Gruwelijk.
Suze en Jasper gingen op de dag dat Annelies met de rechercheur sprak naar Utrecht om kleren te halen waarin Dennis kon worden opgebaard. Ze brachten een lijst mee die ze bij de telefoon hadden gevonden. Het was een adressenlijst. 'We denken dat je die nodig hebt voor het versturen van de rouwkaarten,' zei Suze. 'Je kunt zelf het beste beslissen wie een kaart moeten krijgen.'
'Ik stuur aan alle adressen een kaart,' antwoordde Annelies. Haar ogen vlogen langs dc namen, die keurig in alfabetische volgorde stonden. De naam die ze zocht, stond helemaal onderaan.
Charlene Zevenhuizen van Rijmbergen.
Ze woonde in Maarssen, op de Emmaweg. Er stond geen naam van een kind vermeld.
'Ken je iedereen die op de lijst staat?' wilde Suze weten.
'Niet iedereen, maar wat maakt het uit? Ik stuur gewoon een kaart naar alle adressen.' Behalve naar die Zevenhuizen, dacht ze. Charlene Zevenhuizen van Rijnsbergen hoefde geen kaart te krijgen, want die wist al dat Dennis dood was.
Ze is de afgelopen week iedere dag bij haar moeder geweest, behalve op maandag. Toen waren Lineke en Gisela aanwezig bij het bezoek van de huisarts en na afloop vertelden ze dat die had voorgesteld om moeder te laten testen en dat ze daar zowaar mee had ingestemd. Ze was onvoorstelbaar meegaand en ging zelfs akkoord met het aanvragen van huishoudelijke thuiszorg.
Annelies is momenteel graag bij haar moeder. Ook al valt er nauwelijks een gesprek met haar te voeren, ze is vertrouwd. Ze leeft. Ze kijkt naar haar, steekt haar armen uit, streelt haar handen. Ze troost zonder woorden en zonder dat ze weet waarom. Maar dat hindert niet. Ze troost. Gisteren vroeg ze opeens: 'Is er iemand dood?'
Toen vertelde Annelies opnieuw wat er met Dennis is gebeurd. Moeder was onder de indruk. 'Heb ik dit al eerder gevraagd? Heb je dit al vaker verteld? Dat dacht ik al, ik kan soms niets onthouden. Ik word oud, wat zeg ik? Ik ben oud. Het valt niet mee, kind, oud zijn. Je komt nergens meer en iedereen vergeet je.' Daarna vroeg ze gelukkig niet meer of er iets aan de hand was.
Ze hoopte dat het mooi weer zou zijn op de dag van de crema- tie, omdat regen haar treurig zou maken. Ze wil niet treurig zijn, ze wil neutraal tevoorschijn komen en zich nergens door laten beïnvloeden. Als ze wakker wordt, ziet ze direct dat de zon schijnt. Beneden is geluid, Suze is al bezig met het ontbijt. Ze hebben afgesproken dat ze na de crematie weer naar haar eigen huis gaat. Jasper is gisteren niet geweest, hij moest 's avonds werken. Het is onvoorstelbaar dat hij er al helemaal bij hoort, het lijkt of hij al jaren aanwezig is. Toen Annelies hier gisteravond een opmerking over maakte, reageerde Suze nogal schich- tig. 'Als het je stoort, vraag ik wel of hij zich voorlopig niet laat zien.'
'Waarom zou het me storen?'
'Het voelt oneerlijk dat ik stralend verliefd rondloop, terwijl jij je man kwijt bent.'
'Het is de realiteit en ik kan ertegen.'
Suze keek haar peinzend aan. 'Mag het verdriet er nog niet zijn?'
'Ik kan het niet vinden.' Terwijl Annelies dit zei, vroeg ze zich af of ze het verdriet wel wilde vinden.
'Komt het door die vrouw en dat kind?'
Annelies haalde haar schouders op. 'Die bestaan niet voor mij.'
'Ze zijn er, misschien is die vrouw morgen zelfs bij de crematie.'
'Ik heb haar geen kaart gestuurd. Ze hoort er niet bij en als ze toch aanwezig is, wil ik niet met haar geconfronteerd worden.'
'Ik zal ervoor zorgen, maar hoe herken ik haar?'
'Ze heeft een gebroken arm en een wond op haar voorhoofd. Ik denk niet dat je haar kunt missen.'
'Ze komt niet in jouw buurt, daar kun je op rekenen.'
De rest van de avond hebben ze over de moeder van Annelies gepraat en op internet meer informatie gezocht over dementie.
Annelies betrapt zich er al op sinds Dennis dood is. Iedere morgen als ze wakker wordt, schuift haar rechterbeen over de helft van het bed waar Dennis altijd lag en zoekt het de warmte van zijn lichaam. Ze kan zich niet herinneren dat ze dit ooit eerder deed en iedere ochtend schrikt ze van de leegte naast haar. Zodra ze die leegte ontdekt, stapt ze uit bed en vlucht ze bijna de slaapkamer uit. Ze overweegt de mogelijkheid om na de crematie voorlopig in het logeerbed te gaan slapen. In die zin komt het goed uit dat Suze straks weer naar haar eigen huis vertrekt.
Vandaag is ze zich direct van de lege plek bewust. Als ze de gordijnen openschuift, valt het zonlicht haar bijna aan. Ze knijpt haar ogen dicht en klemt haar handen om de vensterbank. De nadrukkelijke stilte achter haar grijpt haar bij de strot. Ze wil niet huilen, vooral vandaag niet. Er zit een gevoel van verzet diep in haar, het verdringt alles wat voor tranen kan zorgen. Tot nu toe is er niets geweest wat het verzet kon breken, maar de stralende zon raakt het aan. Annelies loopt snel de kamer uit en sluit zichzelf op in de badkamer. Ze gaat op de rand van het bad zitten en concentreert zich op het pantser dat haar tot nu toe heeft behoed voor emotie. Het moet overeind blijven, ze wil de kou in haar hart koesteren. Ze denkt terug aan het gesprek dat ze gisteravond met Suze had en aan haar uitspraak over een mo- gelijke confrontatie met Charlene Zevenhuizen van Rijnsber- gen. De vrouw met de dubbele naam, die een kind heeft van Dennis. Waarom heeft hij er nooit iets over gezegd? Hoe is het mogelijk dat hij op dezelfde manier als altijd met haar vree? De seks tussen hen was vanaf het begin geweldig. Vanzelfsprekend goed, onaantastbaar, onvoorwaardelijk. Toch is er ergens onderweg een andere vrouw belangrijk geworden voor hem en heeft hij iets met haar opgebouwd. En zij heeft niets gemerkt, totaal niets. Ze is niet eens achterdochtig geweest, zelfs niet toen hij zei dat hij ergens over wilde praten. Ze heeft de mogelijkheid van een andere liefde genegeerd, niet toegelaten. Ze heeft het niet willen zien en niet willen weten. Ze haat die vrouw. Niet zozeer omdat ze met Dennis heeft gevreeën, de haat is op iets anders gericht. Zij was de laatste die hem levend zag.
Dat vergeeft ze haar nooit.
Moeder heeft een goede dag. Ze begroet Annelies hartelijk en weet zelfs wie Suze is. Ze slaat alleen de plank mis als ze Jasper omhelst en vraagt hoelang hij en Suze nu al getrouwd zijn. Gisela leidt haar direct af door te vragen of ze wil helpen met koffie inschenken.
'Weet ze wat er vandaag gaat gebeuren?' vraagt Suze aan Annelies.
'We hebben het haar verteld, maar ik weet niet of ze het nog vastheeft.' Annelies heeft geen zin om zich hiermee bezig te houden. 'Laat mijn moeder maar aan Gisela over, die vangt eventuele missers wel op.'
'De auto's zijn er,' kondigt Jasper aan.
Suze huilt als ze de lijkwagen ziet die voor de deur staat. 'Hij neemt afscheid,' snikt ze.
Annelies kijkt naar de grijze auto en voelt niets.
'Roze rozen?' fluistert Suze, als ze instappen in de eerste volg- wagen.
'Hij hield van rozen,' zegt Annelies. Ze negeert de verbijsterde blik in Suzes ogen en richt zich op haar moeder. 'Kom naast me zitten, mam.'
Haar moeder schuift naast haar en kijkt peinzend naar de lijkwagen. 'Wat liggen daar een prachtige bloemen.'
Annelies voelt dat ze geëmotioneerd wordt, slikt een paar leer en veegt snel de traan in haar ooghoek weg. Haar moeder |uikt haar hand en wrijft er zachtjes over. 'Rustig maar, je moeder is bij je.'
Ze rijden weg. Annelies kijkt strak voor zich uit, haar ogen zien alleen de auto die voorop rijdt. Ze denkt aan de dode Den- nis die in de kist ligt en aan haar verwondering, omdat er nauwelijks iets te zien was van het geweld dat hem noodlottig was geworden. Volgens Gisela zijn de mensen die in een uitvaartcen- trum werken gespecialiseerd in het oplappen van dode lichamen.
Hij was heel ver weg, toen Annelies hem zag liggen. Onbe- reikbaar ver weg en vreemd. Ze heeft wel eens horen zeggen dat dode mensen lijken te slapen, maar Dennis sliep niet. Dennis was verdwenen, wat in die kist lag leek hooguit ergens op hem.
'We zijn er,' zegt Suze. 'Er is heel veel bezoek voor Dennis.'
'Wat een mensen,' zucht moeder. 'Blijven die allemaal eten?'
Annelies probeert zich te beheersen, maar de lach is sterker. Ze duikt met haar hoofd tussen haar knieën, ze hikt en snikt, de tranen stromen over haar wangen.
'Nou, nou,' zegt haar moeder.
Ze worden meegenomen naar een ontvangstruimte die alleen bestemd is voor familie en krijgen koffie aangeboden. Een aardige vrouw in een zwarte jurk stelt zich voor en vertelt dat eerst de kist naar binnen wordt gebracht, daarna de belangstellenden worden uitgenodigd om plaats te nemen en vervolgens de fa-milie naar de voor hen gereserveerde plaatsen wordt begeleid.
'Ik denk dat veel mensen moeten staan,' merkt Gisela op.
Annelies voelt zich rustig. De lachbui heeft haar opgelucht, het strakke gevoel in haar lijf is verdwenen.
'Nog een minuut of tien,' zegt de mevrouw in de zwarte jurk. Annelies probeert zich haar naam te herinneren, maar stuit op een donkere balk in haar geheugen.
De vrouw vraagt of ze nog even de volgorde van de sprekers kunnen doornemen.
'Ik begin,' zegt Gisela.
'Daarna krijgt een collega van uw man het woord en er zijn nog twee aanvragen voor spreekmogelijkheid binnengekomen van collega's. Het lijkt mij verstandig om hen achter elkaar aan het woord te laten.'
'Ken je die mensen?' vraagt Suze.
Annelies gaat er niet op in.
'Na de collega's bent u aan de beurt,' zegt de vrouw in de zwarte jurk tegen Suze. 'U bent toch Suze?' Ze wacht het antwoord niet af en richt zich weer tot Annelies. 'En u bent dan do laatste spreker, is dat goed?'
'Je hoeft niets te zeggen, als het te moeilijk voor je is,' mengt Lineke zich in het gesprek. 'Iedereen zal begrijpen dat je het niet kunt.'
'Ik kan het. Hij zou willen dat ik iets zeg, dat weet ik zeker. I r hebben zich toch niet meer sprekers aangemeld?'
De vrouw in de zwarte jurk bevestigt dat.
'Ik wil niet nog meer sprekers,' zegt Annelies.
'Als ze er is, vraagt ze heus niet het woord,' fluistert Suze.
'We kunnen gaan, volgt u me?' De vrouw in de zwarte jurk maakt een uitnodigend gebaar.
Gisela raakt even de arm van Annelies aan. 'Ik kan me niet voorstellen dat die vrouw er is, maar maak je er in ieder geval niet druk om.'
De deur gaat open. Het geroezemoes in de aula valt in één klap stil als Annelies tussen Suze en Jasper binnenkomt. Haar ogen zoeken de kist, proberen dwars door het hout heen naar binnen te kijken. Het kan niet waar zijn dat dit werkelijk gebeurt. Het kan Dennis niet zijn die daar ligt. Het is een vergissing, een gruwelijke vergissing, er komt dadelijk iemand vertellen dat het om een ander gaat.
De vrouw in de zwarte jurk staat achter de microfoon. 'Wij zijn hier vandaag bijeen om afscheid te nemen van Dennis Braam,' zegt ze.
Annelies blijft naar de kist kijken. Ze had geen roze rozen moeten nemen.
De collega's van Dennis houden prachtige toespraken. Annelies luistert naar de woorden die het beeld schetsen van een betrokken en charismatische directeur, een no-nonsensetype, een harde werker, een man die impopulaire maatregelen durfde nemen als dat nodig was. Ze beseft meer dan ooit hoe weinig ze weet van de wereld van Dennis die zich buiten Beuningen afspeelde. Hij vertelde wel eens het een en ander over bezuinigingen of slecht functionerende managers, maar nooit tot in detail. 'Het weekend is voor ons,' zei hij altijd. 'Quality time, tijd voor de liefde. Laten we iets leuks gaan doen.' Als ze samen waren, wilde hij zich ontspannen en zo weinig mogelijk over zijn werk praten. Toen hij de laatste maanden vaak geïrriteerd was, buitengewoon secundair reageerde en zich regelmatig terugtrok heeft Annelies wel eens gedacht dat zijn gedrag iets met zijn werk te maken had.
Ze heeft niet goed opgelet en is een confrontatie uit de weg gegaan. Er was niets aan de hand bij de woningstichting, er was iets aan de hand in hun relatie en de reden zit misschien hier ergens in de aula. Annelies voelt de neiging achterom te kijken en te controleren of ze er is. Charlene Zevenhuizen van Rijnsber- gen, de snol die haar vent heeft geroofd. De sloerie die hem met een kind heeft opgezadeld. Hoe zie je eruit als je je kinderwens moet loslaten op een vent die je niets te bieden heeft? Gewoontjes, waarschijnlijk. Tamelijk doorsnee. Zeker niet oog-verblindend mooi.