasd.

‘Ik weet het niet, het ontgaat me... Misschien wil hij u een boete opleggen omdat u niet op tijd hebt ontdekt dat de maravedi's vals waren.’

‘Dan zou hij het bij het verkeerde eind hebben. De delegatie die het losgeld in ontvangst nam, had tot taak te verifiëren of het geld niet vals was en te zorgen dat ze niet opgelicht zouden worden. Ik was slechts de depositaris van de drie geldkisten. Toen we nieuwe munten gingen slaan, konden we de fraude pas ontdekken. In elk geval is degene die betaalt met vals geld de schuldige; wij waren slechts de ontvangers.’

Op dat moment werd er zachtjes op de deur geklopt en bracht men de wisselaar ervan op de hoogte dat de minjan aanwezig was.

‘Beste vriend, ik ga de ketoeba20 van mijn dochter ondertekenen, zodat we met de ceremonie kunnen beginnen.’

 

Dankzij de goede zorgen van Ruth, de goede voeding en haar eigen kracht herstelde Aïsja stukje bij beetje van alle ontberingen die haar verminkte lichaam had moeten verduren. De wonden op haar ziel heelden veel langzamer. Wat daar beslist bij hielp was dat zij weer op haar luit tokkelde, iets wat ze bijna elke dag deed in het kleine kamertje op de eerste verdieping. Marti had besloten daar de muziekkamer te maken omdat de hoek van de twee stenen muren, afgewerkt met een klein bovenraam, ervoor zorgde dat de geluidskwaliteit uitstekend was.

Na het avondeten had de jongeman de gewoonte om daar met Ruth heen te gaan en naar de melodieën te luisteren die de vaardige handen van zijn voormalige slavin produceerden. Ze riepen oude herinneringen op aan zijn omzwervingen in het Middellandse Zeegebied. Ruth werd betoverd door dit magische uur en soms bracht ze samen met Aïsja lieflijke melodieën ten gehore die ze als kind van de volwassenen had geleerd, melodieën die haar hadden bereikt via een traditie die generatie op generatie was overgeleverd. Marti' was vooral dol op een oud joods lied over de zeven manieren waarop men een auberginestoofschotel kan bereiden, en vroeg daar telkens om.

Maar deze avond deed hij dat niet, omdat hij voelde dat het meisje niet in de stemming was voor vrolijke liedjes. De muziek klonk rustig en het paar zat te praten, gezeten op bankjes van Moors leer, een recente aankoop van Marti.

‘Wat zit u dwars, Ruth?’

‘Niets, slechts mijn eigen dingen.’

‘Ik ken u goed, en we zijn al zo lang vrienden. Wilt u mij niet vertellen wat er met u aan de hand is?’

Ruth zweeg enkele ogenblikken. ‘Na alles wat u voor mij gedaan heeft, heb ik niet het recht u lastig te vallen met nog meer wissewasjes.’

‘Soms, wanneer we hardop verwoorden wat we als probleem zien, neemt dit een veel lichtere dimensie aan. Er zijn gevallen waarin het zelfs oplost als een sneeuwbal.’

‘Let maar niet op mij, soms laat ik me meeslepen door mijn gevoelens.’

‘Dat is me duidelijk,’ zei Marti met een glimlach, ‘maar zeg me nu wat u dwarszit, dan zult u zien dat u luttele ogenblikken later over aubergines gaat zingen en dat we er samen om lachen.’

Ruth slaakte een diepe zucht. ‘Het zit zo dat, hoewel ik mijn hele leven heb lopen bekvechten met Batseba, ik het toch spijtig vind dat ik niet bij haar trouwplechtigheid kan zijn. Bij die van Esther was ik nog een kind, volgens mijn moeder, en stuurden ze me naar de keuken om daar te eten met de kinderen van onze familieleden. En nu ik een vrouw ben die de rol zou kunnen vervullen die bij de zuster van de bruid past, verhinderen de omstandigheden mij erbij te zijn. Waarom zijn onze wetten toch zo ingewikkeld?’

‘Ik begrijp uw verdriet, en ik betreur dat het buiten mijn macht ligt deze kwestie op te lossen. Gelooft u maar dat ik u alles wat er tijdens de ceremonie gebeurt, haarfijn uit de doeken ga doen, en ik beloof u dat ik iets zal regelen waardoor u uw zuster in bruidskledij zult kunnen zien.’

De ogen van het meisje kregen een bijzondere glans. ‘Wilt u dat voor mij doen?’

‘Als uw vader het toestaat zal ik het bruidspaar, voordat het vertrekt, in een gesloten koets hier brengen zodat u afscheid kunt nemen.’

‘Als u dat voor me doet, zal ik de rest van mijn leven bij u in het krijt staan.’ Het meisje stoof op hem af, sloeg haar armen om zijn nek en overdekte hem met kussen.

De harpmuziek van Aïsja klonk zacht. Met het zesde zintuig waarmee blinden zijn begiftigd, en misschien denkend aan de verre verloren liefde uit haar jeugd, veranderde ze het register toen ze hoorde dat de conversatie verstomd was: ze begon een allerlieflijkste melodie uit haar verre geboortestreken te spelen.

Het bloed van Marti begon te koken in zijn aderen. Het meisje omhelsde hem en toen hij, onbewust, met zijn arm over haar rug streek, voelde hij de band van haar ceintuur. Een wirwar van gedachten tuimelde door zijn hoofd: het lichaam dat hij in zijn armen hield was niet dat van een kind, en op dat magische moment realiseerde hij zich hoe gevaarlijk haar aanwezigheid was als hij zijn belofte aan haar vader wilde houden. Zijn lippen fluisterden: ‘Ruth, om alles wat u lief is...’

De jonge vrouw maakte zich een ogenblik los en zei: ‘Alles wat me lief is, bent u.’

‘Maar ik heb beloofd...’

‘Ik niet.’

Zijn hartenklop versnelde, en bijna zonder het te merken beantwoordde hij de liefkozingen van het meisje. De donkere wolk die boven zijn hoofd had gehangen sinds de dood van Laia, begon te vervagen. Al zijn gevoelens bewogen zich in de richting die zijn onderdrukte jeugd dicteerde. Hij nam het ovale gezicht van de mooie vrouw tussen zijn handen.

‘Ook ik...’ Opeens kreeg zijn gezond verstand de overhand. ‘Het kan niet, Ruth... Ik ben gebonden aan de belofte die ik uw vader heb gedaan. Maakt u de zaken niet nog moeilijker.’

Na deze woorden stond hij op om het vertrek te verlaten, terwijl hij op zijn gezicht de lippen van het meisje nog na voelde gloeien, en verbijsterd over de woorden die hij op het punt had gestaan te zeggen. Hij was overdonderd door zijn eigen gevoelens. Nooit had hij gedacht dat hij ooit nog in staat zou zijn opnieuw te beminnen.

Ondertussen klonk de muziek van de blinde harpiste Ruth als een jubelzang in de oren.

 

Alle genodigden stonden rond de choepa. De zes muzikanten en het koor begeleidden de zang van de chatan thora. De rabbijn, getooid met gebedskleed en de gebedsriemen in perfecte volgorde rond zijn linkerarm gerold, wachtte geduldig op de komst van de bruid aan de arm van haar vader, terwijl de bruidegom terzijde van het baldakijn bij zijn moeder wachtte. Eudald Llobet en Marti hadden een discreet plekje uitgezocht, omdat ze wisten dat het een uitzondering was dat twee christenen de viering van een joodse bruiloft bijwoonden.

Een gemurmel op de achtergrond deed hen de halzen rekken om het beter te kunnen zien. Llobet, die een kop groter was dan de anderen, verklaarde: ‘Daar komen ze al.’

De bruidsstoet, met een beeldschone Batseba aan de arm van Baruch, gevolgd door haar bruidsmeisjes en door het jongetje dat de ringen droeg, kwam met langzame passen naderbij. De bruid richtte haar bedekte gezicht naar de plek waar haar bruidegom op haar wachtte.

De muziek stopte en de ceremonie begon. Alle handelingen werden uitgevoerd. De bruidegom sloeg de sluier naar achteren die het mooie gezicht van Batseba bedekte, en zij overhandigde de talliet opdat de celebrant deze over de schouders van beide partijen kon leggen. Vervolgens draaide men de choepa zevenmaal en werd de ketoeba voorgelezen, en ten slotte werden de ringen overhandigd. De bruidegom brak met zijn rechtervoet een kristallen glas, als voorteken van geluk, terwijl de aanwezigen ‘mazzeltof!’21 riepen.

Iedereen verdeelde zich over de tuin en de twee salons van het prachtige huis. Eudald en Marti converseerden met alle aanwezigen, die de merkwaardige vriendschaps- en zakenrelatie tussen Baruch en de twee mannen kenden. De bedienden kwamen algauw drankjes en hapjes serveren en er begonnen zich verschillende groepjes te vormen, naar leeftijd en interesse. Het bruidspaar had zich even afgezonderd in een daartoe voorbereide kamer, als symbolisch gebaar dat de echtelieden het huwelijk geconsummeerd hadden.

Marti maakte van de gelegenheid gebruik toen de oude wisselaar even wegliep om hem te spreken. ‘Baruch, luistert u even.’

‘Natuurlijk, beste vriend.’

‘Ik weet niet of het mogelijk is, maar als het kan, zou ik het fijn vinden als u iets wilt goedkeuren dat Ruth erg gelukkig zou maken.’

‘En wat is dat dan, Marti?’

‘Ziet u, gisteravond had ik het gevoel dat ze erg neerslachtig was en na enig doorvragen bekende ze me dat ze erg verdrietig werd van het feit dat ze niet bij de bruiloft van haar zus aanwezig kon zijn. Daarom heb ik haar beloofd dat, indien u ermee akkoord zou gaan, ik het bruidspaar naar mijn huis zou brengen zodat zij ze zou kunnen zien en afscheid van ze zou kunnen nemen voor ze op reis gaan.’

Baruch dacht even na en besloot ten slotte: ‘Ik denk dat er vandaag wel een uitzondering te maken valt. Zodra ze naar beneden komen, want mijn vrouw is ze al gaan halen, en voordat ze aan het feest deelnemen, zal ik ze via de keukendeur naar buiten laten gaan. Als u dan zo vriendelijk wilt zijn om de koets in de buurt van de patio te zetten, kunnen ze met u mee om hun zuster en schoonzuster te zien.’

‘Dank. Duizendmaal dank, uit naam van uw dochter. Ik wacht op u naast de uitgang.’

‘Zeg haar dat ik erg blij ben haar een plezier te kunnen doen, en dat ik morgenmiddag met haar moeder langs uw huis kom om haar te bezoeken. Het wordt tijd dat het vogeltje terugkeert naar het nest.’

Verheugd riep Marti zijn koetsier. Deze zette de koets naast het toegangshek om nieuwsgierige blikken te voorkomen. Na korte tijd verschenen Batseba en Ishai, stralend gelukkig.

De jonge echtgenoot riep trots: ‘Wat een geweldig idee, heer! Mijn vrouw en ik waren al verdrietig omdat we geen afscheid zouden kunnen nemen van onze zuster.’

De koetsiersknecht opende het deurtje van het rijtuig en toen de drie binnenin plaats hadden genomen, ging hij met een elegante sprong achterop staan. Het span onberispelijk geroskamde paarden, met glinsterende tooi en het wapenschild van de rederij op hun dekkleden, vertrok naar het huis van Marti' op een lichte draf, aangespoord door het fluiten van de wagenmenner en het klappen van de zweep.

 

Het feest werd geanimeerd voortgezet. De nacht viel, en in de tuin rook het naar citroen en ijzerhard. De in het grasveld gestoken fakkels verlichtten de jongemannen op de dansvloer, die elkaar bij de schouders vattend een grote kring vormden en dansten op de steeds sneller wordende muziek die het orkest ten gehore bracht.

De ouderen hadden binnenshuis groepjes gevormd. Eudald vermaakte zich door met de vader van de bruidegom, rabbijn Melamed, rond te neuzen tussen de documenten van Baruch.

Uit zijn ooghoek zag hij hoe een van de dienaren discreet naar de plek ging waar Baruch en Rivka zich bevonden, en de dajan van de Call een korte boodschap in het oor fluisterde.

Benvenist wisselde een gealarmeerde blik met zijn echtgenote. Hij sprak enkele woorden en liep toen achter de bediende aan naar het voorportaal.

Terwijl de wisselaar de deur van de grote salon naar de gang door stapte, stond Rivka snel op en haastte ze zich achter hem aan. Eudald verontschuldigde zich bij zijn gezelschap; hij voelde dat er iets ernstigs aan de hand was en ging op de echtgenote van zijn vriend af.

‘Wat is er aan de hand, Rivka?’

‘Ik kan u niets zeggen, behalve dat Baruch me heeft opgedragen u te gaan zoeken en u te vragen onverwijld naar de vestibule te komen.’

De kanunnik zette het glas neer dat hij in de hand had en haastte zich naar het voorportaal.

De stemmen klonken beheerst, als om het bij de gelegenheid passende respect te betonen. Die van zijn vriend klonk angstig en benauwd, de andere hard en vooral autoritair.

‘Maar wat is de reden?’

‘Dat weet ik niet. Ik voer alleen orders uit.’

‘Kunt u niet morgen terugkomen? ’ vroeg de oude Benvenist. ‘Vandaag is de trouwdag van mijn dochter. Ik heb een huis vol vrienden en mijn afwezigheid zou opvallen.’

‘Het spijt me. Ik ben een eenvoudig dienaar in het leger van Barcelona, en de orders die ik heb, zijn dat u nu met mij mee moet komen.’

‘Maar waarheen?’

‘Dat is niet mijn zaak, noch uw zaak. U komt er zo achter.’

De donderende stem van Llobet klonk van achter uit de gang: ‘Maar mijn zaak is het wél!’ In een oogwenk was hij van de salon naar het voorportaal gekomen en zijn indrukwekkende gestalte vulde de hal.

‘En u, heer, wie heeft u het woord gegeven?’

‘Het woord neem ik zelf, en gravin Almodis, van wie ik de biechtvader ben, zal u morgen op de hoogte brengen wie ik ben.’

De ander, die in het licht van de kandelaars het heerschap herkende, sloeg een andere toon aan. ‘Neemt u mij niet kwalijk, in de schemering van de gang had ik u niet herkend. Ik weet heel goed wie u bent.’

‘Verklaart u me dan wat er zo urgent is dat er beslag moet worden gelegd op een vader op de dag van de bruiloft van zijn dochter.’ 

‘Ik verzeker u dat ik niets anders weet dan dat ik de dajan van de Call, don Baruch Benvenist, moet vragen met mij mee te gaan naar het grafelijk paleis. Daar houden mijn bevoegdheden op.’ 

‘Goed dan,’ zei pater Llobet. Hij richtte zich tot Baruch en voegde eraan toe: ‘ik ga met u mee.’

De officier onderbrak hem: ‘Dat gaat niet door. Het is een gevangenenwagen. Daarbinnen mogen alleen de arrestant plaatsnemen en het piket dat hem moet bewaken.’

De huid van het gezicht van de wisselaar was zo wit geworden als albast.

‘Wilt u mij zeggen dat don Baruch wordt gearresteerd?’ informeerde Eudald.

‘Dat zijn mijn orders.’

‘Maar dat is een schande...’

‘Ik zeg u nogmaals dat ik enkel bevelen opvolg.’

De blik van de oude Benvenist was hartverscheurend. ‘Eudald, zeg tegen Rivka dat ze zich niet druk moet maken en zeg Avimelech, mijn koetsier, dat hij met mijn rijtuig naar het grafelijk paleis komt om me af te halen.’

Tets zegt me dat u uw rijtuig voorlopig niet nodig zult hebben,’ merkte de officier op.

‘En iets zegt mij dat iemand zwaar zal boeten voor deze absurde wanvertoning,’ antwoordde pater Llobet.

Buiten op straat stond een kar te wachten met de achterkant open, en twee mannen wachtten met een lans in de hand tot hun gevangene het laddertje op zou komen.

Een bliksemschicht van woede flitste in de borst van de kanunnik, en een slecht voorgevoel nestelde zich in zijn geest: iemand probeerde de zwendel van de Moor toe te schrijven aan, wie anders, de joden.

Ik geef je de aarde
Section0001.xhtml
Section0009.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0007_0002.xhtml
Section0007_0003.xhtml
Section0007_0004.xhtml
Section0007_0005.xhtml
Section0007_0006.xhtml
Section0007_0007.xhtml
Section0007_0008.xhtml
Section0007_0009.xhtml
Section0007_0010.xhtml
Section0007_0011.xhtml
Section0007_0012.xhtml
Section0007_0013.xhtml
Section0007_0014.xhtml
Section0007_0015.xhtml
Section0007_0016.xhtml
Section0007_0017.xhtml
Section0007_0018.xhtml
Section0007_0019.xhtml
Section0007_0020.xhtml
Section0007_0021.xhtml
Section0007_0022.xhtml
Section0007_0023.xhtml
Section0007_0024.xhtml
Section0007_0025.xhtml
Section0007_0026.xhtml
Section0007_0027.xhtml
Section0007_0028.xhtml
Section0007_0029.xhtml
Section0007_0030.xhtml
Section0007_0031.xhtml
Section0007_0032.xhtml
Section0007_0033.xhtml
Section0007_0034.xhtml
Section0007_0035.xhtml
Section0007_0036.xhtml
Section0007_0037.xhtml
Section0007_0038.xhtml
Section0008.xhtml
Section0007_0039.xhtml
Section0007_0040.xhtml
Section0007_0041.xhtml
Section0007_0042.xhtml
Section0007_0043.xhtml
Section0007_0044.xhtml
Section0007_0045.xhtml
Section0007_0046.xhtml
Section0007_0047.xhtml
Section0007_0048.xhtml
Section0007_0049.xhtml
Section0007_0050.xhtml
Section0007_0051.xhtml
Section0007_0052.xhtml
Section0007_0053.xhtml
Section0007_0054.xhtml
Section0007_0055.xhtml
Section0007_0056.xhtml
Section0007_0057.xhtml
Section0007_0058.xhtml
Section0007_0059.xhtml
Section0007_0060.xhtml
Section0007_0061.xhtml
Section0007_0062.xhtml
Section0007_0063.xhtml
Section0007_0064.xhtml
Section0007_0065.xhtml
Section0007_0066.xhtml
Section0007_0067.xhtml
Section0007_0068.xhtml
Section0007_0069.xhtml
Section0007_0070.xhtml
Section0007_0071.xhtml
Section0007_0072.xhtml
Section0007_0073.xhtml
Section0007_0074.xhtml
Section0007_0075.xhtml
Section0007_0076.xhtml
Section0007_0077.xhtml
Section0007_0078.xhtml
Section0007_0079.xhtml
Section0007_0080.xhtml
Section0007_0081.xhtml
Section0007_0082.xhtml
Section0007_0083.xhtml
Section0007_0084.xhtml
Section0007_0085.xhtml
Section0007_0086.xhtml
Section0007_0087.xhtml
Section0007_0088.xhtml
Section0007_0089.xhtml
Section0007_0090.xhtml
Section0007_0091.xhtml
Section0007_0092.xhtml
Section0007_0093.xhtml
Section0007_0094.xhtml
Section0007_0095.xhtml
Section0007_0096.xhtml
Section0007_0097.xhtml
Section0007_0098.xhtml
Section0007_0099.xhtml
Section0007_0100.xhtml
Section0007_0101.xhtml
Section0007_0102.xhtml
Section0007_0103.xhtml
Section0007_0104.xhtml
Section0007_0105.xhtml
Section0007_0106.xhtml
Section0007_0107.xhtml
Section0007_0108.xhtml
Section0007_0109.xhtml
Section0007_0110.xhtml
Section0007_0111.xhtml
Section0007_0112.xhtml
Section0007_0113.xhtml
Section0007_0114.xhtml
Section0007_0115.xhtml
Section0007_0116.xhtml
Section0007_0117.xhtml
Section0007_0118.xhtml
Section0007_0119.xhtml
Section0007_0120.xhtml
Section0007_0121.xhtml
Section0007_0122.xhtml
Section0007_0123.xhtml
Section0007_0124.xhtml
Section0007_0125.xhtml
Section0007_0126.xhtml
Section0007_0127.xhtml
Section0007_0128.xhtml
Section0007_0129.xhtml
Section0007_0130.xhtml