Annelies
Sinds ze de afspraak met Marieke Vreeswijk heeft
gemaakt, denkt ze steeds aan de brief die Charlene stuurde. Drie
zinnen uit die brief komen voortdurend in haar op. Het is niet voor
mezelf, maar voor het kind. Ze zal opgroeien zonder de fysieke
aanwezigheid van een vader. Ik wil haar later zo graag iets kunnen
geven wat specifiek van hem was. 'Ik heb te veel last van mijn
geweten,' mompelt ze als ze de zinnen voor de zoveelste keer leest.
Ze weerlegt in gedachten het pleidooi van Charlene. Dit kind zal
gewoon weten wie haar vader was. Er is een naam, er zullen
ongetwijfeld foto's zijn, er kunnen herinneringen worden
doorgegeven. Er is een huis aan te wijzen waar hij woonde, er valt
uit te leggen waarom ze hem niet meer ziet. Dit meisje hoeft geen
veertig jaar te wachten tot ze te horen krijgt wie hij was, ze zal
uiteindelijk geen geestelijk wrak aantreffen dat tot geen enkele
vorm van communicatie in staat is. Ze betrapt zich op een vorm van
weerstand als ze aan Thomas Vreeswijk denkt. En ook op iets wat
lijkt op verwijt.
Vandaag is het haar beurt om naar moeder te gaan. Ze heeft nieuw ondergoed gekocht, panty's en sokken. Moeder schijnt vaak te klagen over koude voeten, zelfs als het heet is. Ze vermagert, terwijl ze goed eet.
'Gelukkig dat je er bent,' zucht de verzorgster die huiskamer- dienst heeft. 'We hebben twee zieken en we mogen niet ver- vangen. Het is niet te doen, zeker niet als ieder moment de pleuris kan uitbreken.' Met die opmerking blijkt ze het gedrag van haar moeder te bedoelen. Er is een nieuwe bewoner gekomen, een man. Het is een rustige, een beetje suffe man die zich heel gemakkelijk laat verzorgen. Daar maakt moeder nu een dagtaak van en dat zou niet erg zijn, als er niet ook een echtgenote van die man bestond. En die komt regelmatig, tot groot ongenoegen van moeder, die ervan overtuigd is dat de nieuwe bewoner haar man is. Zodra de echtgenote verschijnt, is er tumult. Het begint verbaal, maar wordt al snel fysiek. Ze hebben de vrouw nu diverse keren moeten bevrijden uit de handen van haar moeder. Haar rolstoel vormt geen beletsel om klappen uit te delen en als slaan niet genoeg helpt, gaat ze ook nog schoppen.
Annelies luistert met stijgende verbazing naar het verhaal dat de verzorgster vertelt. Haar moeder luistert ook, maar vertrekt geen spier. 'Begrijp je waar het over gaat?' wil Annelies weten.
De leegte in haar moeders ogen is niet om aan te zien.
'Je veroorzaakt hier nogal wat opschudding.' De vraag die volgt is er opeens, zonder aankondiging, zonder een moment van bezinning. 'Lijkt hij op Thomas?'
Haar moeder wrijft met haar vingertoppen over haar handen. 'Het is wat, hè?' zegt ze.
'Dat zegt ze altijd als ze het antwoord op een vraag niet weet,' legt de verzorgster uit.
Het is rustig in de tuin. Op het grote grasveld spelen een paar kinderen. Moeder wijst naar ze. 'Zo lief, zo klein.' Haar stem hapert.
'Het is allemaal weg,' zegt Annelies. 'Jeugd, toekomst, verwachtingen, dromen. Alles is verleden. Voor mij ook al voor een deel. Ik ben veertig geworden. Vorig jaar fantaseerde ik over een geweldig feest om deze mijlpaal te vieren. Toen het zover was wilde ik niemand zien, niet gefeliciteerd worden en geen aandacht krijgen.'
'Veertig? Ik weet het niet precies. Het zou kunnen.'
'Jij bent al veel ouder, jij bent ai vijfentachtig.'
Haar moeder lacht breed en wijst weer naar de spelende kinderen. 'Zo lief.'
'Ik ben jouw kind.' Annelies wil contact, al is het maar heel minimaal. Ze wil een paar seconden weer een moeder hebben, herkend worden, gekend worden. 'Kijk eens naar me, ik ben Annelies. Je jongste dochter. Dat weet je toch wel?'
'Het is wat, hè?' zucht haar moeder.
Het verlaten gevoel blijft hardnekkig aan haar vastkleven. Annelies probeert het van zich af te werpen door de situatie met haar verstand te beredeneren. Dit is dementie, een proces van achteruitgang dat onomkeerbaar is. Een progressief verlopend ziektebeeld dat eindigt met de dood. Ze heeft er al genoeg over gelezen om te weten waar dit over gaat. Het wordt tijd dat ze het onder ogen ziet en eraan went. Haar moeders geest is vertrokken naar een onbereikbaar gebied en keert nooit meer terug. Ze lijkt fysiek nog op de moeder die ze was, maar de achteruitgang heeft ook in dat deel van haar plaatsgenomen. Ze zal niet lang meer leven.
Het zijn allemaal gedachten die kloppen en niet beklijven. Het zijn confronterende gedachten. Annelies wijst ze af, veroordeelt ze.
Haat ze.
Ze wil zich niet bezighouden met achteruitgang en dood. Ze wil zich richten op leven, op toekomst. Maar de naam Sacha hoort daar niet bij. Die moet weg.
Die hoort niet bij haar.
Er komt geen post meer voor Dennis en hoewel dat logisch is, doet de conclusie pijn. De dood betekent meer dan afscheid nemen, het is een scheiding waarbij geen weerzien mogelijk is. Dat besef dringt iedere dag beter tot Annelies door, graaft zich steeds dieper in, wordt definitief en onomkeerbaar.
De verkoop van het appartement van Dennis is afgerond. Gisela adviseert haar rekening te houden met de heffing van successierechten, maar volgens Lineke hoef je als partner pas successie te betalen als de erfenis meer dan vijf ton bedraagt. Annelies heeft zich voorgenomen het na te kijken op internet of het aan de notaris te vragen. Ze interesseert zich niet voor geld, haar nieuwe banksaldo doet haar niets. Ze heeft behoefte aan herinneringen, ze probeert voortdurend het laatste weekend met Dennis naar zich toe te halen, te horen wat hij zei, te voelen wat hij deed. Maar alles is vaag, heel ver weg, en het wordt steeds minder tastbaar.
Er dringt zich vaak een vreemde gedachte aan haar op. Ze kan die gedachte nauwelijks beheersen. Ze denkt aan het kind dat Dennis en zij samen hadden kunnen krijgen. Het is een idioot idee, dat nergens op slaat. Ze wilde geen kinderen, ook niet met Dennis. Zelfs niet met Dennis. Het is volslagen overbodig in die richting te denken, het is belachelijk. Toch gebeurt het, er dreigt zich een verlangen in haar brein te nestelen dat nergens houvast zal vinden, dat kan woekeren en verstikken.
Het moet weg.
... ik was geen bedreiging voor jou. Ik was gewoon een van de pas-santen in het leven van Dennis. En Sacha is daar het resultaat van. Een prachtig resultaat, dat wel.
Dit deel van de brief die Charlene stuurde heeft ook stevig postgevat.
Het plan is te dwaas voor woorden. Het zou een reden moeten zijn om aan haar eigen verstandelijke vermogens te gaan twijfelen. Iedereen die ze kent zal haar dringend afraden het uit te voeren. Maar niemand weet het, niemand zal het weten. Ze moet zelf de beslissing nemen en de tijd dringt.
Het is al donderdag.
Over twee dagen komt Marieke Vreeswijk het verhaal over Thomas vertellen. Ze wil een persoonlijk gesprek. De waarheid kan blijkbaar niet telefonisch worden afgehandeld. Annelies kan de afspraak nog ongedaan maken. Ze kan nog beslissen dat het genoeg is om de naam van haar vader te weten. Ze heeft geen vaderfiguur meer nodig, het is te laat. Het is te veel, er kan geen emotie meer bij. Ze heeft al een paar keer op het punt gestaan om Marieke te bellen.
Zaterdagmiddag. Twee uur. De confrontatie nadert.
Ze grijpt de telefoon en toetst een nummer in. Er wordt direct opgenomen. Een haastige stem. 'Met Charlene.'
Het is ook een kwetsbare stem.
'Dag Charlene, met Annelies.'
'O, godzijdank. Wat ben ik blij dat je belt.'
Het is gebeurd, ze heeft gebeld. Ze kan niet meer terug.
Het huis blinkt en glimt aan alle kanten. Er staat een mooi gemengd boeket op de eettafel en Annelies heeft twee nieuwe orchideeën gekocht, die uitbundig op de vensterbank pronken. Het huis ziet er goed uit. Zij ook. Ze heeft de bruine tricot jurk aangetrokken die Dennis zo goed vond staan bij haar rode haar. Ze heeft het gevoel dat hij naar haar kijkt.
Het is tien voor twee. Zal ze toch nog even iemand bellen? Niemand weet wat er vandaag gebeurt, ze kan op niemand terugvallen als dat nodig is.
Vijf voor twee. Er wordt gebeld.
Ze staat op, beweegt een paar keer haar hoofd en schouders en loopt naar de voordeur.
Ze had een oude vrouw verwacht, een vrouw van haar moeders leeftijd. De vrouw ziet dat ze schrikt en steekt haar hand uit. 'Ik ben Marieke. Waarom schrik je?'
'Ik had een veel oudere vrouw verwacht.'
'Ik ben bijna vijfenzestig.'
Annelies staart haar aan, ze weet niet wat ze moet zeggen. Vijfenzestig? Hoort ze het goed? En hoe oud is haar vader dan?
Marieke pakt haar arm vast. 'Kom, ga ergens zitten. Je ziet eruit of je elk moment kunt omvallen.'
Annelies laat zich haar eigen huis binnenleiden en ploft in de woonkamer op de bank. De koele vastberadenheid die ze voelde toen ze de voordeur opende, is verdwenen. Haar hart bonkt, haar benen trillen onaangenaam. 'Hoe oud is... Thomas?'
'Thomas is even oud als ik.'
Dit kan niet kloppen. Marieke is amper binnen en Annelies is al totaal in de war. Ze moet iets verkeerd begrijpen.
'Je had verwacht dat je vader een oude man zou zijn. Dat kan ik me voorstellen. Hij is twintig jaar jonger dan je moeder en je begrijpt dat dit feit op zich al een reden was waarom er geen sprake kon zijn van een relatie.'
'Welke lijken zitten er nog meer in de kast?'
Marieke kijkt haar peinzend aan. 'Lijken? Dat valt mee. Of je moet bedoelen dat mijn schoonzussen me villen als ze erachter komen dat ik jou heb ingelicht.'
'Schoonzussen?'
'Sorry, jij weet niets van de familie en dat vergat ik even. Thomas heeft twee zussen. Jojanneke en Lucille. Draken van vrouwen, excusez de uitdrukking. Verwende creaturen die zich meer voelen dan anderen. Getrouwd met succesvolle mannen en leunend op hun status. Domme types, ik heb er geen ander woord voor.'
'Die dus niet weten dat jij nu met me praat.'
'Nee. Het zal een geweldige beroering geven als ze dat te weten komen. Maar het maakt me niets meer uit. Ik heb me veel te lang laten dirigeren door de wereldvreemde ideeën van mijn schoonfamilie. Het gaat nu om jou en om mijn plicht. Ik beschouw het als een plicht jou te vertellen waar je vandaan komt. In plaats van Dennis. Hij wilde dat doen, maar hij kan het niet meer zeggen.'
Annelies zet haar voeten stevig op de grond en probeert het trillen van haar benen onder controle te krijgen. Haar weerstand is verdwenen. Ze wil alles weten, alles horen, de woorden in zich opnemen, haar leven eindelijk op zijn plaats krijgen. Ze weet dat het moet, dat het tijd is.
'Ik heb brieven bij me,' zegt Marieke. 'Ze zijn geschreven door je moeder en ze lagen in de kluis. Toen Thomas niet meer in staat was om het overzicht over zijn leven te houden, heb ik de sleutel in beslag genomen voordat de zussen dit konden doen. Toen vond ik de brieven.'
'Ik weet niet of ik ze wel wil lezen. Ze zijn niet aan mij ge-richt, het voelt aan als het schenden van mijn moeders privacy.'
'Ik zou je willen aanraden er toch eens over na te denken. De brieven verklaren veel, vooral over de reden waarom je moeder niet aan je kon vertellen wie je vader is. Ik weet niet hoe je daarover denkt, of je haar in die zin iets verwijt. Ze heeft aan jouw belang gedacht, dat weet ik zeker.'
'Betekent dit dat ze een echte relatie hadden?'
'Ze hebben elkaar een periode regelmatig ontmoet. Thomas was erg van haar onder de indruk, maar hij wist heel goed dat het niets kon worden. Er was niet alleen een veel te groot leeftijdsverschil, er was ook een groot standsverschil. Dat hebben ze allebei geweten. Je moeder heeft hem nooit lastiggevallen, alleen de brieven gestuurd om hem van jouw ontwikkeling op de hoogte te houden. Toen je trouwde stopte ze ermee.'
'Hij stuurde mijn moeder geld.'
'Dat klopt. Hij beschouwde het als zijn plicht. Thomas was een heer. Dat zei hij tegen me toen ik erachter kwam dat hij je moeder financieel steunde. Ik ontdekte dat bij toeval. Hij vond het zijn plicht als heer, verder wilde hij er niet veel over kwijt. Er werd van mij strikte geheimhouding verwacht. Een onwettig kind verwekken bij een twintig jaar oudere vrouw was slecht voor de goede naam van advocatenkantoor Vreeswijk & Vreeswijk. Het zou ze cliënten kunnen kosten. Ze behartigden zaken voor politici en vooraanstaande zakenlieden. Grote jongens, vette vissen. Daar pasten Hannie van Ravensdonk en Anneliesje niet bij.'
De laatste zin klinkt wrang. Annelies voelt zich aangevallen.
'Wat zeg je dat op een vervelende manier. Dat vind ik niet fijn en ook niet eerlijk.'
'Je hebt gelijk.' Mariekes ogen dwalen door de kamer. Ze peutert aan haar nagelriemen. 'Sorry. Ik had graag kinderen willen krijgen, maar het is nooit gelukt. Pas veel later, toen duidelijk werd dat er iets met Thomas aan de hand was en de diagnose werd gesteld, drong het besef dat ik niemand had om op terug te vallen goed tot me door. Toen pas voelde ik hoe heftig de pijn was van het gemis. Toen begon ik steeds meer aan jou te denken. Het kind dat er was, het kind dat een plaats had kunnen hebben in ons leven.'
Er valt een diepe stilte. Annelies probeert te beseffen wat Marieke heeft gezegd. Ze realiseert zich dat ze zich nooit heeft afgevraagd met wie haar vader zou samenleven, of hij een gezin had, of een eventuele partner iets over een onwettig kind zou weten. Ze heeft zich gefixeerd op die ene vraag: wie is hij?
Marieke is nog niet uitgepraat. 'Ik kwam erachter dat jouw man de directeur was van het bedrijf waar ik werkte. Thomas werd steeds hulpbehoevender, begreep niets meer van het leven, zijn gezondheid holde zowel psychisch als lichamelijk achteruit. Ik zocht contact met Dennis, maar het heeft me veel moeite gekost om het familiegeheim aan hem bekend te maken.'
'Ik ben het familiegeheim,' peinst Annelies.
'Ja, jij bent het familiegeheim en dat ben je veel te lang geweest. Dat spijt me.'
'Ik begrijp het wel,' zegt Annelies.
'Je hoeft het niet te begrijpen. Je hebt er recht op om boos te zijn. Ik hoorde van Dennis dat je al je hele leven last had van het feit dat je je vader niet kende. Dat klopt niet. Je hebt het recht hem te kennen, maar er valt nu niet veel meer te ontdekken. Hij heeft een frontontemporale dementie, ze noemen het ook wel de ziekte van Piek. Heb je daar wel eens van gehoord?'
'Nee, ik heb me alleen verdiept in alzheimer. Dat heeft mijn moeder.'
'Dennis vertelde het. Ik raakte er in eerste instantie door geïrriteerd. Gek hè? Ik dacht: die Hannie van Ravensdonk volgt hem als een blind paard, zelfs in de aftakeling. Ik nam mezelf zulke gedachten kwalijk. Het was niets dan jaloezie.'
'Was je jaloers op haar ziekte?'
'Ik was jaloers op haar, omdat zij wél een kind van hem had.'