Annelies

De naderende herfst is vooral 's avonds voelbaar. De kille lucht kondigt aan dat de zomer bijna voorbij is. Het is om zeven uur al donker en over een week gaat de wintertijd weer in. Annelies heeft dit jaar meer moeite met de seizoenswisseling dan in andere jaren. Ze ziet op tegen regenachtige dagen en koude nachten. Tegen moeten toezien hoe de natuur zich uitkleedt. Toch is juist dit jaargetijde in haar ogen het meest geschikt om de as van Dennis uit te strooien. 'De herfst is gelinkt aan afscheid nemen,' heeft ze aan Marieke en Charlene uitgelegd. 'De wind kan hem meenemen naar plaatsen waar hij wil zijn.'

Ze heeft niet lang hoeven nadenken over de vraag met wie ze deze stap wilde nemen.

Een zaterdag leek haar de meest geschikte dag om zijn as uit te strooien, omdat Dennis ook op een zaterdag afscheid van het leven moest nemen. Deze zaterdag gaan zijn stoffelijke resten naar de wei bij het crematorium in Beuningen en kan hij vertrekken naar elke plaats die hij kiest.

Charlene en Marieke arriveren vrijwel gelijktijdig. Het weerzien is hartelijk. Charlene vertelt over de snelle ontwikkeling van Sacha en over het afscheid van haar moeder. Ze is rustig, niet meer nerveus. Als ze ook nog over het bezoek aan het graf van haar vader vertelt, blijven haar vingers stil op de tafel liggen. 

Marieke maakt zich zorgen over Thomas. Hij ligt het grootste deel van de dag op bed. 'Het wordt tijd om afscheid te nemen,' zegt ze. Annelies maakt een lunch. Terwijl ze eten, bedenkt ze dat de urn met de as van Dennis nu ergens te wachten staat en zij hier zit, met deze vrouwen, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En ze constateert dat het inderdaad de gewoonste zaak van de wereld is. 'Ik ben blij dat jullie zijn gekomen,' zegt ze.

Ze moeten zich melden bij de administratie, die aan de linkerkant van het gebouw is. Een ernstig uitziende man ontvangt hen en biedt koffie aan. Hij informeert naar hun relatie met de overledene.

'Wij zijn de vrouwen die het meest van hem hielden,' legt Annelies uit. De man vraagt geen details.

Er komt een vrouw binnen, die een rode doos bij zich heeft. 'De urn zit in deze doos, zal ik hem eruit halen?' Ze kijken toe hoe de vrouw de urn voorzichtig uit de doos tilt. Het lijkt een grote vaas met een deksel en hoewel hij binnen handbereik op tafel staat, is hij eindeloos ver weg.

Annelies houdt haar adem in. Ze zou nog een paar uur met de urn alleen willen zijn. Ze zou tegen de as willen praten. Er flitsen zinnen door haar hoofd die ze nog had willen uitspreken. Ze variëren van liefde tot haat, van verzet tot berusting, van verwijt tot vergeving. De prangende vraag over het waarom zit er nog steeds, de teleurstelling neemt nog veel ruimte in. Toch kan ze zich tegelijk herinneren hoe blij ze altijd was als Dennis thuiskwam. Toch weet ze hoe goed het was om met hem samen te zijn. Hij had haar niet zo mogen bedriegen, hij had haar niet mogen verraden. En hij had haar niet met dit tegenstrijdige gevoel mogen achterlaten.

'Zal ik de urn naar buiten dragen?' biedt de man die hen heeft ontvangen aan. 'Hij is tamelijk zwaar.' 

'Ik wil hem dragen,' zegt Annelies. De beslissing komt spon taan in haar op.

Er loopt een pad naar een ronde weide, die door een paar lage muurtjes is afgeschermd van de buitenwereld. Er hangen gr denktegels aan de muurtjes en er staan banken. Op de linkerkant van de weide staan twee boeketten bloemen in groene houders.

Marieke en Charlene lopen naast Annelies. Niemand zegt iets. De stilte reikt heel ver en voelt goed.

Annelies kijkt naar de lucht. De zon schijnt recht in haar ogen, ze knijpt ze dicht. Ze is blij met de zon, dat was ze ook op de dag van de crematie. Ergens in de verte fluit een vogel. Het grint knispert onder haar voeten. Het zijn vredige geluiden, vertrouwde geluiden. Ze stellen gerust.

Ze kiezen de rechterkant van de wei en de man laat zien dat de knop die aan de urn zit dient om de bodem te openen. Ze kunnen de as op die manier naar buiten laten komen en uitstrooien.

'Ik wil hem met mijn hand verstrooien,' beslist Annelies. Marieke en Charlene vallen haar bij. Annelies nodigt Charlene uit om haar handen onder de bodem te houden en draait voorzichtig aan de knop. Er komt een dunne grijze massa naar buiten. Dan is Marieke aan de beurt en herhaalt ze de handeling. Ze overhandigt de urn aan de man en houdt haar eigen handen onder de bodem.

Ze lopen over de weide en laten de as op het gras vallen. Iedere keer als hun handen leeg zijn, vult de man ze weer. Niemand spreekt.

Er lijkt geen einde aan de voorraad as te komen. Annelies kijkt naar de grond, naar de grijze massa die zich over het gras verspreidt. Ze denkt aan Dennis toen ze hem voor de eerste keer zag. En aan de laatste keer.

De urn is eindelijk leeg.

De man laat hen alleen en ze gaan naast elkaar op een van de banken zitten. Opeens is er een beetje wind te voelen, ze kijken tegelijk naar dezelfde plek en zien wat asdeeltjes opspringen. 'Dennis vertrekt,' zegt Annelies.

Ze gaan staan.

'Laten we bloemen gaan kopen en hier neerleggen,' stelt Char- lene voor.

'Je zussen zijn er al,' meldt de verzorgster. 'Ik heb net een kan koffie gebracht, of wil je soms thee?'

Annelies maakt met een handgebaar duidelijk dat ze niets hoeft. Ze loopt snel de kamer in.

Er ligt een hoopje mens in bed. Het is een slecht gelukte afspiegeling van de krachtige, kordate en dappere vrouw die ze altijd was. Een vleugje moeder.

Annelies begroet haar zussen. Gisela trekt een stoel naast het bed en laat haar dicht bij hun moeder zitten. 'Het gaat snel,' zegt ze.

Annelies speurt met haar ogen het gezicht van haar moeder af en realiseert zich dat ze haar wil aankijken. Maar de gesloten ogen verweren zich tegen contact, ze houden de afstand overeind.

'Gisteren zat ze nog in de woonkamer,' merkt Lineke op. In haar stem is zowel ongeloof als onbegrip te horen. 'Ik heb haar nog geholpen met brood eten. Ze was blij, ze lachte steeds.'

'Ze vonden haar in deze toestand. Je ziet het: haar mond hangt helemaal scheef. Ze is heel ver weg,' vult Gisela aan.

Waar zou ze zijn? Annelies wil een paar seconden plaatsnemen op de plek waar haar moeder zich nu bevindt. Ze wil haar geest aanraken, haar ogen naar zich toe trekken, haar gedachten omarmen. Ze drukt een voorzichtige kus op de klamme vingers van haar moeder. Ze wrijft over haar hand.

'De verzorgster zei dat je nooit zeker weet of mensen die stervend zijn nog iets kunnen horen of voelen,' zegt Lineke. Ze streelt het gezicht van hun moeder. 'We zijn er, mam. Alle drie je dochters zijn bij je. En we zijn trots op je.'

Annelies heeft het koud. Ze trekt haar vest om zich heen en wrijft haar handen over elkaar. Gisela legt haar sjaal over de schouders van haar jongste zus. 'Ben je erg geschrokken?'

'We hebben gisteren de as van Dennis verstrooid.' Annelies houdt haar blik op haar moeder gericht als ze dit zegt. Ze probeert iets terug te vinden van de vrouw die ze kent, maar het lijkt of het leven zich al heeft teruggetrokken.

'O,' antwoorden haar zussen tegelijk.

Moeder ademt heel oppervlakkig. Annelies tuurt naar haar borst en ziet nauwelijks beweging. 'Ik weet niet of jullie nog iets persoonlijks tegen haar willen zeggen, maar ik wil dat wel graag doen. Vinden jullie het erg om me even met haar alleen te laten?'

Als haar zussen de kamer hebben verlaten, trekt Annelies haar stoel nog dichter tegen het bed aan. Ze neemt de handen van haar moeder tussen haar eigen handen. Ze voelen kil aan. Ze probeert ze warm te wrijven. 

'Ik heb kennisgemaakt met Thomas Vreeswijk,' begint ze. De ogen van haar moeder blijven gesloten, haar ademhaling blijft oppervlakkig, haar handen worden niet warm. 'Ik heb ook de brieven gelezen die je schreef. Het zijn prachtige brieven, ik zal ze nog heel vaak herlezen. Wat moet je eenzaam geweest zijn, mam. Wat heb je veel van die man gehouden. Het spijt me voor je dat het je niets opleverde.' Ze denkt even na. 'Nou ja, niets... Je kreeg mij. En je hebt mij nooit verweten dat ik er was en hij niet. Dat zal ik de rest van mijn leven goed voor ogen houden. Je hebt mij omarmd, je hebt mij liefgehad, je hebt mij een goede jeugd gegeven. Ik weet waarom je niets kon zeggen over mijn vader en ik respecteer dat. Je kunt rustig sterven, het is goed.' Ze kust de handen van haar moeder en voelt tranen in haar ogen opkomen. Ze laat ze stromen en houdt haar moeder stevig vast. Als ze haar gezicht heeft droog- gewreven, haalt ze haar zussen. 

'Waar beginnen we?' zucht Gisela. 'Wat was het toch een ver- zameleend.'

Annelies glimlacht. 'Verzameleend, wat een woord. Maar ze kon inderdaad slecht dingen weggooien. Ik denk dat we kamer voor kamer moeten nalopen en de dingen die we willen houden direct in aparte dozen moeten doen.'

'De zoon van mijn buurvrouw gaat scheiden,' meldt Lineke. 'Hij kan alles gebruiken.'

'Goed idee,' vindt Gisela. Ze wendt zich tot Annelies. 'Mee eens?'

Annelies kijkt peinzend om zich heen. 'Vreemd idee dat we straks geen ouderlijk huis meer hebben. Ik heb het gevoel dat ze elk moment kan komen binnenlopen en tekeer kan gaan over onze bemoeizucht.'

Gisela zucht diep. 'Het viel niet mee, het laatste jaar. Ik ben blij dat ze zo snel ging en geen strijd hoefde te leveren.'

'Zou ze echt begraven hebben willen worden?' vraagt Lineke zich hardop af. 'Ik heb haar nooit iets over dit onderwerp horen zeggen.'

'Ze vond begrafenissen altijd mooi,' zegt Annelies. 'Ik denk dat we een goed besluit hebben genomen.'

Ze zitten samen in de woonkamer van hun moeder en drinken een glas wijn. Ze toosten op haar. 

'Op haar leven, laten we toosten op haar leven,'stelt Lineke voor.

'Ze heeft het niet cadeau gekregen,' meent Gisela.

Annelies toost in gedachten op haar moeder en Thomas

Het rooster hangt nog steeds aan de keukendeur. Het hangt er demonstratief en scheef. Het is een beetje gescheurd.

Gisela kijkt vol afgrijzen naar het smoezelige stukje papier 'Wat hebben we hier een eindeloze discussies over gehad Ik word weer beroerd als ik eraan denk.'

Annelies ziet het gezicht van haar moeder voor zich. De samen geknepen ogen, de frons op haar voorhoofd. Ze hoort haar moeder zeggen dat ze niets mankeert, nog goed voor zichzelf kan zorgen en niemand nodig heeft. Er flitsen andere beelden door haar hoofd. Moeder die zonder te mopperen voor de zoveelste keer haar fietsband plakte. Moeder die het hardste klapte toen ze haar diploma van de middelbare school in ontvangst nam. Moeder die haar handen voor haar mond sloeg toen ze haar bruidsjurk zag. Moeder die haar spontaan omhelsde. Al die moeders zijn hier nog. Ze dwalen rond, ze gaan op in de meubels, de schilderijen, de sfeer.

In het rooster.

'Dit ga ik het eerst verwijderen,' beslist Gisela. Haar hand grijpt in de richting van het stuk papier aan de keukendeur.

Annelies houdt haar tegen. 'Ach, laat het nog even hangen,' zegt ze.