44 Tortosa

lmodis werd verrast door rumoer bij de ingang van het paviljoen. De schelle stem van Dauphin mengde zich met die van de kapitein van de wacht, die hem de toegang ontzegde op grond van het feit dat hij daartoe geen orders had gekregen en dat zijn meesteres rustte. Het kamp was al sinds maanden doordrongen van een vreemde kalmte, omdat het merendeel van de troepen vertrokken was om de aanval op Tortosa voor te bereiden.

 Aan het hoofd van zijn legerscharen had Ramón Berenguer geschitterd in zijn gala-wapenrusting, in het gezelschap van zijn neef Ermengol van Urgell. Almodis herinnerde zich het vertrek als een reeks verbazend heldere beelden. Na het bijwonen van een mis op het middenterrein, opgedragen door Odó van Montcada, de bisschop van Barcelona, had zij de graaf in de beslotenheid van de tent zijn wapenrusting aangetrokken, geholpen door twee schildknapen. Over zijn hemd droeg hij een gewatteerd wambuis dat hem moest beschermen tegen het schuren van zijn maliënkolder van fijne in elkaar grijpende schakels. Ook aan zijn benen droeg hij een bescherming van maliën. Toen de graaf daarmee bekleed was, gingen ze allemaal naar de centrale ruimte in de enorme tent, waar zijn ridders en kamerdienaar hem de rest van zijn wapenrusting aantrokken. Eerst bevestigden ze het borstkuras en het rugschild, vervolgens de schouder- en elleboogdelen, de beenplaten die zijn schenen beschermden en de wapenrok die zijn heupen bedekte. Daarna was het dijharnas aan de beurt, dat de voor- en achterkant van zijn bovenbenen bedekte, de gelede kniestukken die meebogen met de gewrichten, de sporen en de schoenen. Ten slotte overhandigden Guillem van Muntanyola en Guerau van Cabrera hem een helm met een opvallende kam van rode en gele veren, de kleuren van het grafelijk schild, dat het wapen van het huis van Berenguer droeg. De graaf van Barcelona zag er beslist indrukwekkend uit, vond Almodis.

Bij de ingang van de tent wachtten twee stalknechten hem op met een vurig strijdros aan de teugel, dat opgewonden snoof bij het ruiken van de strijd. Het was uitgerust met een speciaal zadel, en van voor tot achter bepantserd. Vier dienaren met korte zwaarden en lichte wapenrusting zouden aan de zijde van de graaf strijden met een volledig toegerust reservepaard, om hun heer te helpen als hij afgeworpen werd. Want een ridder op de grond werd ernstig gehinderd door het gewicht van zijn harnas en zou, indien hij zich niet kon oprichten om zijn paard opnieuw te bestijgen, een gemakkelijke prooi voor de vijand zijn.

Almodis, die haar geliefde gedurende deze weken de vleselijke gemeenschap ontzegd had, herinnerde zich de woorden die hij bij het bestijgen van zijn enorme ros had gesproken: ‘Vrouwe, ik zal Tortosa innemen en u de schatting overhandigen. Zo niet, dan zullen ze me dood moeten wegdragen op mijn schild.’

Daarna knoopte ze, met een ostentatief gebaar dat door allen gezien werd, haar schouderdoek los, die ze aan de graaf gaf. Deze bond hem om zijn onderarm en besteeg, geholpen door zijn stalknechten, zijn vurige paard, dat zich fier hinnikend aan het hoofd van het heldhaftige leger opstelde.

Ramón vertrok voorop, met zijn kapiteins, gevolgd door een indrukwekkende legerschaar die in staat leek om zelfs de sterkste steden alleen al door haar aanwezigheid te intimideren. Daar waren allereerst de bereden eskaders van de graafschappen van Barcelona en Urgell. Dan waren er muzikanten met klaroenen, Moorse trompetten, pauken, trommels en hoorns, die het marcheertempo aangaven. Vervolgens de infanterie, met dierenhuiden die met lederen veters rond hun benen waren gebonden, en een zwaard dat met een riem op de rug bevestigd werd. Ze hadden een tas met proviand aan hun zij, die bedekt was met een doek om oververhitting van de maliënkolder tegen te gaan, een verstevigde leren helm op het hoofd, soms met neusbescherming, en korte zwaarden en lansen. Daarachter liepen de barbiers, aderlaters, ledematenzagers, littekenzalvers en baardragers. Ten slotte kwamen de boogschutters, met hun boog op de rug en hun pijlenkoker tjokvol pijlen, en de slingeraars met hun tassen propvol ronde stenen. Daarachter sloot een oneindige reeks hulptroepen de rijen, die zich bezighielden met alles wat er in het leger zoal te doen valt: koks, timmerlieden die gespecialiseerd waren in het bouwen van gevechtstorens en katapulten, sappeurs, bouwmeesters gespecialiseerd in bruggen over rivieren, en ga zo maar door. Dichtbij, maar op zekere afstand, volgde de onvermijdelijke stroom mensen die achter het leger aan komt om daarvan te leven, zoals zeelampreien bij de haai: kooplieden die honderdduizend dingen verkochten, tovenaars, bezweerders, kwakzalvers, beroepsgokkers, joodse geldschieters en een hele stoet vrouwen van allerlei soort - zoals echtgenotes, sommige zelfs met kinderen, en de onvermijdelijke menigte hoeren met pafferige borsten, die vele verborgen ziekten bij zich droegen, tot vertier en troost van het leger wanneer dit zijn kamp opsloeg.

De stoet was vertrokken in november 1053. Sinds die gebeurtenis waren drie maanden verstreken.

 

De troepen bereikten de omgeving van Tortosa en zetten een indrukwekkend kampement op met tenten tot verder dan het oog reikte, bedoeld om schrik in te boezemen. Vanaf de kantelen op de muren rekten de verdedigers van de citadel hun halzen. Ze leverden verslagen commentaar op de omstandigheden die een onzalig lot leken te voorspellen voor de inwoners van de stad. De emir gaf zijn bevindingen door aan de koning, en deze betreurde het zeer dat zijn meningsverschillen met zijn neef uit Lérida hem ervan hadden weerhouden versterking te vragen. Vervolgens werd hij bevangen door twijfel of hij zich moest verdedigen of de stad over moest geven aan de vijand, om erger te voorkomen. Het beleg zou waarschijnlijk lang en bloedig zijn, en hij wist uit ervaring dat hoe meer tegenslag de vijand te verduren had, hoe erger deze wraak zou nemen wanneer de stad viel. De roem van de graaf van Barcelona was legendarisch.

De schermutselingen hadden een aanvang genomen. De verdedigers van de stad beantwoordden de stenen uit de katapulten van de belegeraars door wolken van pijlen naar de aanvallers te schieten, die iedere poging om de stadsmuur te naderen bemoeilijkten.

De beslissing van de koning werd door twee feiten beïnvloed. Het eerste was dat er op het slagveld twee enorme gevechtstorens van drie verdiepingen waren verschenen. Ze hadden wielen en waren bekleed met ongelooide dierenhuiden, die met water doorweekt waren om te voorkomen dat de brandende teer die de verdedigers er vanuit de mezenkooien op gooiden, zou blijven plakken. De vernuftige bouwwerken waren voorzien van een stormram op de onderste verdieping, om onder dekking de poorten aan te vallen. Op de tweede verdieping wachtten de troepen die de eerste aanval zouden ondersteunen en op de derde was een kleine brug, die in opgehaalde toestand dienstdeed als schild en die voorzien was van ijzeren tanden die zich bij het neerlaten vastbeten in elke plek waarop ze neerkwamen. Deze apparaten, die werden voortgetrokken door een span muilezels, naderden langs de oever van de rivier en konden driehonderd strijders herbergen. De tweede reden die Mohammed II in overweging nam, was het feit dat een van de extra regenwaterreservoirs van Tortosa ten prooi was gevallen aan de sappeurs van het leger van Berenguer, die gespecialiseerd waren in onderaardse werkzaamheden. Deze hadden gaten gemaakt in de binnenhoek, waardoor de uiterst waardevolle vloeistof reddeloos wegstroomde en het waterpeil zienderogen zakte.

Mohammed II volhardde in zijn gewoonte astrologen en waarzeggers te raadplegen om hem de toekomst te voorspellen. Op een nacht bespoedigde een vreselijke nachtmerrie zijn beslissing. De koning liet zijn belangrijkste dromenuitlegger bij zich komen en vertelde hem zijn bekommernissen. Hij had gedroomd dat een maan van bloed zich liet zakken in het reservebassin dat op dat moment aan het leeglopen was, en dat het bloedrood gekleurde water naar buiten stroomde, door de straten, tot alle wijken overstroomd waren en het tot aan de vestingmuren reikte.

De dragoman aarzelde een moment, want hij kende de gewoonte van Mohammed om de boodschapper te doden wanneer deze nieuws bracht dat hem niet beviel. Net op het nippertje ontdekte hij de formule om het nieuws een voor hem gunstige draai te geven en chaos in voordeel te doen verkeren.

‘Heer, de hemel zendt u een duidelijk signaal over wat u te doen staat opdat deze onzekerheid binnen enkele jaren in besliste vastberadenheid verandert. De droom geeft u aan dat het verraad uw rijk binnendringt. De arglistigen die u bespieden, overspoelen alles als een rode zee die, als u er niets tegen onderneemt, voorbode is van grote rampspoed. Sluit een pact met de vijand, betaal de schatting die men u oplegt, en onttrek die aan de families die u niet ter harte gaan. Vorder het vermogen van deze slechte onderdanen en bied hun zonen aan als gijzelaars. Op die manier slaat u twee vliegen in één klap en bevrijdt u zich voor lange tijd van het ambitieuze kroost van deze edelen. U wint tijd en bevrijdt zich tevens, vooralsnog, van deze verschrikkelijke vijand.’

De raad van de astroloog was doorslaggevend. Na enige tijd vertrok er een ruitereskader, beschermd door de witte vlag van de vrede en het groene vaandel met de rode salamander waaraan men de stad Tortosa kon herkennen. Het eskader begeleidde de emir, die instructies van de koning van de taifa had om een afspraak te maken over de capitulatievoorwaarden.

De voorwaarden die Ramón Berenguer oplegde, waren keihard. Dertigduizend gouden mancusos op jaarbasis, tweehonderd mannelijke slaven bij de overgave van de stad en honderd maagdelijke jonge vrouwen voor dienstverlening aan zijn kapiteins.

Nadat de emir de aanspraken van de Barcelonese graaf aan zijn heer had voorgelegd, keerde hij terug om de formaliteiten van de overgave te regelen. Mohammed II volgde het advies van zijn astroloog op en ontdeed zich van zijn vijanden, vorderde hun bezittingen en droeg hun zonen en dochters over als gijzelaars en slaven.

 

Dit waren de berichten die een opgewonden Dauphin zijn meesteres kwam brengen. Hij liep vast bij het hoofd van de wacht, dat hem wilde beletten zijn plicht te vervullen.

Almodis kwam het paviljoen uit en gaf de kapitein te kennen dat hij haar nar doorgang moest verlenen. Dauphin ging de tent binnen achter de rokken van zijn meesteres, moeite doend om zijn kleine stapjes aan die van zijn vrouwe aan te passen. Toen ze eenmaal binnen waren, ging de gravin op een kleine troon zitten en gaf ze het kereltje te kennen dat hij op haar voetenbankje plaats moest nemen. Ze vroeg hem wat er aan de hand was.

‘Vrouwe, de schatting van Tortosa behoort u reeds toe. Het Barcelonese leger heeft bijna geen verliezen geleden. Koning Mohammed II heeft zich aan de troepen van uw echtgenoot overgegeven. Vandaag, uiterlijk vanavond, zal hij bij u zijn weergekeerd.’

Nog voor het ondergaan van de zon gaven de klaroenstoten bij de zuidelijke poort Almodis te kennen dat Ramón Berenguer het kampement betrad.

Hij had de troepen achtergelaten onder bevel van zijn maarschalk. Begeleid door minder dan een handvol ridders, die de grootste moeite hadden om de vaart van zijn paard bij te houden, keerde de graaf van Barcelona terug uit de oorlog. Hij wachtte niet tot de stalknecht de teugels van zijn zwarte hengst had vastgepakt, die doorweekt van het zweet met schuimvlokken in de neus op zijn bit knauwde, maar steeg direct af en haastte zich naar de ingang van zijn paviljoen.

Almodis wachtte hem alleen op in het midden van het verblijf. Het gordijn werd opengeschoven en daar verscheen haar gemaal, met zijn harnas en overkleed vol stof, en de sporen aan zijn schoenen rood van het bloed uit de flanken van zijn rijdier. Zijn gezicht was een masker van modder, doorploegd met geultjes zweet.

De echtelieden omhelsden elkaar hartstochtelijk.

‘Wees welkom, mijn gemaal. Van mijn levensdagen heb ik u nog nooit zo knap gezien. U bent een vleesgeworden Achilles in uw eigen Ilias, en een Odysseus die vermomd van zijn zwerftochten terugkeert.’

‘Wel, net als de laatste kom ik mijn beloning opeisen. Ik heb u zeer gemist, mijn trouwe Penelope.’

‘Deze nacht zal de mooiste van uw leven worden. Ik beloof u dat u die nimmer zult vergeten. Ik zal niet toestaan dat enige slavin u baadt of verzorgt, want ik wil me eigenhandig van die taken kwijten. Ik zal tegelijkertijd uw slavin, uw page, uw schenker en uw concubine zijn.’

Nadat Almodis haar hofdame Lionor bevel had gegeven dat alleen zij en Dauphin in de voorkamer van het slaapvertrek mochten blijven, waar ze bij toerbeurt mochten eten en slapen, om te zorgen voor alles wat het grafelijk paar nodig had, zei ze tot Ramón: Volgt u mij.’

De graaf volgde zijn gemalin en ging de tent binnen. Daar stond een stomend zinken bad op hem te wachten. Zij goot de inhoud van drie flesjes, die ze van een tafeltje nam, uit in het water. Toen een lavendelgeur zich door het vertrek verspreidde, fluisterde ze: ‘Je hoeft niets te doen, ik zorg voor alles.’

Daarop begon ze haar echtgenoot uit te kleden. Ramón Berenguer, de schrik van de Moren van Tortosa, spinde als een tevreden kat. Op aanwijzing van Almodis bekom hij het opstapje naast de badkuip en liet hij zich in het water zakken.

‘Ontspan u en sluit uw ogen.’

Toen hij ze, op aanwijzing van de gravin, weer opendeed, zag hij iets wat leek op een visioen van de hoeri’s in het paradijs, die door de zonen van de islam zo hoog geprezen worden. Het naakte lichaam van Almodis, slechts bedekt door haar rossige haardos en een ragfijne, doorzichtige sluier, baadde in het licht van een kandelaar dat het vorstelijke paviljoen een gouden glans verleende.

Ramón keek naar haar, verrukt door haar aanhoudende zelfbeheersing.

‘En laat me nu begaan.’ De stem van de vrouw klonk als het gezang van een sirene.

Nadat ze haar geliefde had gebaad en had afgedroogd met een grote doek, gaf ze hem te kennen dat hij zich naar het enorme veldbed moest verplaatsen. Daar begon ze, als een krolse kat, de sporen van zijn littekens te likken. Zo begon een reis die drie dagen en drie nachten duurde, waarin Almodis de aanwijzingen van Florinda stipt opvolgde.

Toen Ramón het slaapvertrek verliet en zijn kapiteins bijeenriep, informeerde de hofmaarschalk belangstellend of hij na de strijd goed gerust had.

De graaf antwoordde grijnzend: ‘Alle gevechten die ik in mijn dagen heb geleverd, vallen in het niet bij wat ik de afgelopen nachten heb doorstaan.’

Ik geef je de aarde
Section0001.xhtml
Section0009.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0007_0002.xhtml
Section0007_0003.xhtml
Section0007_0004.xhtml
Section0007_0005.xhtml
Section0007_0006.xhtml
Section0007_0007.xhtml
Section0007_0008.xhtml
Section0007_0009.xhtml
Section0007_0010.xhtml
Section0007_0011.xhtml
Section0007_0012.xhtml
Section0007_0013.xhtml
Section0007_0014.xhtml
Section0007_0015.xhtml
Section0007_0016.xhtml
Section0007_0017.xhtml
Section0007_0018.xhtml
Section0007_0019.xhtml
Section0007_0020.xhtml
Section0007_0021.xhtml
Section0007_0022.xhtml
Section0007_0023.xhtml
Section0007_0024.xhtml
Section0007_0025.xhtml
Section0007_0026.xhtml
Section0007_0027.xhtml
Section0007_0028.xhtml
Section0007_0029.xhtml
Section0007_0030.xhtml
Section0007_0031.xhtml
Section0007_0032.xhtml
Section0007_0033.xhtml
Section0007_0034.xhtml
Section0007_0035.xhtml
Section0007_0036.xhtml
Section0007_0037.xhtml
Section0007_0038.xhtml
Section0008.xhtml
Section0007_0039.xhtml
Section0007_0040.xhtml
Section0007_0041.xhtml
Section0007_0042.xhtml
Section0007_0043.xhtml
Section0007_0044.xhtml
Section0007_0045.xhtml
Section0007_0046.xhtml
Section0007_0047.xhtml
Section0007_0048.xhtml
Section0007_0049.xhtml
Section0007_0050.xhtml
Section0007_0051.xhtml
Section0007_0052.xhtml
Section0007_0053.xhtml
Section0007_0054.xhtml
Section0007_0055.xhtml
Section0007_0056.xhtml
Section0007_0057.xhtml
Section0007_0058.xhtml
Section0007_0059.xhtml
Section0007_0060.xhtml
Section0007_0061.xhtml
Section0007_0062.xhtml
Section0007_0063.xhtml
Section0007_0064.xhtml
Section0007_0065.xhtml
Section0007_0066.xhtml
Section0007_0067.xhtml
Section0007_0068.xhtml
Section0007_0069.xhtml
Section0007_0070.xhtml
Section0007_0071.xhtml
Section0007_0072.xhtml
Section0007_0073.xhtml
Section0007_0074.xhtml
Section0007_0075.xhtml
Section0007_0076.xhtml
Section0007_0077.xhtml
Section0007_0078.xhtml
Section0007_0079.xhtml
Section0007_0080.xhtml
Section0007_0081.xhtml
Section0007_0082.xhtml
Section0007_0083.xhtml
Section0007_0084.xhtml
Section0007_0085.xhtml
Section0007_0086.xhtml
Section0007_0087.xhtml
Section0007_0088.xhtml
Section0007_0089.xhtml
Section0007_0090.xhtml
Section0007_0091.xhtml
Section0007_0092.xhtml
Section0007_0093.xhtml
Section0007_0094.xhtml
Section0007_0095.xhtml
Section0007_0096.xhtml
Section0007_0097.xhtml
Section0007_0098.xhtml
Section0007_0099.xhtml
Section0007_0100.xhtml
Section0007_0101.xhtml
Section0007_0102.xhtml
Section0007_0103.xhtml
Section0007_0104.xhtml
Section0007_0105.xhtml
Section0007_0106.xhtml
Section0007_0107.xhtml
Section0007_0108.xhtml
Section0007_0109.xhtml
Section0007_0110.xhtml
Section0007_0111.xhtml
Section0007_0112.xhtml
Section0007_0113.xhtml
Section0007_0114.xhtml
Section0007_0115.xhtml
Section0007_0116.xhtml
Section0007_0117.xhtml
Section0007_0118.xhtml
Section0007_0119.xhtml
Section0007_0120.xhtml
Section0007_0121.xhtml
Section0007_0122.xhtml
Section0007_0123.xhtml
Section0007_0124.xhtml
Section0007_0125.xhtml
Section0007_0126.xhtml
Section0007_0127.xhtml
Section0007_0128.xhtml
Section0007_0129.xhtml
Section0007_0130.xhtml