16 april 2006, 23.15 uur

 

Het is maar een droom

 

 

 

 

 

 

Op hetzelfde moment dat Luca in het water spuugde, sperde Pietro in bed zijn ogen wijd open en begon te gillen.

En hij hield niet meer op.

Zijn ouders lagen te vrijen, in eerste instantie hoorden ze hun zoon niet, daarna legden ze zich erbij neer.

Mevrouw Monti rende zijn kamer in met haar groene ochtendjas aan.

‘Ik wil niet meer met Pietro op één kamer slapen!’ dreinde Dario, een van de zeldzame kinderen met wallen onder de ogen.

‘Dario, alsjeblieft.’

Pietro kreunde en schopte de dekens van zich af; zijn moeder ging naast hem zitten; hij duwde haar weg.

‘Pietro, ik raak je niet aan, wat is er, vertel het me, heb je ergens pijn?’

‘Mama, ik wil slapen!’ zei Dario klagerig.

‘Hou alsjeblieft op, jij.’

Dario kroop onder de dekens en zei geluidloos alle scheldwoorden die hij kende achter elkaar, en ook die waar hij over twijfelde. Dat gaf hem rust.

Hun moeder probeerde haar zoon weer te troosten; deze keer keek Pietro naar haar ochtendjas en liet haar begaan.

‘Heb je een nare droom gehad, Pietro?’

‘Een nachtmerrie. Een nachtmerrie. Een nachtmerrie. Een…’

‘Ja ja, ik snap het, rustig maar, Pietro, vertel me wat je hebt gezien.’

‘De oude man van de tekening, de oude man achter de boom, de oude man van de tekening.’

Zijn moeder fronste, ze had de oude man op de tekening gezien en ze wist wat een van die jongens voor de neus van haar zoon had gedaan. En ook zij trok de meest voor de hand liggende conclusie.

‘Wat deed die oude man, Pietro?’

Dario kwam langzaam weer onder de dekens vandaan. Zijn haar zat door de war en hij keek nieuwsgierig. Pietro begon met zijn handen te wapperen en in het niets te staren. Nu werd zijn moeder pas echt ongerust.

‘Waar heb je hem gezien?’

‘In mijn droom. In mijn droom…’

‘En verder niet? Denk eens goed na.’

‘Nee, verder niet, nee.’

Haar voorhoofd ontspande, heel zachtjes streelde ze het blonde haar van haar zoon.

‘Dan hoef je je geen zorgen te maken, Pietro. Het is maar een droom. Het is niet echt.’

Pietro staarde naar haar ochtendjas. Hij zei niets. Zijn ademhaling werd regelmatiger, zijn gezicht ontspande.

‘Als er iets is kun je me roepen, maar probeer nu eerst te slapen, Dario is ook moe.’

‘Zeg dat wel!’

Hun moeder glimlachte en ging bij Dario op bed zitten, ze drukte hem stevig tegen zich aan, heel stevig, zoals Pietro nooit zou hebben toegestaan, ze drukte hem tegen zich aan alsof ze al haar gefrustreerde genegenheid op Dario wilde projecteren.

‘Au!’

‘Wat nou, au! Het doet toch geen pijn!’

Ze glimlachte, gaf hem een kus, wenste hun allebei welterusten en deed het licht uit.

Toen ze weer in bed stapte, kusten haar man en zij elkaar liefdevol. Meer niet.

‘Het was gewoon een nare droom.’

En ze deden het licht uit.