Annelies

De dagen zijn in een roes langs haar heen gegaan.

Suze was een uur nadat Annelies haar belde al bij haar en ze is er nog steeds. Haar nieuwe liefde komt ook regelmatig tevoorschijn. Het is een aardige vent, hij is groot en breed, maar het lukt hem vrijwel onzichtbaar te zijn. Hij trekt zich terug in de keuken en kookt vegetarisch. Annelies verzint positieve opmerkingen over het eten, dat het zo lekker ruikt en er zo smakelijk uitziet. Ze meent het, maar als ze eenmaal aan tafel zitten komt ze niet verder dan drie happen, die zich ergens halverwege haar slokdarm nestelen en de doorgang blokkeren.

Ze voelt zich leeg, vervreemd van haar lichaam. Ze kan geen contact krijgen met haar eigen emoties en kijkt naar de tranen van anderen. Nadat Suze was gekomen, verschenen ook haar zussen. Ze waren lief, hartelijk en aangeslagen. Lineke stelde voor dat zij en Gisela het slechte nieuws aan hun moeder zouden vertellen, maar dat wilde Annelies zelf doen.

Ze praat consequent over moord, terwijl de aanklacht tegen de dader doodslag zal worden. Hij was het niet van plan, het is hem ook overkomen. Ze denkt op een cynische manier aan hem en soms doet ze dat hardop. Suze voedt het cynisme enthousiast, maar Gisela fluit hen terug. 'Je duikt weg in negativiteit,' verwijt ze Annelies. 'Je probeert je verdriet te ontlopen.'

De dag na de moord is Annelies samen met Gisela en Lineke naar hun moeder gegaan. Haar zussen probeerden haar daarvan te weerhouden en herhaalden voortdurend dat ze aan zichzelf moest denken, de schok moest verwerken en haar verdriet ruimte moest geven. Maar ze hield vol dat ze meewilde en ten slotte gaven de zussen toe.

Moeder had een slechte dag, dat werd direct duidelijk toen ze binnenkwamen. Ze herkende alleen Annelies en vroeg wie de dames waren die ze had meegebracht.

'Dat zijn mijn zussen.'

'Ach, wat aardig. Heb je ook nog een moeder?'

Gisela begon te giechelen en dat leverde haar een scherpe terechtwijzing op. Moeder wenste niet te worden uitgelachen in haar eigen huis.

'Misschien kun je het beter een andere keer vertellen,' stelde Lineke voor.

'Wat valt er te vertellen? Is er iets aan de hand met mijn dochters? Wat is er gebeurd?'

'Met ons is het goed,' stamelde Annelies.

'Laat me dan niet zo schrikken. Gaan we ergens naartoe? Is er iemand jarig?'

Lineke ging voor haar staan. 'Er is iets verschrikkelijks gebeurd, moeder. Dennis, de man van Annelies, is het slachtoffer geworden van een misdrijf. Hij is doodgeslagen, op een perron van het Centraal Station in Utrecht. Gisteren. Dat komen we je vertellen.'

Moeder sloeg haar handen voor haar mond. 'Echt verschrikkelijk.' Ze had tranen in haar ogen. 'Kind toch,' wendde ze zich tot Annelies. Ze pakte haar vast en trok haar tegen zich aan. 'Je eigen kind, echt verschrikkelijk.'

'Het was haar man, moeder,' legde Lineke geduldig uit. 'Haar man, niet haar kind. Ze heeft geen kinderen.'

'Ik ken hem niet,' zei moeder. 'Het ergste wat je kan overkomen is een kind verliezen, daar heb je helemaal gelijk in.'

Gisela zuchtte diep en kneep Annelies in haar hand. 'We moeten het maar niet ingewikkelder maken dan het al is,' stel- de ze vast, waarna ze zich tot Lineke wendde. 'Je hebt morgen toch een afspraak met de huisarts? Ik vind dat die afspraak moet doorgaan, het wordt hier nu echt kritiek. Wat gebeurt er als wij er niet zijn?'

Moeder liep naar de keuken. 'Ik ga iets inschenken,' zei ze.

Jullie lusten vast wel een lekker glaasje. Wat was er nou precies te vieren?'

'Niets!' Gisela verhief haar stem. 'Probeer verdomme eens iets vijf minuten te onthouden! Er valt niets te vieren! Annelies is haar man kwijt, er valt dus ook niets te toosten!'

Moeder schrok. 'Heeft hij een ander?'

'Laat maar,' weerde Annelies de tirade af die Gisela dreigde af te steken. 'Ze kan er niets aan doen.'

Moeder zette vier wijnglazen op tafel. 'Het is mij ook overkomen,' zei ze.

'Ze gaat echt heel hard achteruit,' mompelde Lineke.

Gisela huilde.

Het helpt om bezig te zijn met haar moeder. Annelies beseft dat dit een vlucht is, maar ze wil eraan toegeven. De werkelijkheid is te hard, te onoverzichtelijk en te pijnlijk. Soms lukt het haar niet om haar gedachten voldoende af te leiden en op die momenten vraagt ze zich af wat ze erger vindt: de dood van Dennis of de ontdekking dat er in Maarssen een vrouw woont die een kind van hem heeft.

Toen de vrouwelijke rechercheur haar kwam vertellen wat er precies was gebeurd, heeft ze iedereen weggestuurd. Dat gesprek had vier dagen na de dood van Dennis plaats en die dag werd ook bekend dat het lichaam van Dennis was vrijgegeven en ze de uitvaart kon gaan plannen.

Soms betrapt Annelies zichzelf op de wens dat ze ook dement zal worden. De herinnering aan dit gesprek mag wat haar betreft het eerste uit haar geheugen verdwijnen.

De vrouw was correct meelevend en op een aardige manier zakelijk. Ze nodigde Annelies uit om alle vragen te stellen die in haar opkwamen. 'Ik wil beginnen met de belangrijkste vraag,' zei Annelies. 'Wat had die Charlene Zevenhuizen van Rijns- bergen precies met mijn man te maken?'

De rechercheur bleek volledig op de hoogte te zijn van de relatie tussen Dennis en die vrouw. Ze had haar informatie van 

Charlene, en die had haar toestemming gegeven om Annelies te informeren.

Het verhaal voelde aan als een aanval, de woorden deden fysiek pijn.

Het was een aanslag.

Ze beseft het vierentwintig uur per dag. Dennis was haar on- trouw, hij had al vier jaar een relatie met Charlene, hij heeft een kind bij haar verwekt.

Vier jaar. Dat zijn veertienhonderdeenenzestig dagen en drieëndertigduizend vierenzestig uren. De getallen hebben zich genesteld in haar brein. Als ze alleen is, spreekt ze ze hardop uit.

Vier jaar. Ze is vier keer jarig geweest, het is vier keer Kerstmis geweest, vier keer oud en nieuw terwijl hij haar bedroog. Ze hebben vier keer hun trouwdag gevierd zonder dat zij iets m de gaten had. Zonder dat hij iets zei.

Het is onvergeeflijk. Het is wreed. Beledigend.