Annelies geeft gas.
Aan het einde van de straat gaat ze naar links. Ze gokt dat dit de goede richting is, het maakt niet uit waar ze terechtkomt, als ze de Emmaweg maar zo snel mogelijk verlaten heeft. Ze snikt, de tranen vloeien alweer, ze laat ze stromen. Ze voelt zich belogen, bedrogen, zo gruwelijk in de maling genomen. Zo beledigd, zo vernederd. Ze wil Dennis haten, hem de meest ordinaire verwensingen naar het hoofd slingeren die ze kan bedenken. Ze wil hem fysiek beschadigen, hem vertrappen, hem vermorzelen. Ze zet de auto aan de kant van de weg en brult het uit, met haar hoofd op het stuur.
En ze haat zichzelf, omdat ze zo hopeloos naar hem verlangt.
De makelaar lijkt op Ivo Niehe, hij heeft ook dezelfde stem. Annelies laat hem praten, de stem kalmeert haar.
Ze lopen samen door het appartement, hij zegt aardige dingen over de mooie lichtval in de woonkamer en de handige indeling van de open keuken. Hij weet dat Annelies de eigenaar van de woning is geworden door een erfenis, maar hij vermijdt nadrukkelijk haar relatie met de overleden eigenaar. Dat waardeert ze en tegelijk kan ze er niet tegen. Het voelt niet goed om Dennis hier volledig buiten te laten. 'Het is het huis van mijn man,' legt ze uit. 'Hij is pas overleden. Misschien hebt u ervan gehoord, dat incident op het Centraal Station.'
De makelaar schrikt. 'Bedoelt u de man die werd doodgeslagen omdat hij een opmerking maakte over sigarettenrook? Allemachtig, wat verschrikkelijk voor u. Wat mij betreft zetten ze die dader tussen het grootste uitschot dat in de gevangenis zit en wordt hij net zo lang afgetuigd dat hij zelf het loodje legt.'
Er is opeens niets meer over van de Ivo Niehe-uitstraling, de makelaar is zelfs een beetje ordinair. Hij draagt een gouden oorbel in zijn linkeroor. En een gouden pinkring met een diamant. Hij moet hier weg. 'Ik denk dat ik te snel heb besloten om het huis in de verkoop te zetten, sorry. Dit voelt niet goed. Ik wil er toch liever een tijdje mee wachten.'
Mocht de man verbaasd zijn, dan laat hij er niets van merken. Hij geeft haar een hand en zegt dat hij het begrijpt. Daar- na legt hij een visitekaartje op tafel, benadrukt dat hij haar graag van dienst wil zijn als ze zover is en verlaat het pand.
Annelies is leeg, lam, afgebrand. Ze voelt zich een indringer en wil weg hier. Maar tegelijk wil ze hier zijn en Dennis voelen. Ze dwaalt door de kamers en betrapt zichzelf erop dat ze oplet of ze bewijzen van damesbezoek vindt. Ze ontdekt niets. In de kledingkast hangen alleen zijn kleren, in de badkamer slaat alleen zijn tandenborstel, zijn shampoo, zijn aftershave, in de wasmand zit alleen wasgoed dat naar hem verwijst.
Het huis is ordelijk en opgeruimd. Dennis hield niet van rommel. Het is nu stoffig, maar niet vuil. Ze glimlacht.
'Wie maakt dat huis in Utrecht schoon, wie wast zijn kleren, wie strijkt zijn overhemden?' Annelies hoort het haar moeder weer vragen.
'Dat doet hij allemaal zelf, mam,' zei ze.
'Pas maar op dat het geen nicht is,' waarschuwde haar moeder.
Ze pakt de stofzuiger en zuigt alle vloeren. Het heeft een rustgevend effect. Ze sopt ook de badkamer en de keuken. Daarna maakt ze een kop koffie en sorteert de post. Ze noteert welke abonnementen ze moet opzeggen en stopt de niet-betaalde rekeningen in haar tas. Het wordt tijd om de financiële zaken van Dennis af te handelen. En om te beslissen wat ze uit zijn huis mee wil nemen. Ze maakt de koelkast leeg en stopt alles in een grijze vuilniszak. Ze gaat vandaag in ieder geval alles wat eetbaar is uit het huis verwijderen. Maar ze verkoopt nog niet. Ergens in haar achterhoofd cirkelt het beeld van de vrouw uit Maarssen. Ze zag er kwetsbaar uit, verdrietig, aangeslagen. Annelies probeert iets te voelen in de stijl van 'eigen schuld', maar dat lukt niet. Ze kan de blik in Charlenes ogen niet vergeten, ze is ervan overtuigd dat de vrouw wist wie zij was. En dat er iets met haar te bespreken valt.
I let wordt al donker, haar maag maakt klotsende geluiden. Ze zou op zoek kunnen gaan naar een restaurant, maar ze wil niet naar buiten. Ze wil in het appartement zijn, Dennis voelen, van alles tegen hem zeggen. Ze wil dat hij weet dat ze hier is, dat ze de verkoop zorgvuldig zal laten verlopen, dat ze het grootste deel van zijn inboedel aan een goed doel zal schenken. Dat heeft ze beslist.
Ze zit voor het raam en kijkt naar buiten. Het verkeer wordt rustiger, de avond gaat over in de nacht. Maar ze voelt Dennis niet. Ze laat de eenzaamheid plaatsnemen.