Opgeschort
new york, 1 november 1902
De laatste keer dat Bailey deze tent binnenging, was hij met Poppet en hing er een dichte witte mist.
Destijds, en Bailey kan nauwelijks geloven dat het nog maar enige dagen geleden is, had de tent eindeloos geleken. Maar nu de mist weg is ziet Bailey duidelijk de witte wanden van de tent en alle wezens erin. Geen van hen beweegt echter.
Vogels, vleermuizen en vlinders hangen volkomen roerloos in de ruimte, alsof ze bevestigd zijn aan draadjes. Geen geritsel van papieren vleugels. Geen enkele beweging.
Andere dieren zitten op de grond bij Baileys voeten, waaronder een zwarte kat die op het punt staat een vos met een staart met een wit puntje te bespringen. Er zijn ook grotere beesten. Een zebra met strepen die perfect tegen elkaar afsteken. Een liggende leeuw met een besneeuwde vacht. Een wit hert met een groot gewei.
Naast het hert staat een man in een donker pak.
Hij is bijna doorzichtig, als een geest of een reflectie in een spiegel. Delen van zijn pak zijn niet meer dan schaduwen. Door de mouw van zijn jas heen kan Bailey duidelijk het hert zien.
Bailey begint zich net af te vragen of hij hem zich maar inbeeldt als de man naar hem kijkt. Zijn ogen zijn verrassend helder, maar Bailey kan niet zien welke kleur ze hebben.
‘Ik heb haar gevraagd je niet op deze manier hierheen te sturen,’ zegt hij. ‘Hoewel het wel de meest directe is.’
‘Wie bent u?’ vraagt Bailey.
‘Ik heet Marco,’ zegt de man. ‘En jij moet Bailey zijn.’
Bailey knikt.
‘Ik wou dat je niet zo jong was,’ zegt Marco. Iets in zijn stem klinkt dieptreurig, maar Bailey is nog steeds afgeleid door zijn spookachtige verschijning.
‘Bent u dood?’ vraagt hij, en hij loopt dichter naar hem toe. Vanuit deze hoek lijkt Marco eventjes ondoorzichtig, maar meteen daarna is hij weer transparant.
‘Niet echt,’ zegt Marco.
‘Tsukiko zei dat zij hier de enige levende persoon was die wist wat er gebeurd is.’
‘Ik vermoed dat juffrouw Tsukiko niet altijd de volledige waarheid spreekt.’
‘U ziet eruit als een spook,’ zegt Bailey. Hij weet geen betere manier om hem te beschrijven.
‘Jij ziet er voor mij ook zo uit, dus wie van ons is echt?’
Bailey heeft geen idee wat hij daarop moet beantwoorden, en dus stelt hij de eerste vraag die bij hem opkomt.
‘Is die bolhoed op de binnenplaats van u?’
Tot zijn verbazing glimlacht Marco. ‘Inderdaad,’ zegt hij. ‘Die raakte ik kwijt voordat het allemaal gebeurde, en dus is hij daar achtergebleven.’
‘Voordat wat gebeurde?’
Marco zwijgt even voordat hij antwoordt. ‘Dat is nogal een lang verhaal.’
‘Dat zei Tsukiko ook al.’ Bailey vraagt zich af waar Widget is, die zou het verhaal goed kunnen vertellen.
‘Daarover sprak ze dan de waarheid,’ zegt Marco. ‘Tsukiko was van plan mij gevangen te nemen in het vuur, om redenen die ik nu niet kan uitleggen, daar is geen tijd voor. Maar er veranderde iets, wat de huidige situatie tot gevolg had. Ik ben uit elkaar getrokken en in minder geconcentreerde toestand weer in elkaar gezet.’
Marco steekt zijn hand uit en Bailey doet hetzelfde. Zijn vingers gaan zonder te stoppen door Marco’s hand heen, maar er is enige weerstand, alsof iets de ruimte inneemt, zij het niet helemaal stoffelijk.
‘Het is geen illusie of truc,’ zegt Marco.
Er verschijnt een rimpel in Baileys voorhoofd, maar dan knikt hij. Poppet zei dat niets onmogelijk is, en dat begint hij in te zien.
‘Ik reageer minder direct op de omgeving dan jij,’ gaat Marco verder. ‘Jij en alle beesten in deze tent komen op mij net zo onstoffelijk over. Misschien kunnen we het hier later uitgebreider over hebben. Kom mee.’ Hij draait zich om en loopt naar de achterkant van de tent.
Bailey volgt hem en loopt om de dieren heen. Het valt niet mee een plek te vinden waar hij kan lopen, hoewel Marco met veel minder moeite voor hem uit gaat.
Bailey verliest zijn evenwicht als hij om een vooroverliggende ijsbeer heen stapt. Zijn schouder stoot tegen een raaf die in de lucht hangt. De raaf valt op de grond, en zijn vleugels zien er geknakt en gebroken uit.
Voordat Bailey iets kan zeggen, pakt Marco de raaf op en draait hem om in zijn handen. Hij beweegt de gebroken vleugels en reikt naar binnen, waar hij met een klikkend geluid iets omzet. De raaf draait zijn kop om en krast luid en blikkerig.
‘Hoe kunt u ze aanraken?’ vraagt Bailey.
‘Ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik met fysieke dingen moet omgaan,’ zegt Marco. Hij strijkt de vleugels van de raaf glad en laat hem over zijn arm strompelen. De vogel klappert met zijn papieren veren, maar kan niet vliegen. ‘Ik denk dat het ermee te maken heeft dat ik ze gemaakt heb. De elementen van het circus waar ik de hand in heb gehad lijken tastbaarder.’
De raaf hupt van Marco’s arm bij een berg van papieren schubben met een krullende staart die eruitziet alsof het ooit een draak geweest zou kunnen zijn.
‘Ze zijn geweldig,’ zegt Bailey.
‘Ze zijn gemaakt van papier en mechanieken die verpakt zijn in redelijk eenvoudige spreuken. Met enige oefening zou jij hetzelfde kunnen doen.’
Het is nooit bij Bailey opgekomen dat hij zulke dingen zelf zou kunnen, maar nu het hem zo eenvoudig en direct wordt voorgehouden, lijkt het op een vreemde manier uitvoerbaar.
‘Waar gaan we heen?’ vraagt Bailey als ze het uiteinde van de tent bereiken.
‘Iemand wil je graag spreken,’ zegt Marco. ‘Ze wacht bij de Wensboom, die leek het meest stabiel.’
‘Ik geloof niet dat ik de Wensboom gezien heb,’ zegt Bailey, die nog steeds heel voorzichtig loopt.
‘Het is geen tent waar je toevallig op stuit,’ zegt Marco. ‘Je vindt hem als je hem nodig hebt. Het is een van mijn lievelingstenten. Je pakt een kaars uit het kistje bij de ingang en steekt die aan met een kaars op de takken die al brandt. Jouw wens wordt aangestoken met de wens van iemand anders.’ Ze hebben de wand van de huidige tent bereikt, en Marco wijst op een scheur in het weefsel en een nauwelijks zichtbare reeks gestrikte lintjes die Bailey doet denken aan de ingang van Widgets tent met al die vreemde flessen. ‘Als je er hier uit gaat, zie je verderop de ingang van de acrobatentent. Ik ben vlak achter je, hoewel je me misschien pas weer ziet als we binnen zijn. Wees… wees voorzichtig.’
Bailey knoopt de linten los en glipt soepel de tent uit. Hij bevindt zich op een pad dat kronkelend tussen de tenten door loopt. Ondanks de regen die zachtjes begint te vallen is de lucht grijs maar helder.
De acrobatentent is hoger dan de tenten eromheen en Bailey is maar een paar passen verwijderd van het bordje met de tekst de zwaartekracht uitgedaagd dat voor de ingang heen en weer schommelt.
Bailey is een paar keer eerder in deze tent geweest en hij kent de open vloer met de artiesten die in de lucht hangen goed.
Maar als hij naar binnen gaat treft hij niet de grote open ruimte die hij verwacht had.
Hij loopt binnen bij een feest. Een feest dat volledig stilstaat en op dezelfde manier op één plek zweeft als de papieren vogels die in de lucht hingen.
Er zijn tientallen artiesten in de tent, die baadt in het licht dat uit gloeiende ronde lampen komt die hoog in de lucht tussen touwen, stoelen en ronde kooien hangen. Sommige artiesten staan in groepjes en paren, andere zitten op kussens en stoelen die enige kleur toevoegen aan de feestgangers, die voornamelijk in het zwart en het wit gekleed zijn.
En iedereen staat of zit volmaakt stil, zo stil dat het lijkt alsof ze niet eens ademhalen. Als standbeelden.
Een artiest in de buurt van Bailey heeft een fluit tussen zijn lippen en het instrument hangt roerloos tussen zijn vingers.
Een andere schenkt wijn in en de vloeistof zweeft boven het glas.
‘We hadden moeten omlopen,’ zegt Marco, die als een schaduw naast hem verschijnt. ‘Ik hou ze al uren in de gaten en ze verontrusten me nog steeds.’
‘Wat is er met ze aan de hand?’ vraagt Bailey.
‘Voor zover ik kan zien niets,’ antwoordt Marco. ‘Het hele circus is opgeschort om ons meer tijd te geven, en dus…’ Hij gebaart met een hand over het gezelschap.
‘Tsukiko maakt deel uit van het circus en zij is er niet zo aan toe,’ zegt Bailey beduusd.
‘Ik geloof dat voor haar zo haar eigen regels gelden,’ zegt Marco. ‘Deze kant op,’ en hij begeeft zich tussen de artiesten.
Het blijkt lastiger om door het feest dan om de papieren dieren heen te stappen, en Bailey loopt uiterst voorzichtig verder, bang voor wat er zou kunnen gebeuren als hij per ongeluk iemand raakt, zoals de raaf die hij neerhaalde.
‘We zijn er bijna,’ zegt Marco als ze zich om een groepje mensen manoeuvreren die in een halve cirkel staan.
Maar Bailey blijft staan en staart naar degene naar wie de groep gedraaid staat.
Widget draagt de kleding waarin hij optreedt, maar zijn jas die uit allerlei stoffen bestaat is weggegooid en zijn vest hangt open op zijn zwarte overhemd. Zijn handen hangen in de lucht en gebaren op zo’n vertrouwde manier dat Bailey kan zien dat hij halverwege een verhaal is.
Poppet staat naast hem. Haar hoofd is in de richting van de binnenplaats gedraaid, alsof iets haar aandacht heeft afgeleid van haar broer op het moment dat het feest tot stilstand kwam. Haar haren hangen achter haar, rode golven die in de lucht zweven alsof ze in water drijven.
Bailey loopt om haar heen en steekt voorzichtig zijn hand uit om Poppets haar aan te raken. Het rimpelt onder zijn vingers en golft even langzaam, waarna het weer tot stilstand komt.
‘Kan ze me zien?’ vraagt Bailey. Poppets ogen zijn roerloos maar nog wel helder. Hij verwacht dat ze er elk moment mee kan knipperen, maar dat doet ze niet.
‘Dat weet ik niet,’ zegt Marco. ‘Misschien, maar…’
Voordat hij die gedachte kan afmaken, knappen de touwen van een van de stoelen die boven hen hangen. Hij scheert vlak langs Widget als hij valt en op de grond in stukken breekt.
‘Sodemieter,’ zegt Marco als Bailey naar achteren springt. Hij botst bijna tegen Poppet op en haar haren deinen weer op en neer. ‘Daardoorheen,’ zegt Marco, en hij wijst op de zijkant van de tent een eindje verderop. Dan verdwijnt hij.
Bailey kijkt achterom naar Poppet en Widget. Poppets haar komt weer tot rust en is onbeweeglijk. Stukken van de gevallen stoel liggen op Widgets laarzen.
Bailey draait zich om en loopt zorgvuldig om de stilstaande figuren heen naar de zijkant van de tent. Hij werpt steelse blikken op de andere stoelen en de ronde ijzeren kooien die boven hem aan rafelige linten hangen.
Zijn vingers beven als hij de strikken in de wand openmaakt.
Zodra hij erdoorheen stapt, heeft hij het gevoel dat hij een droom in is gelopen.
In de aangrenzende tent verrijst een enorme boom. Hij is net zo groot als zijn oude eik en groeit rechtstreeks uit de grond. De takken zijn kaal en zwart maar gevuld met druipende, witte kaarsen, en op de schors ziet hij doorschijnende lagen kaarsvet.
Er branden maar een paar kaarsen, maar de aanblik is er niet minder luisterrijk om: ze verlichten de kronkelende zwarte takken en werpen dansende schaduwen op de gestreepte wanden.
Eronder staat Marco met zijn armen om een vrouw heen geslagen die Bailey onmiddellijk herkent als de illusionist.
Op het eerste gezicht is ze net zo doorzichtig als Marco. Haar jurk lijkt in het kaarslicht wel mist.
‘Hallo, Bailey,’ zegt ze als hij op hen afkomt. Haar stem weergalmt zacht om hem heen, zo dichtbij dat het lijkt alsof ze naast hem staat en in zijn oor fluistert. ‘Mooie sjaal,’ voegt ze eraan toe als hij niet meteen antwoordt. De woorden in zijn oren voelen warm en op een vreemde manier geruststellend aan. ‘Ik ben Celia. Ik geloof niet dat we ooit echt aan elkaar zijn voorgesteld.’
‘Aangenaam,’ zegt Bailey.
Celia glimlacht en het valt Bailey op hoe anders ze lijkt te zijn dan toen hij haar zag optreden, los van het feit dat hij door haar heen de donkere takken kan zien.
‘Hoe wist u dat ik hierheen zou komen?’ vraagt hij.
‘Poppet noemde je als onderdeel van de reeks gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden, dus ik hoopte dat je uiteindelijk wel zou komen.’
Als hij Poppets naam hoort, kijkt Bailey even over zijn schouder naar de wand van de tent. Het roerloze feest lijkt verder weg te zijn dan achter het gestreepte canvas.
‘We hebben je hulp nodig bij iets,’ zegt Celia als hij zich weer omdraait. ‘We willen dat jij het circus overneemt.’
‘Wat?’ vraagt Bailey. Hij weet niet goed wat hij verwachtte, maar dit in elk geval niet.
‘Op dit moment heeft het circus een nieuwe toezichthouder nodig,’ zegt Marco. ‘Het is op drift, als een schip zonder anker. Iemand moet het ankeren.’
‘En diegene ben ik?’
‘Dat zouden we graag willen, ja,’ zegt Celia. ‘Als je daartoe bereid bent. We zouden je kunnen bijstaan, en Poppet en Widget kunnen ook helpen, maar jij zou de eindverantwoordelijkheid hebben.’
‘Maar ik ben niet… bijzonder,’ zegt Bailey. ‘Niet zoals zij dat zijn. Ik ben niet belangrijk.’
‘Dat weet ik,’ zegt Celia. ‘Je bent niet voorbestemd of uitverkoren. Ik wou dat ik dat tegen je kon zeggen als dat het makkelijker zou maken, maar het is niet zo. Je bent op het juiste moment op de juiste plaats, en je geeft genoeg om het circus om te doen wat nodig is. Soms is dat voldoende.’
Hij kijkt naar haar in het flakkerende licht en opeens beseft Bailey dat ze veel ouder is dan ze lijkt, en dat voor Marco hetzelfde geldt. Het is alsof je naar iemand op een foto kijkt en je realiseert dat diegene niet langer net zou oud is als toen die werd genomen. Ze lijken er nog verder weg door. Het circus zelf voelt ook ver weg, al staat hij er middenin. Alsof het om hem heen uit elkaar valt.
‘Goed,’ zegt Bailey, maar Celia houdt een doorzichtige hand op om hem tegen te houden voordat hij instemt.
‘Wacht,’ zegt ze. ‘Dit is belangrijk. Ik wil dat jij iets krijgt wat wij nooit echt hebben gehad. Ik wil dat je een keuze hebt. Je kunt hiermee instemmen of je kunt weglopen. Je bent niet verplicht om te helpen, en ik wil niet dat je dat gevoel hebt.’
‘Wat gebeurt er als ik wegloop?’ vraagt Bailey. Celia blikt opzij naar Marco voordat ze antwoordt, en ze kijken elkaar zwijgend aan. Het gebaar is zo intiem dat Bailey zich afwendt en naar de kronkelende takken van de boom staart.
‘Het houdt geen stand,’ zegt Celia na een ogenblik. Ze weidt niet uit en kijkt weer naar Bailey als ze verdergaat. ‘Ik weet dat ik nogal wat van je vraag, maar er is niemand anders.’
Plotseling beginnen de kaarsen op de boom te knetteren. Sommige worden donker en krulletjes rook vervangen de felle vlammen voordat ze volledig verdwijnen.
Celia wankelt, en even denkt Bailey dat ze flauw gaat vallen, maar Marco houdt haar overeind.
‘Lieve Celia,’ zegt Marco. ‘Je bent de sterkste persoon die ik ooit heb gekend. Je houdt het nog wel even vol, dat wéét ik gewoon.’
‘Het spijt me,’ zegt Celia.
Bailey weet niet tegen wie ze het heeft.
‘Er is niets waar je spijt van zou moeten hebben,’ zegt Marco.
Celia houdt zijn hand stevig vast.
‘Wat zal er met jullie gebeuren als het circus… ermee ophoudt?’ vraagt Bailey.‘Eerlijk gezegd weet ik dat niet,’ zegt Celia.
‘Niets goeds,’ mompelt Marco.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt Bailey.
‘Je moet iets voor me afmaken waar ik aan begonnen ben,’ zegt Celia. ‘Ik… ik was nogal impulsief en pakte het verkeerd aan. En nu is er ook nog het vuur.’
‘Het vuur?’
‘Zie het circus maar als een machine,’ zegt Marco. ‘Het vuur is een van de dingen die het aandrijft.’
‘Er moeten twee dingen gebeuren,’ zegt Celia. ‘Om te beginnen moet het vuur worden aangestoken. Dat zal de helft van het circus van energie voorzien.’
‘En de andere helft?’ vraagt Bailey.
‘Dat ligt ingewikkelder,’ zegt Celia. ‘Dat draag ik met me mee. En dat zou ik aan jou moeten geven.’
‘O.’
‘Dan zou jij het bij je dragen,’ zegt Celia. ‘Altijd. Je zou heel sterk aan het circus zijn gebonden. Je zou weg kunnen gaan, maar niet voor langere tijd. Ik weet niet of jij het weer aan iemand anders kan geven. Het circus zou van jou zijn. Voor altijd.’
Pas dan beseft Bailey de omvang van de verbintenis waarvoor hij wordt gevraagd.
Dat is wel iets anders dan het handjevol jaren dat hij zich aan Harvard zou moeten binden. Het is een grotere verbintenis dan de boerderij van de familie erven.
Hij kijkt van Marco naar Celia, en aan de blik in haar ogen kan hij zien dat ze hem zou laten gaan als hij zou vragen of hij weg mocht, wat dat ook zou betekenen voor hen of voor het circus.
Hij heeft een stortvloed aan vragen, maar geen ervan doet er echt toe.
Hij weet toch al wat hij gaat antwoorden.
Zijn keuze is al gemaakt toen hij tien jaar was, onder een andere boom, toen hij eikels ontweek, uitdagingen aanging en een enkele witte handschoen kreeg.
Hij zou altijd voor het circus kiezen. ‘Ik doe het,’ zegt hij. ‘Ik blijf. Ik doe alles wat jullie maar willen.’
‘Dank je, Bailey,’ zegt Celia zacht. Bij de woorden die in zijn oren klinken vervliegt het laatste restje van zijn zenuwen.
‘Ja, bedankt,’ zegt Marco. ‘Ik vind dat we dit officieel moeten maken.’
‘Denk je echt dat dat nodig is?’ vraagt Celia.
‘Op dit punt neem ik geen genoegen met een mondelinge afspraak,’ zegt Marco. Celia kijkt hem even fronsend aan, maar dan knikt ze. Voorzichtig laat Marco haar hand los. Ze blijft staan en haar verschijning flakkert niet.
‘Wil je dat ik ergens een handtekening zet?’ vraagt Bailey.
‘Niet echt,’ zegt Marco. Hij haalt een zilveren ring van zijn rechterhand waarin iets staat gegraveerd wat Bailey in dit licht niet kan lezen. Marco reikt naar een tak boven zijn hoofd en haalt de ring door een van de brandende vlammen, tot hij witheet gloeit.
Bailey vraagt zich af van wie dat vlammetje is.
‘Ik heb hier drie jaar geleden een wens gedaan,’ zegt Marco, alsof hij Baileys gedachten raadt.
‘Wat wenste u?’ vraagt Bailey, in de hoop dat die vraag niet te brutaal is, maar Marco geeft geen antwoord.
In plaats daarvan vouwt hij zijn vingers om de ring in zijn handpalm, en dan steekt hij zijn hand uit naar Bailey.
Bailey steekt aarzelend de zijne uit en verwacht dat zijn vingers net zo gemakkelijk door Marco’s hand zullen gaan als eerder.
Maar in plaats daarvan worden ze tegengehouden, en Marco’s hand in de zijne bestaat bijna uit één stuk.
Marco buigt naar voren en fluistert in Baileys oor. ‘Ik wenste háár,’ zegt hij.
Dan begint Baileys hand pijn te doen. De pijn is fel en heet als de ring in zijn huid brandt.
‘Wat doet u?’ weet hij met moeite uit te brengen terwijl hij naar adem hapt. De pijn is scherp en schroeiend en trekt door zijn hele lichaam. Het kost hem moeite niet door zijn knieën te zakken.
‘Verbinden,’ zegt Marco. ‘Dat is een van mijn specialiteiten.’
Hij laat Baileys hand los. De pijn verdwijnt meteen, maar Baileys benen blijven trillen.
‘Gaat het?’ vraagt Celia.
Bailey knikt en kijkt naar zijn hand. De ring is weg, maar er is een felrood cirkeltje in zijn huid gebrand. Bailey hoeft niets te vragen om te weten dat dit een litteken wordt dat hij voor altijd bij zich zal dragen. Hij sluit zijn hand en kijkt weer naar Marco en Celia.
‘Zeg maar wat ik nu moet doen,’ zegt hij.