39 Avonduren
auphin vreesde de vasthoudendheid van zijn meesteres wanneer die zich iets in haar hoofd had gehaald. Almodis, die duidelijk bezeten was van de gedachte een opvolger te baren, had een plan bedacht dat als het werd uitgevoerd, zo wist de dwerg, ieder obstakel op de weg naar de vervulling van haar verlangens met wortel en tak moest uitrukken. Het was een hachelijke zaak, want zodra de poging ontdekt zou worden, zouden de consequenties onvermijdelijk op hem neerkomen. De gravin zou altijd buiten schot blijven: ten eerste omdat ze was wie ze was, en ten tweede vanwege de uitzinnige liefde van de graaf, die haar uit alle netelige omstandigheden zou redden.
Dauphin had profetische gaven, maar niet de macht of heksenkracht om het gesternte te beïnvloeden opdat een bepaalde onderneming zou slagen - al dacht de gravin daar anders over. Wel bewoog hij zich, wanneer hij daartoe gelegenheid had, in de kringen van mensen die zich met deze kunsten bezighielden, of ze nu te goeder trouw waren of zwendelaars, die enkel inspeelden op de angsten en verlangens van brave burgers om hun geld uit de zak te kloppen.
Het geval wilde dat hij op een kwade dag de stommiteit beging, haar te vertellen over een blinde waarzegster, een kennis van hem. De zieneres werd veel bezocht door onvruchtbare vrouwen en meisjes van wie het maagdenvlies hersteld moest worden om hun familie niet te schande te maken, en ze ging er prat op daar goed in te zijn. Hij was haar op het spoor gekomen toen hij de kroeg van haar zwager bezocht, buiten de muren van het Castellnou. Daar had hij geïnformeerd naar de stroom heimelijke, half vermomde mensen die - dwars door het lokaal, dat propvol tafels stond waar de stamgasten hun consumpties verteerden - naar een verscholen deurtje achter in de zaak liepen, dat naar een achterkamer leidde.
Het antwoord van de gravin liet niet lang op zich wachten. ‘Wel, mijn vriend, ga voor mij een afspraak bij haar regelen. Ik heb haar kennis nodig, en haar blindheid komt me goed van pas. Volgende week ga ik, op advies van dona Lionor, op bezoek bij de graaf, die Tortosa aan het belegeren is. Ik wil alle middelen die mij ter beschikking staan, inzetten om van deze gelegenheid gebruik te maken en zwanger uit de strijd tevoorschijn komen.’
‘Maar vrouwe...’ durfde het kereltje tegen te werpen, ‘Florinda ontvangt alleen ’s avonds, en uw gevolg zou de aandacht trekken wanneer het zo’n uitzonderlijke plaats bezocht.’
‘Wat denk je nou, domoor? Dat gravin Almodis van La Marche zich met toeters en bellen naar zo’n delicate afspraak zou begeven?’ ‘Wat bent u dan van plan, vrouwe?’
‘Wij zullen er met zijn tweetjes heen gaan, en wij zullen dat heimelijk doen.’
‘U kunt mij mijn leven ontnemen, maar niet de doodsangst die ik voel bij het idee dat uw plan om wat voor reden dan ook ontdekt zou kunnen worden. Als wij verrast zouden worden, ben ik er zeker van dat de graaf zijn woede op mij zou koelen.’
‘Dat is mogelijk, maar ik zal je eens wat vertellen. Als je me niet gehoorzaamt, is het mijn woede die op jouw rug gekoeld gaat worden, en ik verzeker je dat mijn zweep daar wel raad mee weet.’ Dauphin voelde zich in het nauw gedreven en koos voor de minst gevaarlijke optie.
Florinda handelde haar zaken af in de achterkamer van een herberg die De Mankepoot heette, vanwege de handicap van de kastelein. Hij was gesitueerd tussen twee huizen in en de achtermuur lag tegen de fundamenten van de oude stadsmuur aan. De bezoekers moesten een gevaarlijk traject afleggen, ondergedompeld in de duisternis die heerste in de stad - vooral in de achterbuurten, de plekken waar de vrienden van het duister ’s nachts hun wandaden pleegden.
Florinda was zich ervan bewust dat haar succes voor een groot deel afhing van wat haar bezoekers over haar vertelden. Haar gevoeligheid compenseerde ruimschoots haar gebrek aan gezichtsvermogen. Dus toen Dauphin bij haar kwam, uiteraard zonder iets te zeggen over de persoon die van haar diensten gebruik wilde maken, nam ze, bedreven als ze was in het loskrijgen van informatie in alle mogelijke situaties, haar kans waar om iets over haar toekomstige cliënt te weten te komen.
‘Aangezien u me niet zegt wie de persoon is die van mijn diensten gebruik wil maken, zeg me dan tenminste wat deze persoon bedrukt, zodat ik in huis kan halen wat ik nodig heb om bepaalde problemen te verhelpen, en u de reis niet voor niets maakt.’
De dwerg was achterdochtig. ‘Niemand heeft uw gage ter discussie gesteld, die beslist niet gering is. Maar aan één voorwaarde valt niet te tornen. De vrouw zal u onder dekmantel bezoeken, omdat zij er ernstig nadeel van zou ondervinden als ze herkend zou worden.’ Florinda maakte daaruit op dat het een belangrijke dame betrof die haar hulp behoefde. In een stad als Barcelona was het niet gebruikelijk dat iemand in het holst van de nacht bij het doorkruisen van de krottenwijken herkend werd.
‘Gaat het om een zwangerschapsonderbreking? De middelen die ik daarvoor nodig heb, zijn niet zomaar voorhanden.’
‘Juist het tegendeel, en verder wil ik er geen woord over zeggen. U zult geïnformeerd worden wanneer het moment daartoe is aangebroken.’
En daar bleef het bij, nadat ze de nacht en het uur waren overeengekomen.
Het uitstapje uit het paleis zou een waagstuk zijn. Ze zouden er vermomd op uit gaan, bij nacht en ontij, zonder escorte. Dauphin had de escapade tot in de meest absurde details gepland. De goedgevulde beurs die de gravin hem ter beschikking had gesteld, had daar zeker aan bijgedragen.
De paleisgarde deed regelmatig de ronde, en de hoofdman van de wacht liep samen met de mannen de posten langs die afgelost dienden te worden door elke schildwacht. Deze lagen verspreid over de muur en bij de uitgangen van het paleis. Dauphin kwam tijdens een partijtje bikkelen met een paar soldaten die hun soldij zaten te vergokken, te weten dat een van de schildwachten de tweede wacht zou lopen bij een deurtje dat toegang gaf tot de achterkant van het paleis. De man was krap bij kas en was zojuist voor de derde keer vader geworden.
Het mannetje zag zijn kans schoon. ‘Moet je horen, Oleguer’ - zo heette de man - ‘als jij mij de gunst verleent waar ik je om ga vragen, zal ik je eeuwig dankbaar zijn.’
‘Als het in mijn vermogen ligt en ik er geen gevaar bij loop, valt het te bespreken.’
‘Zie je, ik ben de bediende van een hofmeester-sleutelbewaarder. Deze is, terwijl hij getrouwd is, verliefd geworden op een dienster in de herberg. Hoewel hij kamerdienst heeft, zou hij op het uur van de completen graag discreet het paleis uit gaan, zonder de aandacht van de dienstdoende nachtwacht op zich te vestigen, en daarna terugkomen voordat zijn meester weer gebruik wil maken van zijn diensten.’ ‘En wat heb ik daarmee te maken?’
‘Jij loopt wacht op het uur van de completen, je wordt afgelost rond de metten en keert dan, na een rustpauze op de post, terug bij de priem. Op dat moment, niet eerder en niet later, keert mijn heer terug en verleen je hem weer toegang.’
‘Maar als ik terugkom, zal me ongetwijfeld een andere poort toegewezen worden.’
‘Mijn meester en ik lopen de muur langs tot we bij een poort komen waar een rode doek hangt, die jij daar ophangt.’
‘En hoe komt het dat je zo veel van mij weet?’
‘Vissen, beste vriend, is van fundamenteel belang als men wil overleven in de woelige paleiswereld.’
‘Stel dat ik meedoe. Wat hou ik dan aan deze gevaarlijke onderneming over?’
‘Een zakje met vijf dineros bij de uitgang, nog eentje bij terugkeer, en de zekerheid dat een machtig iemand je een gunst verschuldigd is. Mijn meester weet dat wie iets wil, daarvoor iets over moet hebben.’
‘Hemeltjelief! Wat zijn wij mannen toch ontembaar. Geen bit of leidsel beteugelt een man beter dan een tegenspartelende meid.’
‘Zo is het nu eenmaal, en zo liggen de zaken tussen man en vrouw.’
En zo was de afspraak rond. Op de afgesproken tijd ging gravin Almodis op weg naar het bewuste deurtje in de vestingmuur, gekleed als een heer in een cape met capuchon en zelfs met een masker, in gezelschap van de dwerg. Ze was bereid alle schepen achter zich te verbranden om aan de graaf en aan het graafschap Barcelona een opvolger te schenken die de naam waardig was, in tegenstelling tot die nietsnut van een eerstgeborene uit de verbintenis van de graaf met de inmiddels overleden Elisabeth van Barcelona.