116 De derde dag

e verwachtingen waren tot het uiterste gespannen. De aanhangers van het ene en het andere kamp gaven zich over aan felle twistgesprekken en in sommige kroegen werden zelfs messen getrokken; er werd gezegd dat een barbier een van zijn klanten het mes op de keel had gezet.

 Het grafelijk paar volgde de pleidooien van de hoofdrolspelers met belangstelling, en zelfs tussen hen waren er meningsverschillen.

Op verzoek van Marti werd de litis voortgezet terwijl de eisers in hun stoelen bleven zitten. Het was duidelijk te zien dat hij aan zwakheid ten prooi was.

Allen zaten reeds op hun plaatsen toen de stem van rechter Fortuny de zitting opende. ‘De zitting op de derde en laatste dag van het rechtsgeding wordt geopend. Laten de eisers bedenken dat zij onder ede staan. Aan het eind komen wij rechters bijeen om te luisteren naar de meningen van de leden van de Curia Comitis, die wij in overweging nemen bij het advies dat wij uitbrengen aan onze heer Ramón Berenguer, opdat hij het vonnis uitspreekt dat hij passend acht. Voordat wij tot slotconclusies komen, hebben beide partijen nog de mogelijkheid om extra bewijzen aan te dragen, mochten die er zijn.’

Marti ordende zijn papieren en maakte aanstalten om het debat te openen zodra de rechter hem het woord verleende, wat meteen daarop gebeurde.

‘Het woord is aan stadsburger Barbany; laten wij luisteren naar wat hem goeddunkt ons te vertellen. Bedenk dat daarna de hooggeachte raadsheer Bernat Montcusì hetzelfde doet, en dat na afloop beide partijen opnieuw onderworpen kunnen worden aan een verhoor door de rechters om duidelijkheid te verschaffen waar dat nodig is.’

Na de rituele begroeting van de graven stak Marti van wal: ‘Edelachtbare rechters, doorluchtige raadsheren, tribunes van de adel, de geestelijkheid en hooggeëerde burgers van Barcelona. Mijn laatste beschuldiging is dermate ernstig dat het mij zelfs moeite kost, die uit te spreken. Ik heb de grafelijk raadsheer verantwoordelijk gesteld voor de dood van zijn stiefdochter, zonder daarvan de oorzaak te noemen, omdat het niet het juiste moment was. Nu is het moment echter aangebroken.’

De spanning had haar hoogtepunt bereikt. De mensen schoven onrustig heen en weer op hun plaatsen en voorvoelden dat er een verschrikkelijk geheim onthuld ging worden, wat inderdaad gebeurde.

‘Ik beschuldig Bernat Montcusì er plechtig van, Laia Betancourt te hebben onteerd, haar talloze malen te hebben verkracht totdat dit, en niets anders, de aanleiding vormde voor de zelfmoord die daarop volgde.’

Er weerklonken kreten op de tribune van de stadsburgers en een gemurmel ging door de zaal, terwijl het bloed wegtrok uit het gelaat van Bernat Montcusì, die zich lucht toe moest wuiven met het stapeltje perkamenten dat op zijn tafel lag.

De hamer van de secretaris kon nauwelijks nog rust brengen in het tumult, en de opperrechter moest dreigen met ontruiming van de zaal. Eindelijk stierf het rumoer weg en werd alles weer stil.

‘Stadsburger Barbany, uw beschuldiging is dermate ernstig dat indien u deze niet kunt bewijzen, u opnieuw voor dit tribunaal geroepen zult worden, dat de graaf zal adviseren u te bestraffen om een voorbeeld te stellen. Gaat u verder.’

Marti Barbany besefte dat het moment suprême was aangebroken en dat hij op het punt stond om zijn schepen achter zich te verbranden. Terwijl hij zijn wijsvinger op zijn vijand richtte, schreeuwde hij meer dan dat hij sprak: ‘Deze man, die het ambt besmeurt waarmee hij pronkt, maakte misbruik van de invloed die hij op zijn pupil had. Hij onteerde haar onder de bedreiging dat hij haar vriendin Aïsja zou doden, misbruikte haar talloze keren en maakte haar zwanger. Toen hij zijn speeltje vervolgens beu was, verstootte hij haar en om het probleem af te schuiven, probeerde hij haar aan mij uit te huwelijken. Ik zou zonder bedenkingen met haar zijn getrouwd, omdat ik zielsveel van haar hield en overtuigd was van de zuiverheid van haar hart. Maar zij voelde zich zo smerig dat ze zich in een vlaag van verstandsverbijstering van de stadsmuur naast het huis van haar stiefvader stortte en haar leven beëindigde. Hier is het bewijs voor wat ik zeg.’

En terwijl hij dit zei ging hij naar de tafel van de rechters, waarop hij de brief van Edelmunda neerlegde.

Het geschrift ging van hand tot hand, en toen de drie rechters het hadden gelezen stond Eusebi Vidiella op om de inhoud hardop voor te lezen.

Toen hij klaar was met lezen ging er een huivering door de zaal. Vervolgens eisten de rechters van Marti dat deze zich nader zou verklaren en de raadsheer de feiten zou laten horen, zodat deze ze zou kunnen weerleggen en de graven, hun adviseurs en de tribunes de grond van zijn beschuldiging konden leren kennen.

Marti' begon zijn betoog: ‘Edelachtbaren, toen deze brief mij ter hand werd gesteld, kon ik mijn ogen niet geloven en mijn verstand weigerde toe te laten wat mijn ogen lazen. Inderdaad vroeg ik om de hand van Laia voor mijn vertrek, en het is zelfs waar dat de raadsheer, in plaats van te weigeren, mij hoop gaf door het antwoord afhankelijk te maken van de vraag of ik het stadsburgerschap van Barcelona zou verkrijgen. In die hoop probeerde ik Laia te spreken te krijgen wanneer zich daar de gelegenheid toe voordeed, en zo kwam ik te weten dat zij ook van mij hield. Toen ik reeds op reis was, ontving ik een brief van mijn geliefde waarin ze alles terugnam wat ze ooit met mij had besproken en onze liefde opgaf. Toch zag ik in haar brief flagrante duidelijke tekenen die juist het tegendeel betuigden van wat de brief zei. Zoals ik later pas inzag, waren de feiten heel anders.

Ziet hoe deze man zijn eigen stiefdochter misbruikte, haar onderwierp aan een eindeloze reeks aanrandingen, haar onder dwang van mij scheidde en haar aan zijn wil onderwierp door middel van bedreigingen die voor een groot deel betrekking hadden op het leven van Aïsja. Bij mijn terugkomst was zijn houding ten opzichte van mij veranderd. Hoewel ik het niet begreep, was ik daar blij mee, omdat hij toestemde in ons huwelijk. Maar alles liep stuk in die rampzalige nacht toen mijn geliefde uit eigen vrije wil besloot de wereld der levenden beschaamd te verlaten. Toen begreep ik de reden niet, tot mij op een dag de brief van de huishoudster van de raadsheer ter hand werd gesteld, die ik zojuist aan uwe edelachtbaren heb overhandigd en die vervolgens hardop is voorgelezen. Laia kreeg een kind van deze man, dat kort na de geboorte stierf, maar tijdens de zwangerschap smeedde dit individu plannetjes om een vader te vinden voor het schepsel en er bovendien flink aan te verdienen. Daarom bood hij me zijn dochter ten huwelijk aan. Maar de dobbelstenen van het lot zijn grillig, en dit keer vielen de nummers verkeerd. Als dit niet genoeg bewijs is, zal ik beginnen te geloven dat er in dit graafschap twee soorten recht zijn.’

Er was nog geen zucht in de zaal te horen, tot de stem van rechter Bonfill de koopman beval om weer plaats te nemen en zich tot de raadsheer richtte: ‘Heer Montcusì, het woord is aan u.’

Met een aangeslagen gezicht, maar vastbesloten om vechtend ten onder te gaan, begaf Bernat Montcusì zich naar zijn lessenaar.

‘Uwe edelachtbaren, staat u mij toe om me bij deze gelegenheid en tegen zo’n zware beschuldiging, die mijn geloofwaardigheid en daarmee mijn prestige in gevaar brengt, tegen zo veel waanzin, staande achter deze lessenaar te verdedigen.

Het is pure onzin om de feiten tot in het extreme te willen verdraaien, tot het goede vertrouwen van mensen in verwarring wordt gebracht, door argumentatie te laten steunen op halve waarheden en getuigenissen die door haat en wrok zijn ingegeven.’

Hier nam hij een ostentatieve pauze, waarin hij een diepe zucht slaakte als van een man die de hemel aanroept vanwege een flagrante onrechtvaardigheid.

‘Zeker, er was bij mij een huishoudster in dienst, die mij lange jaren trouw gediend heeft. Maar helaas raakte zij besmet met lepra en moest ik haar niet alleen van haar taken ontslaan, maar zag ik me ook gedwongen haar op te sluiten. Het is waar dat deze Edelmunda, want zo heette zij, mijn vertrouwen had gewonnen, maar mijn plicht jegens de wet weegt zwaarder dan mijn mogelijke gevoelens van genegenheid en ik zag me gedwongen om haar, tegen mijn wil en ondanks haar afkeer, op te sluiten in de bewaakte leprozenkolonie aan de voet van de Montseny. Deze brief is niets anders dan de vrucht van haar afkeer en haar kwaadwillendheid jegens mijn persoon. Toch zult u zien dat ze er een enkele waarheid in spreekt en deze meermalen herhaalt. Ze noemt Aïsja zoals ze mijn huis betrad, een slavin. De rest is een verzinsel als gevolg van de haat die zich in haar hart had genesteld. Maar zeg me, uitmuntende rechters: wat kan een trouwe dienaar van de wet anders doen, hoe pijnlijk de beslissing ook moge zijn? De vrouw wilde in Barcelona blijven en weigerde het houten klokje te dragen waarmee een lepralijder zich aankondigt. Dat is de enige reden voor deze brief. Maar nu ze mijn eerbaarheid in twijfel heeft getrokken, zal ik de feiten vertellen zoals ze gebeurd zijn - iets wat ik niet eerder heb gedaan omdat ik vond dat de goede naam van mijn lieve dochter, die onder zulke verdrietige omstandigheden om het leven is gekomen, een beetje respect en vooral discretie verdiende. Maar nu is de verwarring al te groot en moet alles aan het daglicht komen.’

De raadsheer liet een opzettelijke pauze vallen. Hij begaf zich naar zijn tafel, schonk langzaam een glas water in uit een karaf en nam een grote slok, terwijl hij wachtte tot zijn woorden in zouden zinken. Toen ging hij terug naar zijn lessenaar om zijn expositie voort te zetten.

‘Welnu, geliefde stadgenoten, hoor mij aan en beoordeel of het ware verhaal dat ik u nu ga vertellen niet coherenter is dan de reeks verzinsels waartoe stadsburger Barbany zich door zijn duidelijke haat jegens mij heeft laten inspireren. Zoals u weet, verbond ik aan de bruiloft van mijn stiefdochter met hem als enige voorwaarde dat hij stadsburger zou zijn van deze prachtige stad. Welnu, hij wilde zeker weten dat zijn pijl doel zou treffen en verleidde bij verschillende gelegenheden de enige bloem in mijn tuin, met medeweten van de slavin Aïsja - met de nadruk op slavin. Dit gebeurde in het huis van de kinderjuf van mijn stiefdochter, wier naam Adelaïda was. U zult begrijpen dat ik daar pas veel later achter kwam.

Toen Barbany vertrok, en ik als goed gezinshoofd voorvoelde dat zijn huwelijksaanzoek kop noch staart had, liet ik mijn dochter weten dat de tijd was aangebroken om een man voor haar te zoeken en dat ik bezig was poolshoogte te nemen onder de zonen van families van mijn rang die ik voor haar geschikt achtte. Welnu, stelt u zich mijn verbijstering voor toen Laia op een morgen mijn werkkamer binnenkwam en mij vertelde dat zij geen maagd meer was omdat deze brutale vlegel, met haar goedvinden, haar eertje had bezoedeld. Merk op dat ik niet beweer dat hij haar gedwongen zou hebben. Ik geef toe dat ik des duivels was en dat een heilige woede bezit van mij nam. Ik dreigde haar, waar is waar, de werkelijke schuldige van deze onderneming te straffen, en dat was niemand minder dan de slavin Aïsja. Ook Adelaïda, die voor het liefdesnestje had gezorgd, vergat ik niet. Dus bedreigde ik haar, om haar duidelijk te maken dat ze een vergissing had begaan, en maakte ik een eind aan de relatie. Vervolgens haalde ik de slavin bij haar weg.

Ik dacht dat met deze beslissing alles afgelopen zou zijn, maar ik vergiste me. Na korte tijd diende Laia zich weer in mijn werkkamer aan en dreigde ze zich te geven aan de eerste de beste als ik haar niet door liet gaan met haar malle liefdesgeschiedenissen. Ik negeerde haar chantage en betoonde me onbuigzaam. Na enige tijd diende zij zich weer bij me aan, ditmaal om me op de hoogte te brengen van haar zwangerschap. Hier begon mijn martelgang. Nachten aaneen sliep ik niet. Ik stuurde haar naar het platteland om na te denken en de zwangerschap te voldragen met zo min mogelijk schandaal tot gevolg, en ik kon de vader van het kind niet op zijn verantwoordelijkheden wijzen omdat zij vierkant weigerde me zijn naam te vertellen.

Stelt u zich de wanhoop van een vader voor: mijn godsdienst stond me niet toe om het kind te laten afdrijven en mijn liefde voor haar bewoog me ertoe haar te willen helpen uit deze ellende te komen met zo min mogelijk schade. Ik zocht mijn heil bij mijn goede vriend en biechtvader, Eudald Llobet, van wie ik weet dat hij in zijn functie niet kan getuigen... Maar zoals u zult begrijpen zou ik nooit iets durven beweren dat niet met de waarheid overeenkwam, wetende dat hij in de zaal is. Ik zocht hem op een middag op in de Pia Almoina en smeekte hem om bij terugkeer van zijn protegé, die al onderweg naar huis was, te bemiddelen opdat deze zijn mannelijke plicht zou doen. Per slot van rekening was het Barbany geweest die mijn dochter haar eer had ontstolen. En hoewel ik mij verbeet, smeekte ik hem me te helpen hem te overtuigen mijn dochter te huwen en de rol van vader van het kind op zich te nemen. Ondertussen stonden de zaken er beter voor, want het kind werd helaas dood geboren.

Als altijd hielp pater Llobet me uit de ellende. Zodra deze man’ - hij wees nors op Marti - ‘van zijn reizen terugkeerde, zouden we op een avond samenkomen om erover te praten. Ondertussen liet ik mijn dochter naar Barcelona komen, en zodra ze was aangekomen liet ik haar weten dat ik had toegestemd in een huwelijk en dat haar vrijer bij mij thuis op bezoek zou komen om de bruidsschat te bespreken. Ik krijg nog steeds tranen in mijn ogen als ik haar blije, hoopvolle gezichtje weer voor me zie na zulke bittere episoden.

De afgesproken dag brak aan en in de eetzaal van mijn huis verzoende ik me met hem en gaf hem mijn vaderlijke zegen. De avond verliep zonder noemenswaardige voorvallen, het enige wat me opviel was dat de man wel erg veel wijn dronk. Toen het nagerecht arriveerde en hij al een beetje dronken was, durfde hij me om een bruidsschat te vragen die buiten iedere proportie was, anders zou hij niet in de verbintenis toestemmen. Tegen mijn gerechtvaardigde woede bracht hij in dat hij opgescheept werd met een onteerde vrouw en dat alles zijn prijs had. Ik vertel u mijn antwoord niet, dat was er niet. Want op dat moment kwam mijn hofmeester de vreselijke ramp vertellen. Mijn arme dochter die, verborgen achter de balustrade op de eerste verdieping, had meegeluisterd en had gehoord welke prijs de man van haar dromen voor haar eer vroeg, stortte zich van de muur in de leegte. De rest van het verhaal kent u, die is openbaar en welbekend.’

De aanwezigen waren overdonderd en de kampen verdeelder dan ooit: op de tribune van de stadsburgers steunde men Marti, die van de adel koos voor de versie van de graaf en de geestelijken twijfelden. Na een lange pauze sprak Bernat opnieuw.

‘Ik ben ervan overtuigd dat het juridische argument dat ik hierna zal aanvoeren, onsympathiek is, maar het zal de edelachtbare rechters duidelijk maken dat ook op dit terrein de rede aan mijn zijde is.

Laten we aannemen dat ik werkelijk de aanstichter van deze ramp zou zijn geweest. Heeft mijn tegenstander niet beweerd dat ik van plan was mijn stiefdochter aan hem uit te huwelijken? Wat is de plicht van een verkrachter die zijn dwaling wil rechtzetten? Is het niet zo dat die er enkel uit bestaat een echtgenoot voor haar te zoeken en haar van een fatsoenlijke bruidsschat te voorzien? Wel... dat, mijne heren, en bovendien zonder enige schuld, is precies wat deze nederige dienaar van het graafschap van Barcelona heeft gedaan.’

En na deze woorden keerde hij naar zijn plaats terug, met de zekerheid dat hij toch minstens het zaad van twijfel had gezaaid tussen de leden van het illustere tribunaal, om nog maar te zwijgen van het gewone volk, dat in zijn ogen altijd al uiterst manipuleerbaar was geweest.

De drie rechters keken elkaar aan en staken de hoofden bij elkaar om tot een advies te komen. Toen stond Bonfill op. ‘Raadsheer Montcusi, we gaan uw voormalige huishoudster oproepen opdat zij, onder passende voorzorgsmaatregelen, kan komen getuigen.’

‘Ik begrijp, heer, dat dit een belangrijke bijdrage zou leveren, maar als u de gerechtsdienaar niet naar de hel stuurt om haar te halen, zal ze niet kunnen komen. Ik ontving bericht dat Edelmunda afgelopen winter aan lepra is overleden.’

Ik geef je de aarde
Section0001.xhtml
Section0009.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0007_0002.xhtml
Section0007_0003.xhtml
Section0007_0004.xhtml
Section0007_0005.xhtml
Section0007_0006.xhtml
Section0007_0007.xhtml
Section0007_0008.xhtml
Section0007_0009.xhtml
Section0007_0010.xhtml
Section0007_0011.xhtml
Section0007_0012.xhtml
Section0007_0013.xhtml
Section0007_0014.xhtml
Section0007_0015.xhtml
Section0007_0016.xhtml
Section0007_0017.xhtml
Section0007_0018.xhtml
Section0007_0019.xhtml
Section0007_0020.xhtml
Section0007_0021.xhtml
Section0007_0022.xhtml
Section0007_0023.xhtml
Section0007_0024.xhtml
Section0007_0025.xhtml
Section0007_0026.xhtml
Section0007_0027.xhtml
Section0007_0028.xhtml
Section0007_0029.xhtml
Section0007_0030.xhtml
Section0007_0031.xhtml
Section0007_0032.xhtml
Section0007_0033.xhtml
Section0007_0034.xhtml
Section0007_0035.xhtml
Section0007_0036.xhtml
Section0007_0037.xhtml
Section0007_0038.xhtml
Section0008.xhtml
Section0007_0039.xhtml
Section0007_0040.xhtml
Section0007_0041.xhtml
Section0007_0042.xhtml
Section0007_0043.xhtml
Section0007_0044.xhtml
Section0007_0045.xhtml
Section0007_0046.xhtml
Section0007_0047.xhtml
Section0007_0048.xhtml
Section0007_0049.xhtml
Section0007_0050.xhtml
Section0007_0051.xhtml
Section0007_0052.xhtml
Section0007_0053.xhtml
Section0007_0054.xhtml
Section0007_0055.xhtml
Section0007_0056.xhtml
Section0007_0057.xhtml
Section0007_0058.xhtml
Section0007_0059.xhtml
Section0007_0060.xhtml
Section0007_0061.xhtml
Section0007_0062.xhtml
Section0007_0063.xhtml
Section0007_0064.xhtml
Section0007_0065.xhtml
Section0007_0066.xhtml
Section0007_0067.xhtml
Section0007_0068.xhtml
Section0007_0069.xhtml
Section0007_0070.xhtml
Section0007_0071.xhtml
Section0007_0072.xhtml
Section0007_0073.xhtml
Section0007_0074.xhtml
Section0007_0075.xhtml
Section0007_0076.xhtml
Section0007_0077.xhtml
Section0007_0078.xhtml
Section0007_0079.xhtml
Section0007_0080.xhtml
Section0007_0081.xhtml
Section0007_0082.xhtml
Section0007_0083.xhtml
Section0007_0084.xhtml
Section0007_0085.xhtml
Section0007_0086.xhtml
Section0007_0087.xhtml
Section0007_0088.xhtml
Section0007_0089.xhtml
Section0007_0090.xhtml
Section0007_0091.xhtml
Section0007_0092.xhtml
Section0007_0093.xhtml
Section0007_0094.xhtml
Section0007_0095.xhtml
Section0007_0096.xhtml
Section0007_0097.xhtml
Section0007_0098.xhtml
Section0007_0099.xhtml
Section0007_0100.xhtml
Section0007_0101.xhtml
Section0007_0102.xhtml
Section0007_0103.xhtml
Section0007_0104.xhtml
Section0007_0105.xhtml
Section0007_0106.xhtml
Section0007_0107.xhtml
Section0007_0108.xhtml
Section0007_0109.xhtml
Section0007_0110.xhtml
Section0007_0111.xhtml
Section0007_0112.xhtml
Section0007_0113.xhtml
Section0007_0114.xhtml
Section0007_0115.xhtml
Section0007_0116.xhtml
Section0007_0117.xhtml
Section0007_0118.xhtml
Section0007_0119.xhtml
Section0007_0120.xhtml
Section0007_0121.xhtml
Section0007_0122.xhtml
Section0007_0123.xhtml
Section0007_0124.xhtml
Section0007_0125.xhtml
Section0007_0126.xhtml
Section0007_0127.xhtml
Section0007_0128.xhtml
Section0007_0129.xhtml
Section0007_0130.xhtml