Noot van de auteur
De elfde eeuw in Catalonië is zo volkomen romanesk dat de lezer van dit boek zou kunnen denken dat wat geschiedenis is, roman is en wat roman is, geschiedenis.
De held van een historische roman is vaak een vrucht van de verbeelding van de auteur. In dit geval is dat niet zo: het personage van Marti Barbany is gebaseerd op het leven van Ricard Guillem, een ridder wiens leven is bestudeerd door hoogleraar middeleeuwse geschiedenis José Enrique Ruiz-Domènec. Zijn belang was zo groot was dat de machtige Call, wanneer die hem noemt in haar geschriften, hem Ricardus Barcinonensis (Ricardo van Barcelona) noemt. Een overblijfsel van de muur van zijn stadsvilla aan het huidige plein van Sant Miquel is bewaard gebleven in het souterrain van de bar El Paraigües, naast het stadhuis.
Het Barcelona van de elfde eeuw telde 2500 inwoners; het hoogste wat men kon bereiken in die samenleving was de status van ‘stadsburger’. Daarvoor moest men niet alleen een huis bezitten, maar ook het respect van de omwonenden verdienen door een onberispelijke levenswandel. De houder van deze titel genoot een reeks privileges, waardoor aan de drie gangbare standen - de adel, de geestelijkheid en de koning of de graaf van Catalonië - de stand van de stadsburgers werd toegevoegd.
Onze held, Marti Barbany, komt in Barcelona aan met het voornemen zich een plek te verwerven in de samenleving. Hij doet dat onder veelbewogen omstandigheden die gekenmerkt worden door de vreselijke strijd tussen twee uitzonderlijke vrouwen: Ermesinde van Carcassonne, die tweemaal over het graafschap regeerde en de grootmoeder was van Ramón Berenguer I, en diens concubine en latere echtgenote, Almodis van La Marche, voor wie de graaf een brandende liefde voelde en die hij schaakte uit het kasteel van haar echtgenoot, graaf Pons van Toulouse. (De graven van beide vrouwen bevinden zich tegenover elkaar, halverwege de rechtermuur van de kathedraal van Barcelona.)
De inspanningen van de jongeman, zijn uitdagingen, zijn reizen, zijn werken, zijn verdiensten en zijn liefdes - gedwarsboomd door een vleesgeworden vijand, de stiefvader van zijn geliefde - en ook de gebruiken uit die tijd, de scheepvaart, de handel van de joden en de hofintriges vullen de pagina’s van dit boek.
Eén voorbehoud wil ik maken om de lezer niet te misleiden. Ik heb me in algemene zin enige vrijheid veroorloofd binnen de historische context. Om te beginnen heb ik hier en daar een datum verschoven om het verhaal beter aan te laten sluiten. Ik heb bijvoorbeeld het bezoek van de dichter Abu Bakr ibn Ammar, ofwel Abenamar, ambassadeur van al-Mutamid van Sevilla, laten plaatsvinden tijdens de regeringsperiode van Ramón Berenguer I de Oude, terwijl deze gebeurtenis, inclusief de fraude met de maravedì's, jaren later plaatsvond. En de manier waarop onze held zijn rijkdom vergaarde, tot hij een van de rijkste burgers van Barcelona werd, kon natuurlijk niets te maken hebben met aardolie, hoewel het ‘Griekse vuur’ al sinds de oudheid bekend was.
Men moet niet vergeten dat dit werk slechts een roman beoogt te zijn, waarmee ik mijn lezers een prettige tijd wil bezorgen en waarmee ik, als dat mogelijk is, hun belangstelling voor de geschiedenis wil wekken.