Dromen.
Later krijgt Sacha zijn naam, denkt ze nog voordat ze in slaap valt. En als hij tóch met me trouwt, ik ook.
Vroeger had ze nooit van die idiote ideeën.
Ze proberen met haar te praten, maar ze weigert. Ze accepteert wel een paar stukjes brood en ze drinkt gehoorzaam de glazen leeg die men aan haar lippen zet. Ze laat zich aansporen zich bij de wastafel te wassen en stelt geen vragen als het verband om haar hoofd verwisseld wordt.
Ze wil dat Dennis komt.
Er is iets met Dennis aan de hand, waarschijnlijk is hij gewond. Ze luistert naar de verpleegkundigen als die haar verzorgen. Maar ze hebben het niet over hem en evenmin over Sacha.
Ze voelt niets. Geen angst, geen verdriet, geen blijdschap, geen verlangen. Dat vindt ze vreemd. Een moeder hoort naar haar kind te verlangen, een vrouw verlangt normaal gesproken naar haar man, maar zij dobbert wat rond in een sluimertoestand. Zodra ze de neiging krijgt om te gaan denken, valt ze in een diepe slaap zonder dromen.
Hoelang ligt ze hier al? Ze mist ieder besef van tijd. Het zou een dag kunnen zijn, een week, maar ook een maand. De wond op haar hoofd doet pijn en ze vraagt zich af of ze daar geen medicijnen voor kan krijgen.
Er zit iemand naast haar bed, ze gluurt door haar oogleden naar de figuur. Het is een vrouw. De vrouw ziet dat Charlene naar haar kijkt. 'Hallo. Je bent wakker,' stelt ze vast.
Charlene wil weer slapen.
'Je kent me niet,' gaat de vrouw verder. 'Ik ben Letty Konings. Psycholoog. Ik werk in dit ziekenhuis.'
Letty Konings. Psycholoog. Waarom zit er een psycholoog naast haar bed?
'Je vraagt je af wat ik hier doe. Je ligt hier nu al twee dagen en de dokter die je behandelt heeft me gestuurd.'
Pas twee dagen? Het lijkt veel langer. De mist in Charlenes hoofd begint nadrukkelijk en resoluut op te trekken. Ze wil hem terug maar hij laat zich niet meer grijpen. Er komt iets op haar af, ze heft haar handen op.
'Wat probeer je weg te duwen?'
Charlene kijkt naar de muur.
'Je kunt niets wegduwen, geloof me maar. Je zult echt een keer helemaal wakker moeten worden. Je hebt een kind, ze heeft je nodig.'
Charlene wacht. Letty zegt niets over Dennis. Waarom niet? Ze moet erom vragen. Ze houdt haar adem in en wil iets zeggen, maar er komt geen enkel geluid uit haar keel.
'Weet je nog wat er is gebeurd?'
Ze waren op het station, maar ze wil er niet aan denken. De man schopte Dennis tegen zijn hoofd, ze sprong boven op hem, met Sacha op haar borst. Hij trapte haar ook. Ze viel. Ze wilde haar kind beschermen. Er gebeurde van alles. Hij raakte haar weer, de hele wereld tolde om haar heen. Ze klemde Sacha tegen zich aan en hield haar vast. 'Ik was doodsbang dat haar iets zou overkomen.'
'Je hebt haar goed beschermd. Ze heeft alleen een paar schaaf - wondjes aan haar gezicht.'
'Waar is ze?'
'Zie is op de kinderafdeling en daar heeft ze het prima naar haar zin. Het is een vrolijke baby, iedereen is dol op haar. Ze komt beslist geen aandacht tekort.'
Charlene wacht. Er gebeurt niets. Ze staart naar de deur. Hij is in de gang, ze weet het opeens heel zeker. Hij mag haar pas zien als ze helemaal wakker is. Nee, toch niet. Het zit anders in elkaar. Zij mag hem nog niet zien. Hij is waarschijnlijk veel te erg toegetakeld. Er wordt nog niemand bij hem toegelaten. Zelfs zijn eigen vrouw mag er niet bij.
Die vrouw. Annelies.
Charlene weet van haar bestaan. Ze wilde vanaf het begin dat Dennis over haar vertelde. Ze wilde weten wie de persoon was die ze voorbij moest zien te streven. Ze moest erachter komen waar haar zwakke punten zaten.
De gedachten die door haar hoofd razen, maken haar duizelig. Ze sluit haar ogen.
Letty raakt haar arm aan. 'Ik moet je iets vertellen.'
Charlene wil het niet weten. Maar er valt niet meer aan te ontkomen. Haar ogen smeken de psycholoog die naast haar bed zit het te ontkennen.
'Uw moeder en uw zus zijn hier,' kondigt de verpleegkundige aan.
Laat ze weer vertrekken, wil Charlene schreeuwen. Hou ze uit mijn buurt. Ik heb niets met mijn moeder en nog minder met mijn zus. Wie zou er ook iets kunnen hebben met Geor- gette, die haar borsten heeft laten vergroten, haar neus heeft laten verkleinen, haar lippen heeft laten opspuiten en er desondanks uitziet als het spook van de opera? Wie zou de ambitie voelen om een gesprek aan te gaan met deze zus die nog steeds bij haar ouders woont, haar dagen doorbrengt met shoppen en met half Utrecht in bed heeft gelegen? Georgette is door de natuur afgeleverd zonder baarmoeder. Soms denkt de natuur heel goed na.
'Gaat het een beetje?' vraagt de verpleegkundige.
De deur zwiept open. Haar moeder loopt voorop en ze draagt iets. Het lijkt op een schaal met een berg papier erop. Er wapperen gekleurde linten op de berg.
Het is een fruitschaal. Haar moeder zet het gevaarte op het voeteneinde van het bed. 'Om aan te sterken,' legt ze uit. 'Er zit van alles bij wat je lekker vindt. Ook chocolade. En nougat. Met noten, nougat met noten. Voor jou.'
Het klinkt kinderlijk onbeholpen. Ze doet haar best, ze doet altijd haar best. Het is alleen zo jammer dat ze zo snel aan de ^rens van haar inlevingsvermogen zit en dat ze zo afhankelijk is van de goedkeuring van anderen, haar echtgenoot voorop. Haar lippen beroeren twee keer vluchtig Charlenes wangen. Ze kussen altijd twee keer, dat is stijlvol. Drie keer kussen is volks.
Georgette zeult ook iets mee. Een enorme bos bloemen, met vaas. Georgette denkt altijd overal aan. In een ziekenhuis zijn ze doorgaans niet voorbereid op boeketten met de omvang van een struik. 'Waar zet ik dit neer?' vraagt ze zich afzonder zich tot iemand te richten. Ze loopt naar de tafel bij het raam en schuift met haar elleboog de bloempot die in het midden staat opzij. 'Gelukkig heb je een eigen kamer, je weet anders nooit met wie je wordt opgescheept.' Ze kust ook twee keer vluchtig, zonder dat haar lippen Charlenes wangen raken. 'Ik begrijp niet wat die man bezielde om de strijd aan te gaan over zoiets onzinnigs als een beetje rook in zijn gezicht.'
De toon is gezet. Het is die klootzak zijn eigen schuld. Wie bedenkt ook zoiets?
'Je wordt tegenwoordig overal voor doodgeslagen,' doet Charlenes moeder er nog een schepje bovenop. 'Wist je eigenlijk al dat de dader gewoon een Nederlander is? Opmerkelijk.'
'Ik was erbij, ik stond ernaast, weet je nog wel? Ik heb geprobeerd hem tegen te houden. Daardoor lig ik nu hier.'
'De dokter zegt dat je naar huis mag. Maar er moet hulp komen. Je kunt nog niet voor de baby zorgen.'
'De baby heeft een naam. Ze heet Sacha. Hou eens op om te doen alsof je niets met haar te maken hebt. Ze is je kleindochter, misschien is ze wel het enige kleinkind dat je ooit zult krijgen.'
'Je kunt nog niet voor Sacha zorgen, het duurt minstens een week of zes voordat je je arm weer kunt gebruiken. Je hebt een flinke wond op je voorhoofd, met vijf hechtingen. Ik heb al particuliere verpleging voor je geregeld, vierentwintig uur per dag. Papa betaalt alles.'
Charlene heeft zin om te gaan janken. Als ze deze vertoning
aan een willekeurige voorbijganger zou beschrijven geloofde niemand haar. Haar man is doodgeslagen, ze is met haar kind in het ziekenhuis beland en haar moeder en zus presteren het om volkomen voorbij te gaan aan wat zij voelt. Ze hebben al vastgesteld dat Dennis is vermoord door zijn eigen schuld en dat zijn moordenaar gewoon een Nederlander was. En passant regelt haar moeder even vierentwintiguursverpleging, om te voorkomen dat ze zelf moet opdraven. Papa betaalt. Natuurlijk betaalt hij, papa betaalt altijd. Wat niemand erbij zegt is dat papa nu weer een reden heeft om te treiteren, te veroordelen, te zuigen en cynisch te zijn. Papa zit de messen alweer te slijpen. Papa is nu eenmaal cum laude afgestudeerd voor de studie De Goede Sfeer Verzieken En Iedereen Op Stang Jagen.
'Hoe komt het eigenlijk dat jij zo oud wordt?' heeft Charlene hem een maand geleden nog gevraagd. 'Waar meen je dat aan verdiend te hebben?' Toen zette hij haar de deur uit. En haar moeder deed niets anders dan huilen. Zonder tranen.
'Ik wil niet vierentwintig uur per dag iemand in mijn huis hebben, dat vind ik een veel te grote aanslag op mijn privacy. Ik schakel mijn vriendinnen wel in om stand-by te zijn voor de nachten. En ik betaal mijn hulp zelf.'
'Je vader doet dat graag voor je.'
'Mijn vader doet nooit iets voor niets. Je weet toch dat hij me de deur uit heeft gezet? Wat is er nu opeens veranderd?'
'Hij heeft met je te doen.'
'Dat bestaat niet. Mijn vader heeft alleen gevoel voor zichzelf.'
'Je begint alweer aardig de oude te worden.' Georgette doet een poging om te glimlachen. Maar haar gezicht blijft strak. Ze zijn uitgeschoten met die botox.
'Wat is er met je gezicht aan de hand?' vraagt Charlene.
'Het trekt wel bij,' zegt haar moeder haastig. 'Het trekt altijd weer bij. Is ze niet opgeknapt?'
Charlene zou hierop het liefst iets naargeestigs antwoorden. Ze pijnigt haar hersenen af naar een opmerking die stevig onder de gordel terecht kan komen. Maar het verlaten gevoel dat haar overvalt, is groter dan haar fantasie. Ze voelt zich opeens een-zaam en kwetsbaar.
Vrijwel gelijktijdig beginnen de mobiele telefoons van haar moeder en haar zus geluiden af te scheiden. Georgette loopt direct naar de gang. Charlenes moeder beantwoordt de oproep ter plekke. Ze lijkt verrast, ze bloost zelfs. Charlene kijkt haar strak aan. Haar moeder keert zich naar het raam en fluistert dat ze nu niet kan praten.
'Heb je soms een geheime liefde?'
'Hoe kom je daar nu weer bij? Kom, ik neem je mee naar het restaurant.'
'Mama, donder op.' Charlene hoort hoe grof dat klinkt, maar ze kan niet anders. Nog even en ze gaat dingen zeggen die niet meer te verantwoorden zijn. 'En neem mijn gebotoxte zuster alsjeblieft mee.'
'Jij komt ook nog wel eens zover dat je maar al te graag iets aan je verouderingsverschijnselen laat doen. Denk maar niet dat die beker aan jou voorbij zal gaan. Je zou het zelfs nu al eens kunnen overwegen. Die zwangerschap heeft je geen goed gedaan. Je hebt lijnen in je gezicht.'
'Mama, mijn man is dood. Kun je je voorstellen dat daardoor iets te zien is aan mijn gezicht?'
'Hij was je man niet. Hou daar toch over op.'
De deur zwiept open. Georgette kijkt van haar moeder naar haar zus. 'Problemen?'
'Nee hoor, we gaan,' zegt hun moeder.
De verpleegkundige zit naast Charlene op het bed en houdt haar arm stevig om haar schouder geslagen. Ze maakt troostende geluiden en wiegt haar een beetje heen en weer.
Het verdriet komt uit haar tenen. Ze hikt, ze snikt, ze snottert en kwijlt. Ze hapt naar lucht.
'Ik haal een glas water en papieren zakdoekjes,' zegt de verpleegkundige. Ze laat Charlene los. Even later reikt ze haar eerst de tissues aan en daarna het water. 'Wil je iets hebben om wat rustiger te worden? Ik kan wel iets vragen aan de zaalarts.'
Charlene weert het aanbod af.
'Wil je met iemand praten? Zal ik de psycholoog nog een keer bellen? Letty Konings is toch hier geweest?'
Charlene aarzelt.
'Ik bel haar direct.'
'Ik wil naar huis,' zegt Charlene. Maar op het moment dat ze dit zegt realiseert ze zich dat Dennis daar niet is en nooit meer zal zijn. Ze krimpt in elkaar. Het besef doet fysiek pijn. Ze begint te klappertanden.
'Je ademt niet goed,' wijst de verpleegkundige haar terecht. 'Spreid je armen. Goed zo. En nu doorademen. Diep doorademen. Ja, dat is beter. Het valt niet mee, hè?'
Dennis zit naast haar bed en zegt dat hij niet dood is. 'Hoe kom je daarbij? Wie heeft je dat verteld?'
Ze wil antwoorden maar er komt geen woord over haar lippen. Ze kan alleen maar naar zijn mond staren, alsof ze de woorden die hij zegt wil vangen met haar ogen. Ze wil de woorden zien, ze wil ze aanraken. 'Ik denk heel vreemde dingen,' probeert ze te zeggen. Haar lippen blijven verlamd. Ze grijpt zijn handen. Er klopt iets niet. Ze ziet dat ze zijn handen vastheeft, maar ze voelt niets. Het lijkt of ze in lucht knijpt. Is dit Dennis eigenlijk wel? Hij voelt niet als Dennis, hij ruikt nergens naar.