Veertig.

Toen ze een kind was, vond ze vrouwen van veertig stokoud. Statistisch gezien nadert ze de tweede helft van haar leven. Wat wil ze daarmee? Volgens Suze moet je vanaf je veertigste je jeugd en alle daarbij behorende ellende achter je laten. Dat is gebeurd en daar is niets meer aan te veranderen. Streep eronder, niet meer over zaniken. Maar Suze weet wie haar vader is. 

Gisela heeft aangekondigd dat ze de hele maand juni op vakantie gaat en haar naam dus vier weken niet op dat idiote rooster kan staan. Annelies probeert verder te gaan met haar werk, maar ze is onrustig. De woorden dansen voor haar ogen, ze kan beter even ophouden en iets anders doen. Waarom begon Gisela nu ook over juni, die besmette maand?

De herinnering is een opdringerige en ongewenste gast. Het gebeurde op 7 juni in Ponypark Slagharen en het ging om slechts vier woorden. Sindsdien zijn er al negenentwintig zevende juni's geweest, heeft Annelies zich nooit meer in Slagharen vertoond en vallen die vier woorden haar nog altijd lastig. Sindsdien zou ze elk jaar opnieuw het liefst de dag van de vier woorden willen overslaan.

Ze hadden op school een kalender voor de periode van 1 mei tot en met 7 juni gemaakt. Iedere schooldag mocht iemand een dag doorkrassen, en iedereen wilde op maandag aan de beurt zijn. Het voelde aan als een geweldige prestatie om met de dikke rode stift een stevig kruis te zetten door de zaterdag, de zondag en de maandag. Alsof je de tijd persoonlijk een handje had geholpen. Het gaf een gevoel van macht.

Ze repeteerden weken achter elkaar het lied dat haar juf speciaal voor de schoolreis had gemaakt. Twee coupletten en een refrein. Iedereen zong het op het schoolplein. Het lied heeft een stevig anker uitgegooid in haar geheugen.

Juni, Slagharen, lied. En daarna vier woorden.

Op de terugweg was ze ziek. Het viel mee dat zij het enige kind was dat drie papieren zakken vol spoog, constateerde een van de moeders die meegingen als begeleidster. Ze had zichzelf uitgeput, legde die vriendelijk uit. Dat kwam ervan als je de hele dag van alles door elkaar at, rondtolde in draaimolens en je eigen stem overschreeuwde. De moeder zorgde ervoor dat Anne- lies daarna in haar eentje op de achterbank mocht liggen en ze legde een deken over haar heen, omdat ze niet kon ophouden met rillen.

Ze huilde om haar moeder.

De begeleidster liet haar kleine slokjes water drinken, veegde haar mond af en streek over haar hoofd. "Wat heb jij toch prachtig rood haar,' suste ze. 'Wat zullen jouw moeder en vader trots zijn op zo'n mooie dochter.'

Ze brulde nog harder.

Het meisje dat het gezegd had, keek haar spottend aan. Ze lachte en trok tegelijk haar neus op. De blik in haar ogen deed pijn.

'Is er iets gebeurd?' vroeg de moeder. 'Ben je gevallen? Ergens met je hoofd tegenaan gestoten? Waarom klem je je handen zo tegen je borst? Heeft iemand je daar geslagen?'

Annelies schudde haar hoofd en lette op de reactie van het meisje. Die bleef staren, met een waarschuwende blik in haar ogen.

Hei meisje loog, ze zei wel vaker dingen die niet klopten. Ze stond erom bekend dat ze altijd overdreef en fantastische verhalen verzon, die niemand geloofde. Iedereen wist dat ze een leugenaar was.

De ogen volgden iedere beweging die Annelies maakte.

Het waren maar vier woorden. Ze kwamen uit het niets te- voorschijn, werden zonder enige aanleiding de ruimte in gesmeten, raakten kant noch wal. Vier woorden. 'Jij bent niet echt.' 

Het was weer zo'n moppergesprek tussen Gisela en moeder. 'Jullie hebben nu wel lang genoeg om elkaar heen gelopen en het is ook vervelend om alles dubbel te moeten organiseren,' snauwde Gisela. Als ze snauwde, was het serieus.

'Ik maak zelf wel uit of en wanneer ik hem wil zien,' zei moeder.

Het ging over hun vader, de vader die Annelies nog nooit had gezien, omdat haar moeder geen contact meer wilde hebben met haar ex.

Later heeft ze zich vaak afgevraagd hoe ze precies op dit idee was gekomen, of iemand haar iets in die richting had verteld. Het antwoord was een lege plek in haar hoofd. Ergens in haar leven was het tot haar doorgedrongen dat hun vader niet bij hen woonde en dat er tussen haar ouders geen contact mogelijk was. Maar waar die wetenschap ooit ontstond, wist ze niet.

'Hij heeft er zelf geen enkel bezwaar tegen,' zei Gisela. 'Zijn vrouw is een schat van een mens. Waarom zet je je niet gewoon over je teleurstelling heen? Hij heeft jou toch niets aangedaan?' 

Gisela werd dertig. Ze vierde het groots, want ze was op dat moment ook vijf jaar met Patrick getrouwd. Ze had een zaaltje gehuurd. Er was eerst een koud buffet en daarna speelde de band van Patrick. Hij zat zelf achter de piano, dus Gisela danste met andere mannen. Er was één man met wie ze veel op de vloer was.

'Wie is die meneer?' vroeg Annelies. Ze zag haar zusje aarzelen. Haar hart begon opeens wild te kloppen.

'Dat is mijn vader,' antwoordde Gisela.

Annelies probeerde te begrijpen wat haar zus bedoelde. Er zat iets alarmerends in het antwoord, iets wat niet thuishoorde op een feest. 'Jouw vader? Niet de vader van Lineke en mij?'

'De vader van Lineke en mij,' benadrukte Gisela. 'Niet van jou.' Ze zuchtte diep. 'Dit had je moeder je moeten vertellen, je had het allang moeten weten. Verdomme, wat een bullshit vind ik dit. Voor mij is het feest verpest!'

Jij bent niet echt.' De woorden striemden over haar ziel. 'Ik ben niet echt,' zei ze tegen Gisela.

'Je bent een onecht kind, zo heet dat officieel. Een scheve schaats van je moeder. Verdorie, dat je het nu van mij moet horen. Sorry, mop, maar voor mij heeft het nooit iets uitgemaakt. Jij bent en blijft mijn kleine zusje, van wie ik heel veel hou.' Ze knuffelde Annelies. Die stond stijf rechtop en voelde niets. 'Je weet toch wel dat je een andere achternaam hebt dan wij?' vroeg Gisela. 'Lineke en ik heten Frederiks van onze meisjesnaam en jij heet Van Ravensdonk. Dat is de naam van onze moeder. Heb je je dan nooit afgevraagd hoe dat kon?'

'Mama zei dat ze haar naam mooier vond.' De drummer begon een wilde solo te spelen. De roffelende geluiden dreunden tegen haar schedel, het ketsende slagwerk deed pijn aan haar oren. De mensen in de zaal bewogen, maar Annelies zag alleen die man. De vader die niet haar vader was. Ze voelde zich bedrogen.

Gisela stond een paar minuten te fluisteren tegen hun moeder en Annelies zag haar moeder verschrikt in haar richting kijken. Toen kwam ze op haar af en greep haar vast. 'We gaan naar huis.' 

Lineke rende achter hen aan. 'Waar gaan jullie heen? Je gaat toch nog niet weg? Hij laat je netjes met rust. Het is ook nooit goed!' Ze schreeuwde.

Haar moeder schreeuwde nog harder.'Vraag je zuster maar om een verklaring, die moest de boel nu eenmaal opfokken.' Ze sleurde Annelies naar buiten en duwde haar in de richting van de fietsenstalling. Toen ze bij hun fietsen stonden, pakte ze Annelies bij de schouder en dwong haar om haar aan te kijken. 'Luister goed,' zei ze met een lage stem. 'Ik ben in de ogen van mijn ex-man een hoer, de meeste van onze vroegere vrienden hebben mij uitgekotst, ik betaalde een hoge prijs voor mijn misstap. Maar ik heb geen moment spijt gehad van mijn besluit om jou geboren te laten worden. Je bent een gewenst kind. Door mij. En wat de rest van de wereld daarvan denkt, moet iedereen zelf weten.'

'Wie is mijn vader?'

'Ik weet het niet.' 

'Ik heb slagroomtaart, van de nieuwe bakker. Wil je een stuk?'

Annelies volgt de bewegingen van haar moeder. Die opent de ene keukenkast na de andere, bijt op haar lippen, schudt met haar hoofd. Ze smijt een deurtje dicht en zucht diep. Zou ze een mes zoeken? Annelies kan zich niet voorstellen dat ze het messenblok dat in de hoek van het aanrecht staat niet ziet. Ze grijpt een mes en legt het naast de taart. 'Zoek je dit?'

'Ik zoek niets. Behandel me toch eens een beetje normaal.'

Annelies loopt de woonkamer in. Ze kijkt om zich heen en ziet dat er nodig moet worden schoongemaakt. Op de televisie ligt een dikke laag stof en de vloerbedekking is al minstens een week niet gezogen. Hoe pakt ze dit aan?

'Valt er iets te vieren?' informeert ze, als moeder een bordje met een enorm stuk taart voor haar heeft neergezet.

'Het leven, ik vier het leven. Dat ik er nog ben, dat ik nog zelfstandig kan wonen, dat ik me goed voel.'

De smerige kamer zwijgt nadrukkelijk.

'Is daar iets mis mee? Je zegt helemaal niets. Geloof je me soms niet?'

'Jawel. Lekkere taart. Je hebt me wel een groot stuk gegeven. Dat is meteen mijn lunch.'

'Je kunt het hebben. Je bent veel te mager. Daarom heb je het zo vaak koud. Te weinig vet op je lijf.' 'Ik heb een snelle verbranding.'

'Je bent de dunste van mijn dochters. Altijd al geweest. Mijn moeder was ook zo dun. Het zit er toch in, dat zie je maar weer.'

'Had je moeder ook rood haar?'

Moeder roert in haar koffie. 'Ik mis mijn moeder nog altijd. Ze stierf veel te jong, jij was nog niet eens geboren. Als je moeder doodgaat, gebeurt er iets met je. Wees maar blij dat je me nog hebt.' Ze veert overeind. 'Ik schenk nog een bakkie in. Eet je taart eens op. Wat vroeg je eigenlijk?'

'Of je moeder ook rood haar had.'

'Nee.' Ze is al op weg naar de keuken. Als ze terugkomt, ziet Annelies dat ze voor zichzelf een tweede stuk taart heeft meegenomen. Ze eet het met smaak op. Zou ze honger hebben? Eet ze wel genoeg?

'Het is mooi weer,' zegt haar moeder. 'Ben je vrij? Heb je soms vakantie? Jij hebt altijd vakantie. Mazzelkont! Ik zou wel een stukje willen rijden. Misschien even koffie gaan drinken bij iemand.'

'Bij wie?'

'Maakt niet uit. Kies jij maar.'

'Gisela?'

'Ja! Gisela. Die bedoel ik. Of heb je geen tijd?'

'Ik heb de hele dag tijd. Ik heb gisteravond tot elf uur doorgewerkt en Dennis komt morgenochtend pas thuis. Goed, we gaan naar Gisela. Maar onder één voorwaarde. Ik wil hier eerst even stofzuigen en afstoffen. Dat is echt nodig.'

Moeder kijkt donker. 'Dat heb ik gisteren nog gedaan.'

'Het is zo gebeurd.' Annelies loopt naar de gang en pakt de stofzuiger uit de kast. Terwijl ze de kamer schoonmaakt, zit haar moeder aan tafel, met haar armen demonstratief voor haar borst gekruist. 'Jij wordt al net zo'n bemoeial als alle anderen,' zegt ze, als Annelies de stofzuiger weer wegzet. 'En hoe kom je toch aan zo veel vakantie?'

Vorig jaar om deze tijd sprak ze met Suze af om hun veertigste verjaardag samen te vieren, maar nu het bijna zover is moet Annelies niet aan een feest denken. Ze heeft geen zin in al die drukte, er valt niet genoeg te vieren. Ze spreekt zichzelf regelmatig bestraffend toe als ze haar sombere stemming niet in bedwang kan houden. Zou dit iets te maken kunnen hebben met een midlifecrisis? Dat overkomt soms ook vrouwen. Het is haar moeder overkomen. Zou haar onaangename gevoel te maken hebben met het feit dat ze weet dat haar moeder tegen haar veertigste begon los te breken?

Annelies was daar het resultaat van. Een ongelukje, niet gepland, maar welkom.

'Heb jij al last van een midlifecrisis?' vraagt ze aan Suze. Die begint te schateren. 'Hoe kom je daar nu weer bij? Zit je erover in, over veertig worden? Denk je dat er iets verandert? Ben je gek, het wordt vanaf nu alleen maar leuker. Ik verheug me erop. Ik trek een streep en begin aan het volgende deel. Mijn scheiding is verwerkt, de kinderen vliegen langzaam hun eigen richting uit, ik ben dertien kilo afgevallen, er wordt weer naar me gefloten. Maar ik weet beter dan ooit hoe ik daarmee moet omgaan.'

'Er zit iets onheilspellends in de lucht.'

'Wat is er precies aan de hand, Annelies? Gaat het niet goed tussen jou en Dennis? Wil je scheiden?' 

'Jij denkt dat iedereen die de veertig nadert, gaat scheiden. Sommige mensen blijven gewoon getrouwd. Wij zitten elkaar nier in de weg.'

'Dat zou ook een punt kunnen zijn.'

Annelies heeft al vaker aan Suze gemerkt dat die niet bepaald positief is over haar weekendhuwelijk. De opmerking die ze net maakte heeft een kritische ondertoon. 'Het is geen punt wat mij betreft. Het zou niet verstandig zijn om er een probleem van te maken. Dennis is geen man om zeven dagen per week met ie-mand samen te leven, dat weet jij ook wel. Ik wist dat toch toen we begonnen? Het zou stompzinnig zijn om er nu over te vallen.'

'Wie probeer je te overtuigen?'

'Niemand.'

'Ook goed. Hoe laat komt Dennis thuis? Hebben we nog tijd om even een marktje te pikken?'

Annelies heeft geen zin om met Suze naar de markt te gaan. Ze stapt niet zo gemakkelijk over een ergernis heen als haar vriendin. Ze denkt na over een goede smoes.

'Ik heb niet veel tijd,' zegt Suze. 'Ik moet om twee uur ergens zijn. Raad eens! Ik heb een date met een leuke vent.'

'Een blind date?'

'Nee, het is al onze derde afspraak. Weet je hoe ik hem heb ontmoet? In de trein. Hij is conducteur, hij kwam mijn kaartje controleren. We raakten aan de praat. Ik had direct in de gaten dat hij niet dom is. Echt een vent die weet hoe het leven in elkaar zit. Hij heeft al veertien keer meegemaakt dat iemand voor de trein sprong, kun je je zoiets voorstellen? Ik niet. Ik zou na de eerste keer al afgehaakt zijn.'

'Wat een verhaal. Veertien keer? Verschrikkelijk. Hoe oud is hij?'

'Vijftig. Gescheiden. Zijn vrouw verliet hem toen hij na de veertiende zelfdoding een paar maanden moest bijkomen. Lekker type, hè?'

Annelies haalt haar schouders op. 'Je hoort zo'n verhaal altijd maar van één kant.'

'Dat is waar. Hij wil me vanmiddag meenemen naar zijn favoriete restaurant in Antwerpen.'

'En blijven jullie daar slapen?'

'Wie weet. Ik tref in ieder geval voorzorgsmaatregelen.'

'Wat is dat voor geluid? Het zit in jouw tas.'

'Mijn mobiel.' Suze duikt onder de tafel en haalt haar mobiele telefoon tevoorschijn. Annelies loopt naar de keuken. In de kamer begint Suze te praten. Even later komt ze met een betrokken gezicht de keuken in. 'Dat was Jasper. Zo heet hij. Het feest gaat niet door. Er is iets ernstigs gebeurd op Utrecht Centraal. Een mishandeling, geloof ik. Nogal heftig, ik kon het niet goed volgen. Jasper kan daar voorlopig niet weg. Maar hij belt later nog terug.'

'Utrecht Centraal?'

'Is Dennis daar nu? Hoe laat verwacht je hem thuis?'

'Over een uur of twee. Misschien is hij inderdaad nu op Utrecht Centraal. Dan zal hij wel vertraging hebben.' 

Er heeft al een man op haar tenen gestaan en nu stoot iemand weer tegen haar rug. Annelies kijkt geërgerd om. Ze ziet een oude vrouw die haar vriendelijk toeknikt. Naast Suze tuurt een meisje van een jaar of zestien vol overgave naar het scherm van haar mobiele telefoon. 'Die man is dood,' zegt ze tegen de vrouw die naast haar staat. 'Welke man?' vraagt de vrouw.

'Die man die op het station in elkaar is geslagen.' Annelies ziet dat Suze ook naar het gesprek luistert.

Ze komt naast haar staan. 'Wat een drama, zeg. Ik vraag me af hoe laat Jasper komt opdagen. Het schijnt dat heel Utrecht Centraal in rep en roer is. Ga er maar van uit dat Dennis nu ook later komt.' Ze luistert weer naar het meisje. Annelies is aan de beurt. Ze hoort niet wat er achter haar gezegd wordt. Ze heeft moeite met het uittellen van het kleingeld. Haar vingers zijn stijf van de kou. Ze beweegt haar tenen in haar schoenen. Die zijn ook al zo koud. 'We hadden beter niet naar de markt kunnen gaan,' zegt ze over haar schouder tegen Suze. 'Ik ben helemaal verkleumd.'

'Waarvan? Het is lente, mens. Iedereen loopt met zijn jas los. En jij hebt het koud?'

Annelies stopt de groenten in haar tas. Ze wil opeens weg uit de massa mensen om haar heen; ze duwt iedereen die ze tegenkomt opzij. Sommige mensen mopperen dat het wel een beetje minder kan. Het meisje volgt haar. Ze tuurt nog steeds op het beeldscherm van haar mobiele telefoon. Ze heeft een aardig gezicht, ziet Annelies. Mooie ogen. Prachtig blond haar.

Ze kijkt Annelies aan. 'Krijgt u het ook zo benauwd van al die mensen?' Ze wacht het antwoord niet af. Er schijnt weer iets nieuws op haar scherm te lezen te zijn. 'Doe dat ding nou eens weg,' zegt de vrouw die bij haar is. 'We zouden vandaag gezellige dingen doen en jij loopt alleen maar slecht nieuws te volgen. Kijk vanavond maar op het journaal naar de rest. Je kunt er niets aan veranderen. Die dingen gebeuren, je wordt tegenwoordig voor het minste of geringste in elkaar geslagen en zelfs vermoord.'

Annelies voelt haar eigen mobieltje trillen. Ze reageert er niet op.

Ze wil niet naar huis. Er is iets wat haar tegenhoudt. Dennis heeft de afgelopen week maar één keer gebeld. Ze had het gevoel dat hij ergens mee bezig was terwijl hij met haar sprak, maar toen ze daar een vraag over stelde ontkende hij het. Ze herinnert zich het gesprek opeens woord voor woord.

'Ik ben moe,' zei hij. 'Mijn hoofd zit te vol, er gebeurt de laatste tijd veel tegelijk, ik kan er niets meer bij hebben. Ik wil rust.'

'Wil je soms weer alleen op vakantie?' vroeg ze.

'Wéér alleen? Wat bedoel je daarmee?'

'Niets.'

'Doe mij een lol, zeg, en ga de boel niet zitten opfokken. Daar zit ik echt niet op te wachten. Wat is er met jou aan de hand? Je was het weekend ook al zo narrig.'

'Sorry, ik ben ook moe. Misschien moeten we samen een weekje weg.'

'Ja, misschien. En misschien ook niet.'

Ze werd boos. Hij zei dat hij geen zin had in een domme ruzie en verbrak de verbinding. Is ze daar nog kwaad om? Vreemd dat ze dat zelf niet weet.

'Wat doen we?' vraagt Suze.

'Ik wil iets eten, iets warms. Ik had moeten ontbijten.'

'Wat is er aan de hand?' Suzes stem klinkt bezorgd. 'Er is iets met je, Annelies. Niet alleen vandaag, al een tijdje. Je bent extreem mager, je hebt het steeds koud en je ontloopt iedere gelegenheid om het over jezelf te hebben.'

'Ik weet het niet.'

'En laten we het daarbij? Wat houdt je tegen om er eens achter te komen? Waar ben je bang voor?'

'Ik ga mijn verjaardag vieren, het is een goed idee en ik heb weer eens zin in een feest.'

'Leuk, maar nu doe je het weer. Je ontwijkt een antwoord op mijn vragen.'

'Ik zeg net: ik weet niet wat er met me aan de hand is, echt niet. Misschien heeft het wel te maken met mijn moeder. Met dat ze geestelijk zo achteruitgaat. Ja, ik denk dat ik me vooral zorgen maak om mijn moeder. Ze maakt haar huis niet meer schoon. Ik denk dat ze het overzicht begint te missen.'

'Regel een werkster voor haar. Mijn eigen hulp zei vorige week dat ze er nog wel een klantje bij wilde hebben. Zal ik haar vragen of ze bij jouw moeder wil schoonmaken? Ze kost twaalf euro per uur.'

Annelies twijfelt. 'Ik vraag me af of mijn moeder het toestaat dat er een vreemde in haar huis komt poetsen. Het lukt mij nauwelijks om bij haar iets te doen. Maar ik vind het wel een goed idee. Wil je jouw hulp vragen of ze mij belt? Dan overleg ik het met Gisela en Lineke.'

'Dat doe ik vandaag nog. En nu wil ik het weer over jou hebben. Er is meer aan de hand. Maar haast je niet met erachter te komen. Je wordt veertig. Jouw leven begint pas.' Het klinkt wrang. 'Hè, nu doe ik het weer. Cynisch zijn. Ik probeer het juist af te leren. Jasper houdt niet van cynische opmerkingen.'

'En nu doe jij het weer. Rekening houden met hoe een man ergens over denkt. Je gaat me toch niet vertellen dat je met deze man gewoon van voren af aan begint?'

Suze zwijgt, ze kijkt boos. Ze staan voor het eetcafé waar ze iets willen eten. 'Eigenlijk heb ik geen trek,' zegt Suze. 'Niet in eten en niet in jou. Ik vind je de laatste tijd soms onuitstaanbaar. Ik herken je niet. Zoek eens uit wat er met je aan de hand is en vertrouw er eens op dat je vrienden je daarbij kunnen helpen.' Ze draait zich om en loopt weg.

Annelies voelt haar mobieltje weer trillen. Dat zal Dennis wel zijn, om te zeggen dat hij later thuiskomt. Ze schakelt het ding met een nijdig gebaar uit. 'Vraag jij je maar eens lekker af waar je vrouwtje uithangt,' sist ze tegen het lege scherm van de telefoon. 'Kom jij maar eens thuis in een leeg huis. Een uitgestorven huis, een huis zonder leven.'

Ze voelt zich eenzaam. Waar is Suze gebleven? Ze wil geen ruzie maken, ze heeft juist behoefte aan gezelschap. Maar Suze is al verdwenen. 

Ze gaat eerst nog even langs haar moeder. Dat wilde ze eigenlijk in de loop van de middag doen, samen met Dennis. Hij vindt dat gedoe met een rooster van toezicht betuttelend en infantiliserend. 'Op die manier bevestig je dat het minder met haar gaat,' zei hij vorig weekend tegen haar. 'Accepteer het toch gewoon. Ze zal geen negentig worden. So what? Hou haar wel in de gaten, maar laat haar zo veel mogelijk met rust.'

'Je bedoelt dat we haar in haar eigen sop moeten laten gaarkoken,' reageerde ze pissig. Ze had zin om iets te zeggen waar ze hem onaangenaam mee kon raken, maar er kwam niets in haar op.

De auto van Lineke staat voor de deur. Annelies aarzelt. Ze heeft geen zin in Lineke, vandaag even niet. Ze wil doorrijden maar op hetzelfde moment ziet ze haar moeder voor het raam staan, die enthousiast naar haar zwaait.

Ze stapt uit. De voordeur vliegt open. 'Daar ben je eindelijk,' roept haar moeder. 'Ik dacht al dat je niet meer kwam.' Ze kijkt snel achterom en wenkt Annelies. 'Zorg ervoor dat zij ophoepelt. Wat moet ik met die vrouw? Wie is dat?'

Lineke staat in de gang en maakt een wanhopig gebaar. 'Dat is Lineke, je kent je eigen oudste dochter toch wel?' 

'Neem me niet in de maling. Hoepel anders zelf ook maar n|> II. I»ni nu l het middageten bezig. De kinderen kunnen elk moment uit school komen.'

Annelies staart haar moeder aan. 'Laat me je helpen,' zegt ze. Ze heelt ergens gelezen dat je mensen die in de war zijn beter mei kunt tegenspreken. Meegaan in de beleving, zoiets stond er.

Lineke staat haar verwilderd aan te kijken. 'Ik wil dat de huisarts langskomt, ik heb al een afspraak gemaakt voor maandagmiddag. Halfvier. Kun jij dan ook komen?'

Hun moeder loopt Lineke voorbij zonder haar een blik waardig te keuren. 'Kom je?' roept ze tegen Annelies.

Ze deinst terug van de chaos in de keuken. Er staan drie borden met belegde boterhammen op het aanrecht en overal liggen plastic zakken met broodbeleg. Annelies telt snel drie zakjes met ham, twee met kaas, twee met leverkaas en twee met kokosbrood. Er staat ook een grote pot pindakaas zonder deksel op de keukentafel. Overal liggen kruimels, aan de rand van het aanrecht kleven klodders margarine en er ligt een plas melk op de vloer. 'Wat is hier gebeurd?' vraagt ze aan haar moeder.

'Niets, hier is niets gebeurd, bemoei je met je eigen zaken.' Haar moeder gaat bij de keukentafel zitten en grijpt naar een boterham. "We gaan eten.' Ze wijst op de stoel tegenover haar. 'Ik heb trek.' Ze zet haar tanden in de boterham.

Annelies heeft opeens zin om te huilen.

'Wat is er met je?' Haar moeder stopt met kauwen.

'Ik voel me verdrietig.'

'Eten! Als je niet eet, heb je geen weerstand.'

Dat zei ze vroeger ook altijd. Eten hielp overal tegen. Eten verdreef onzekerheid, angst, verdriet en alle mogelijke ziektes. Als haar moeder griep had, at ze zich beter.

Lineke staat in de deuropening.

'Kom erbij zitten,' nodigt moeder haar vriendelijk uit. 'Neem ook een boterham.' 

Lineke grijpt naar een boterham met pindakaas.

'Die laten liggen.' Hun moeder grinnikt op een vreemde manier.

Even later ligt moeder op de bank te snurken. Annelies heeft de keuken opgeruimd en afgewassen. 'Je beeft,' zegt ze tegen Lineke.

'Ja. Ik vind dat ze hard achteruitgaat. Straks laat ze het gas aan staan of de kraan lopen. Je hoort de meest vreemde dingen over mensen die in de war zijn. We kunnen haar eigenlijk niet meer alleen laten.' Lineke zucht diep. 'Als ze maar niet zo gruwelijk eigenwijs was. Als ze die plek in het verzorgingshuis maar had geaccepteerd, toen ze aan de beurt was. Dan was er toezicht geweest. Maar ze verdomt het om hulp te aanvaarden. Vorige week was ze ervan overtuigd dat ze nog met mijn vader getrouwd was. En twee dagen later vertelde ze dat hij was overleden.'

'Suze heeft een werkster die nog een paar uur tijd heeft. Zullen we haar inhuren om hier schoon te maken?'

'Denk je dat moeder haar binnenlaat?'

'Misschien moet een van ons toezicht houden.'

'Dat zal dan wel weer op mij neerkomen.'

'Ik wil wel komen, als ze bij moeder zou willen werken. Jij hoeft echt niet overal voor op te draaien.'

'Regel het maar.'

Annelies kijkt haar oudste zus peinzend aan. Ze twijfelt of ze de vraag zal stellen die opeens op haar lippen brandt. 'Zeg het maar,' nodigt Lineke haar uit.

'Heeft moeder wel eens iets verteld over de man die mijn vader moet zijn?'

'Nee, nooit iets over gehoord. Volgens mij weet ze niet wie dat is. Ze had er soms drie op een dag in die tijd. Sorry voor jou maar het is nu eenmaal niet anders. Ze sloeg helemaal door. Wil je dat nu nog steeds weten?'

Annelies wil hier weg. Ze verdraagt Lineke niet in haar nabijheid. De weerstand die ze voelt maakt haar woest. Ze heeft zin om beledigende opmerkingen te maken. Over haar kapsel. Het Beatrixkapsel. Al dertig jaar hetzelfde. Gisela lacht Lineke daar achter haar rug om over uit. Annelies zou haar oudste zus op dit moment keihard in haar gezicht willen zeggen dat ze eruitziet als een slome doos met kapsones. Ze zou willen zeggen dat ze een betere beha moet kopen, omdat haar borsten hangen. En dat ze haar kan uittekenen in deze spijkerbroek. Ze zou willen vragen of ze soms geen geld heeft voor kleding die bij haar leeftijd en haar vormeloze figuur past. Ze wordt beroerd van haar eigen gedachten. 'Maandagmiddag om halfvier? Ik zorg dat ik er ben.'

'Hou je haar dit weekend wel in de gaten?'

'Ik kom vanavond nog even langs en morgen ook.'

'Het kan zo echt niet langer, ik vind dat ze moet worden opgenomen.'

'Laten we eerst die werkster regelen. En misschien kunnen we dan via de huisarts de thuiszorg inschakelen om haar te douchen. Ze ruikt niet fris. Maar ze wil hier blijven. Dat moeten we respecteren.'

'Ik hoop toch niet dat dit erfelijk is.'

Het is tien over halfvijf. De warme lentezon neemt af in kracht. Annelies passeert een tuin waar twee enorme kastanjebomen uitdagend staan te bloeien. Ze wendt haar blik af. Er hangt een onrustige sfeer in de buurt. Opgewonden geluiden.