73 Herinneringen ophalen
udald Llobet zag dat Marti opging in zijn werk en daar was hij blij om, want hij wist dat zo de rouw voor hem minder zwaar was. Hij had lang nagedacht over de biecht van Montcusì, en het was hem duidelijk dat zijn plicht als priester hem belette de inhoud ervan te onthullen. Omdat hij zich echter bewust was van het enorme verdriet dat op Marti drukte, besloot hij een verhaal te weven van waarheden en een paar leugentjes om bestwil, dat naar hij hoopte zou helpen om de gekwelde geest van de jongeman te verlossen van vele twijfels.
Het gesprek vond plaats op het strand, waar de jonge koopman elke avond heen ging om toe te zien op het laden en lossen van een schip. Want er lag altijd wel een schip van hem voor anker: zijn vloot telde er inmiddels negen. Pater Llobet liep naar hem toe. Hij was al gewend geraakt aan het verdriet dat in de ogen van zijn beschermeling en vriend te lezen was, een sluier van rouw die voortdurend over zijn gezicht hing sinds de dood van Laia.
‘Hoe gaat het, Marti?’ vroeg de goede kanunnik, terwijl hij zijn handen in zijn tuniek stak om ze te beschermen tegen de winterse kou.
‘Goddank heb ik voortdurend veel te doen, dat helpt me niet te piekeren.’
‘Uw zaken lopen dus goed?’
‘Zo goed en zo kwaad als ze in de rest van mijn leven ook liepen.’
De priester koos zijn woorden met zorg. ‘Het leven is een lange weg vol doornen en rozen. Ons allen overkomt van alles, goed en kwaad. We moeten niet blijven hangen bij tegenslagen. Die moeten ons niet de moed ontnemen; het belangrijkste is dat we leren opstaan en onze weg vervolgen. Tenslotte zorgt de Heer altijd voor zijn schepselen.’
‘Maar klaarblijkelijk vergeet Hij ze ook af en toe. Ik zal u eerlijk zeggen: mijn geloof wankelt.’
‘Beledig God niet. Het is ons mensen niet gegeven om ook maar het allerkleinste deel van onze weg te zien. Hij, op de top van de berg van zijn onmetelijkheid, ziet alles. Hoewel ik toegeef dat wat er is gebeurd, vreselijk is, moet u niet twijfelen dat u het ooit van een afstand zult zien en dat het dan slechts een deel is van het geheel van uw dagen dat, als u uw geloof bewaart, alles bij elkaar prachtig zal zijn.’ Marti bleef een tijdje stil. ‘Eudald, ik heb in het diepst van mijn ziel een wond die niet heelt.’
‘Geef het tijd...’
‘Laia zei me de mooiste woorden die een mens maar te horen kan krijgen, maar ik word gekweld door de vraag wat er gebeurd kan zijn dat erg genoeg was om haar zo’n afschuwelijke beslissing te laten nemen.’
‘Wat er gebeurd is, was zo wreed dat het haar geest heeft gebroken. Niemand ter wereld kan de daad van een zelfmoordenaar juist beoordelen, omdat men niet in hun ziel kan kijken, maar ik zal u iets zeggen wat uw geest kan verlichten.’
'Wat dan?'
Een steek van twijfel overviel de priester, want dit was de eerste keer dat hij iets ging onthullen wat hem tijdens de biecht ter ore was gekomen.
Vanwege zijn zwijgen hield Marti' stil. Hij ging voor Eudald staan en nam hem bij de arm, om hem ook tot stilstaan te dwingen. ‘In hemelsnaam, spreek!’
‘Laia hield van u vanaf het moment dat ze u leerde kennen.’
‘En wat zegt u dan van haar daden en de brief die ze me stuurde?’ ‘In alle eerlijkheid, het enige dat zeker is, is dat ze u liet doorschemeren dat ze van u hield, maar u niet kon toebehoren.’
‘Maar... als dat zo was, wie of wat kon haar dan dwingen om te schrijven wat ze schreef?’
‘De omstandigheden, Marti, de wetten die onze wereld regeren.’ ‘Als u niet duidelijker spreekt...’
Llobet aarzelde enige ogenblikken en besloot toen een halve waarheid te spreken. ‘Laia werd gedwongen door iemand die zo machtig was dat niemand die bij zijn verstand was, tegen hem in zou durven gaan.’
‘De wet geldt voor allen.’
‘U weet dat dat niet zo is. Bernat wist het en was zich ervan bewust hoe moeilijk deze onderneming was. In het begin dacht hij erover haar in een klooster onder te brengen, maar toen hij zag hoe slecht zijn pupil eraan toe was, besloot hij haar aan jou tot vrouw te geven omdat hij geloofde dat dit het meisje op zou luchten en haar de schande zou doen vergeten. Maar haar verzwakte geest kon dat niet aan en ze achtte zich jou onwaardig. Bovendien was er iets anders dat haar uiterst diep geraakt heeft en dat ik u niet verteld heb, omdat ik het tot voor kort zelf niet wist.’
‘Houd op, Eudald, het kan toch niet erger worden.’
‘Laia baarde een kind dat kort na de geboorte stierf.’