31 Aïsja
arti Barbany kon maar niet wennen aan het idee dat er slaven deel uitmaakten van zijn huishouding. Hoewel het fortuin hem gunstig gezind was geweest en de zaken hem voor de wind gingen, behandelde hij zijn slaven als werknemers en medewerkers. Er waren op aandringen van Caterina nieuwe mensen bij hem in dienst gekomen: Mariona, een boerin die uit Bergueda kwam, was keldermeesteres en Andreu Codina, eveneens aanbevolen door Eudald Llobet, deed dienst als hofmeester. Hij had een vertrouwenspositie waarin hij vrijelijk staljongens, koetsiers, palfreniers, voorrijders, arbeiders in de wijngaard en welk ander personeel er ook maar nodig was, kon aanstellen.
Marti had nog steeds moeite te geloven hoe goedgunstig het lot hem had toegelachen sinds hij Barcelona had betreden. Zijn leven was volkomen gewijd aan de zorg voor zijn verschillende ondernemingen, het bezoeken van pater Llobet en de besprekingen met Baruch Benvenist. Sinds kort bezocht hij ook elke dag bij het vallen van de avond het strand tegenover de scheepswerven, om met Jofre te praten en zorg te dragen voor de vereisten bij de bouw van zijn schip. Zijn gedachten bleven echter draaien rond de vraag hoe hij kon profiteren van de toestemming van Bernat Montcusì om zijn dochter te trakteren op de artistieke kwaliteiten van zijn zingende slavin, Aïsja.
Op een avond, toen hij onder het afdak van zijn terras zat, waar hij zich gewoon lijk terugtrok na het diner, beval hij Caterina om de slavin bij hem te laten komen. Die diende zich bij hem aan met haar luit, denkend dat haar meester haar mooie melodieën wilde beluisteren.
Aïsja was, voor het eerst in haar treurige leven, gelukkig. Toen ze nog jong was had men haar geroofd in de omgeving van een markt die zij met haar ouders bezocht. Ze was aan een slavenhandelaar verkocht, die haar gebrandmerkt had met een klein klavertjevier onder de rechteroksel, om de koopwaar niet te bederven. Daarna was ze doorverkocht aan een eunuch die vrouwen aankocht voor de harem van een emir, waar zij diep ongelukkig was geweest. Toen de emir op haar uitgekeken was en ze weer verkocht werd aan een Catalaanse koopman om geveild te worden op de markt van Barcelona, had ze haar lot vervloekt. Maar vervolgens prees ze zich gelukkig, want haar nieuwe meester behandelde niemand als slaaf. Hij was goed en vriendelijk, zodat ze, alhoewel ze slavin was, zich gezegend voelde in haar nieuwe thuis en probeerde er met haar werk aan bij te dragen dat deze harmonie zou voortduren.
‘Meester, had u mij laten roepen?’
‘Ja, Aïsja. Leg je instrumenten maar neer en ga zitten.’
Het verbaasde het meisje hogelijk dat hij haar liet zitten in zijn bijzijn. Dat was nog nooit voorgekomen, tenzij ze om luit te spelen plaatsnam op een voetenbankje. Ze gehoorzaamde terstond en bewaarde een respectvol stilzwijgen tegenover haar jonge meester, die haar altijd met uitzonderlijke tact behandeld had.
‘Zie je, Aïsja, ik moet je om een gunst vragen.’
‘Een gunst, meester? Maar ik ben enkel hier om alles te doen wat u van me verlangt.’
‘Welnu, ik ga je bevrijden: je zult een vrije vrouw zijn, zodat je zelf kunt uitmaken of je wilt doen wat ik je vraag.’
Aïsja kon niet bevatten wat haar meester haar zei.
‘Ik begrijp u niet, meester. Waarom zou u al het geld weggooien dat u voor me heeft betaald?’
‘Ik zal je mijn geheim vertellen,’ zei Marti, die ernaar verlangde zijn liefdesverdriet eindelijk met een aandachtige luisteraar te kunnen delen. ‘Ik ken je en weet dat je goed en trouw bent. Toen ik op je bood, deed ik dat om kennis te kunnen maken met een zekere persoon die vanaf dat moment mijn dromen beheerst heeft. Ik weet niet of je het opgemerkt hebt, maar op vele avonden waarop je mijn vrije tijd met je prachtige romances opluisterde, waren mijn gedachten ver weg, zo ver dat je soms vroeg: “Wilt u dat ik doorga, heer?”’
‘Ja, dat herinner ik me,’ gaf Aïsja glimlachend toe, ‘en mijn vrouwenhart vertelde me dat mijn ballades aan een ander werden opgedragen.’
‘Je vrouwenhart bedroog je niet.’
‘Ik ken het gevoel, heer. Toen ik nog een jong meisje was, werd ik wanhopig verliefd op een jongeling uit Mesopotamië. Ik ben Arabisch. Het leven scheidde me van hem, maar ik heb elke nacht van mijn leven aan hem gedacht.’
‘Als je wilt en me in mijn poging helpt, zul je vrij zijn om naar hem toe te gaan.’
‘Nee, heer.’ De slavin slaakte een zucht van berusting. ‘Het is te veel manen geleden dat dit geschiedde. Hij zal inmiddels allang huisvader zijn, en het heeft geen zin om te willen dat alles weer wordt als vroeger. Ik beleef liever de droom dan de bittere waarheid. Als ik terug zou keren, zou ik de mijnen slechts schande berokkenen, omdat ik geen maagd meer ben; ze zouden me de smaad niet vergeven en ik zou zelfs gestenigd kunnen worden. Aan uw zijde heb ik rust gevonden, en dat zal ik nooit kunnen vergeten.’
‘Het is goed, Aïsja. Je weet dat als de sociale conventies me niet zouden verplichten om er slaven op na te houden, ik jullie morgen allemaal de vrijheid zou geven.’
‘Welnu, meester, waarom schenkt u mij die?’
‘Omdat ik zou willen dat je me deze gunst uit vrije wil verleent.’ ‘U zult altijd mijn meester zijn en ik zal voor altijd bij u in het krijt staan.’
Marti slaakte een zucht. ‘Op de dag dat ik je kocht kende ik je kwaliteiten alleen van horen zeggen, en ik deed het omdat ik een vrouw wilde leren kennen die ook op jou bood. Vanaf die dag vlogen mijn gedachten, telkens wanneer jij je mooie melodieën ten gehore bracht, als een zwaluw naar haar zijde op de vleugels van jouw gezang.’
‘Dat is een buitengewone eer voor mij, meester. Niets kan een artiest meer verheugen, dan een spiegel te mogen zijn van zulke prachtige gevoelens. Maar vergeef me als ik niet begrijp welke opdracht u mij zou willen laten uitvoeren.’
‘Over een paar maanden vertrek ik naar verre streken, Aïsja, voor lange tijd. Ik zou me erg slecht voelen wanneer ik jouw leeuwerikengezang in een kooi zou opsluiten waardoor jouw gekwinkeleer maandenlang niet meer te horen zou zijn. Ik zou graag willen dat je tijdens mijn afwezigheid de avonden opluistert van de vrouw van mijn hart, en haar over mij vertelt, om mij te helpen haar liefde te winnen. Maar ik wil dat je dat uit vrije wil doet, en niet gedwongen door het feit dat je mijn slaaf bent.’
‘Meester, uw edelmoedigheid overweldigt mij. Ik zal doen wat u me vraagt, zo goed als ik kan, maar maakt u me niet vrij: ik zou niet weten wat te doen met mijn vrijheid.’
‘Mijn hart heeft je die al verleend. Het zal een geheim zijn tussen jou en mij, maar je moet weten dat ik bij een notaris langs zal gaan om je vrijlating door hem vast te laten leggen. In mijn afwezigheid zal Caterina het document bewaren: ik weet niet wat het leven voor je in petto heeft, maar ik wil dat je weet dat je niemands bezit bent. Je kunt op mijn eeuwige dankbaarheid rekenen indien je bereikt dat er in het hart van mijn geliefde een gevoel van verbondenheid ontstaat, en dat in haar geest de herinnering aan mij groeit.’
Drie dagen later bracht een wagen, getrokken door een paard en bestuurd door Omar, de vrijgemaakte slavin in haar mooiste kleren naar de woning van Bernat Montcusì. De vrouw droeg een met lak verzegeld bericht voor de heer des huizes, waarin hij werd bedankt voor de toestemming zijn stiefdochter met de kunsten van Aïsja te mogen verblijden. En ook nog een ander bericht, weggestopt onder haar kleding, gericht aan Laia en verborgen voor de blikken van haar stiefvader.