Compagnons & samenzweerders
londen, februari 1885
Middernachtelijke Diners zijn een traditie in la maison Lefèvre. Ze waren oorspronkelijk een bevlieging van Chandresh, voortgekomen uit een combinatie van chronische slapeloosheid en de late uren van het theater, naast een aangeboren afkeer van de gangbare etiquette aangaande diners. Er zijn plekken waar je na sluitingstijd nog een maaltijd kunt krijgen, maar geen daarvan voldoet echt aan de smaak van Chandresh.
En dus begon hij uitgebreide diners met meerdere gangen te geven, waarbij de eerste gang om middernacht wordt geserveerd. Altijd stipt om middernacht, op het moment dat de staande klok in de hal begint te luiden, worden de eerste borden op tafel gezet. Chandresh is van mening dat het iets ceremonieels heeft. De eerste Middernachtelijke Diners waren kleine, intieme bijeenkomsten van vrienden en collega’s, maar na verloop van tijd werden ze vaker gegeven en zijn ze extravaganter geworden, en uiteindelijk zijn ze een soort geheim fenomeen. Een uitnodiging voor een Middernachtelijk Diner is iets waar je in bepaalde kringen je zinnen op zet.
De etentjes zijn voor een select gezelschap. Hoewel er soms wel dertig mensen aanwezig kunnen zijn, zijn er vaak niet meer dan vijf. In de regel zijn er twaalf tot vijftien gasten. En het eten is altijd uitstekend, ongeacht het aantal gasten.
Chandresh verschaft nooit een menu voor deze bijeenkomsten. Bij vergelijkbare diners, als er al etentjes bestaan waarmee deze vergeleken kunnen worden, zou er wellicht een fraai geschreven menukaart van stevig papier zijn waarop elke gang tot in detail wordt beschreven, of misschien slechts een intrigerende titel of naam staat vermeld.
De Middernachtelijke Diners hebben echter al een air van nachtelijk mysterie, en Chandresh is van mening dat het iets toevoegt om geen menukaarten te verschaffen, geen landkaart van de culinaire route die zal worden afgelegd. Gerecht na gerecht wordt naar de tafel gebracht, sommige gemakkelijk te herkennen als kwartel, konijn of lam, geserveerd op bananenbladeren, gebakken in appels of gegarneerd met in cognac gemarineerde kersen. Andere gangen zijn raadselachtiger, met zoete sauzen, kruidige soepen of ondefinieerbare vleessoorten verscholen in pasteitjes of onder glazuur.
Als een van de gasten vraagt wat een bepaald gerecht behelst, informeert naar de oorsprong van een hapje of specerij, een smaak die de bezoekers niet kunnen plaatsen (want zelfs iemand met de meest verfijnde smaak kan niet elke smaak identificeren), blijft diegene verstoken van een bevredigend antwoord.
Chandresh zegt dan: ‘De recepten zijn eigendom van de koks en ik gun ze hun geheimen.’ De nieuwsgierige gast keert terug naar het mysterieuze bord voor zich en merkt wellicht op dat het gerecht heel indrukwekkend is, wat het geheim ervan ook is, en blijft zich vervolgens afvragen waar die ene smaak toch vandaan zou kunnen komen, terwijl elk hapje diep in gedachten wordt gekoesterd.
Conversatie vindt tijdens deze diners voornamelijk plaats tussen de gangen door.
In werkelijkheid geeft Chandresh er de voorkeur aan niet elk ingrediënt te kennen of elke techniek te begrijpen. Hij is van mening dat onwetendheid elk gerecht tot leven brengt, er meer van maakt dan de som der delen.
(‘Aha,’ merkte een gast op toen het onderwerp werd aangesneden. ‘Je geeft er de voorkeur aan geen blik op het mechaniek van de klok te werpen om beter te kunnen klokkijken.’)
De desserts zijn altijd verbazingwekkend. Uitzinnig lekkers van chocola en butterscotch, bessen die druipen van room en likeur. Taarten met onmogelijk veel lagen, gebakjes die lichter zijn dan lucht. Vijgen die druipen van de honing, suiker die in de vorm van krullen en bloemen geblazen is. Gasten merken vaak op dat ze te mooi zijn, te indrukwekkend om op te eten, hoewel de eters dat toch altijd doen.
Chandresh vertelt nooit wie zijn koks zijn. Een van de geruchten is dat hij culinaire genieën van over de hele wereld laat ontvoeren en opsluit in zijn keukens, waar ze met dubieuze middelen worden gedwongen tegemoet te komen aan al zijn grillen. Een ander gerucht is dat het eten niet ter plekke wordt gekookt, maar wordt bezorgd door de beste restaurants in Londen, die extra betaald krijgen om langer open te blijven. Dit laatste gerucht resulteert vaak in discussies over de beste methode om warm eten warm en koud eten koud te houden, discussies die nooit tot een bevredigende conclusie komen en zorgen ervoor dat de redetwisters alleen maar flink honger krijgen.
Ongeacht de herkomst is het eten altijd heerlijk. Het decor in de eetkamer (of kamers, afhankelijk van de omvang van het evenement) is net zo bijzonder als in de rest van het huis, met overdadig veel rood en goud, en met op elk mogelijk oppervlak kunst en voorwerpen van over de hele wereld. Alles is verlicht met stralende kandelaars en een rijkelijke hoeveelheid kaarsen, zodat het licht niet fel is, maar diep, warm en gedempt.
Er is vaak een vorm van vertier: dansers, illusionisten of exotische muzikanten. De intiemere bijeenkomsten worden in de regel begeleid door Chandresh’ persoonlijke pianiste, een mooie vrouw die de hele avond blijft spelen en nooit een woord tegen iemand zegt.
De sfeer en het late uur zorgen dat de etentjes uniek zijn, ongebruikelijk en merkwaardig. Chandresh heeft een aangeboren flair voor het ongebruikelijke en merkwaardige, en hij begrijpt de kracht die uitgaat van sfeer.
Op deze avond is het Middernachtelijk Diner relatief intiem, met slechts vijf gasten. En het etentje van vanavond wordt niet alleen gegeven voor de gezelligheid.
De eerste gast die arriveert (na de pianiste, die al speelt) is madame Ana Padva, een gepensioneerde Roemeense ballerina die goed bevriend was met Chandresh’ moeder. Hij noemde haar als kind al tante Padva en doet dat tot op de dag van vandaag. Ze is een statige vrouw, en naast haar feilloze gevoel voor stijl is de gratie van een danseres ondanks haar gevorderde leeftijd nog steeds zichtbaar.
Dat gevoel voor stijl is de voornaamste reden dat ze deze avond is uitgenodigd. Ze is een fervent esthetica met oog voor mode die zowel uniek als begerenswaardig is, en dat verschaft haar sinds haar pensionering een royaal inkomen.
Volgens de kranten kan deze vrouw toveren met kleding. Een wonderdoener. Mme Padva wuift die opmerkingen weg, hoewel ze grapt dat ze Chandresh door zou kunnen laten gaan voor de meest modieuze vrouw, als ze maar genoeg zijde en een enorm strak korset had.
Deze avond draagt Mme Padva een jurk van zwarte zijde, waarop met de hand fijne patronen van kersenbloesems zijn geborduurd. Hij heeft wel iets weg van een kimono die wedergeboren is als jurk. Haar grijze haar is opgestoken en wordt op zijn plaats gehouden met een zwart kooitje dat bezet is met juwelen. Om haar hals draagt ze een nauwsluitende halsketting van volmaakt geslepen scharlakenrode robijnen, die vaag de indruk wekt dat haar keel is doorgesneden. Het algehele effect is enigszins morbide, maar ongelooflijk elegant.
De heer Ethan W. Barris is een ingenieur en architect die enige faam heeft vergaard en hij is de tweede gast die arriveert. Hij ziet eruit alsof hij per ongeluk in het verkeerde gebouw is beland en meer op zijn plaats zou zijn in een kantoor of bank, met zijn timide houding en zilveren bril en zijn zorgvuldig gekamde haar dat moet verhullen dat het dunner begint te worden. Hij heeft Chandresh slechts één keer eerder ontmoet, op een symposium over Griekse architectuur uit de oudheid. De uitnodiging voor het diner kwam als een verrassing: Mr Barris is niet het soort man dat uitnodigingen ontvangt voor ongebruikelijke bijeenkomsten laat op de avond, en eerlijk gezegd ook niet voor gebruikelijke bijeenkomsten, maar het leek hem onbeleefd om te bedanken. Daarnaast wil hij al heel lang een kijkje nemen in het herenhuis van Lefèvre, dat onder zijn collega’s die aan interieurinrichting doen bijna legendarisch is.
Enkele ogenblikken na zijn aankomst heeft hij al een glas mousserende wijn in de hand en wisselt hij beleefdheden uit met een voormalige prima ballerina. Op dat moment besluit hij dat hij ongebruikelijke bijeenkomsten leuk vindt, en zijn best moet doen die vaker bij te wonen.
De gezusters Burgess arriveren samen. Tara en Lainie doen van alles een beetje. Soms dansen ze, soms acteren ze. Ooit waren ze allebei bibliothecaresse, maar dat is iets waarover ze alleen praten als ze zwaar beschonken zijn. Sinds kort doen ze aan dienstverlening, op welk vlak dan ook. Ze geven advies over onderwerpen die variëren van relaties en financiën tot reizen en schoenen. Hun geheim (dat ze ook alleen bereid zijn te bespreken als ze volkomen beschonken zijn) is hun zeer sterk ontwikkelde gave voor observatie. Ze zien elk detail en merken de fijnste nuance op.
En mocht Tara ooit iets over het hoofd zien, dan merkt Lainie die onoplettendheid meteen op (en vice versa).
Ze hebben gemerkt dat ze er meer plezier aan beleven de problemen van anderen op te lossen door de mensen een voorstel te doen dan al het werk zelf te doen. Het is bevredigender, zeggen ze.
Ze lijken op elkaar: ze hebben allebei golvend kastanjebruin haar en grote, hazelnootbruine ogen, waardoor ze jonger lijken dan ze in werkelijkheid zijn, hoewel geen van beiden wil zeggen hoe oud ze zijn of wie van hen de oudste is. Ze dragen modieuze jurken die niet helemaal bij elkaar passen, maar heel mooi overeenstemmen: de ene vult de andere aan.
Mme Padva begroet hen met de bestudeerde desinteresse die ze reserveert voor knappe jongedames, maar ze ontdooit als ze haar enthousiast complimenteren over haar haar, sieraden en jurk. Mr Barris merkt dat hij op beide zusters een beetje verliefd is, hoewel dat ook door de wijn kan komen. Het kost hem aardig wat moeite hun zware Schotse accent te verstaan – áls het al Schots is, hij weet het niet zeker.
De laatste gast arriveert vlak voor het diner, net op het moment dat de anderen naar de tafel zijn gebracht en de wijn wordt ingeschonken. Het is een lange man van onbepaalde leeftijd met vage gelaatstrekken. Hij draagt een keurig grijs pak met een pandjesjas en bij de deur geeft hij zijn bolhoed en wandelstok af, alsmede een visitekaartje met de naam ‘Mr A. H_____’. Terwijl hij plaatsneemt knikt hij beleefd naar de andere gasten, maar hij zegt niets.
Op dat moment voegt Chandresh zich bij hen, op de voet gevolgd door zijn assistent, een knappe jongeman met opvallend groene ogen die al snel de aandacht van beide gezusters Burgess trekt.
‘Zoals jullie vast al wel hebben bedacht, heb ik jullie hier niet zomaar uitgenodigd,’ zegt Chandresh. ‘Het is echter een zakelijke kwestie, en ik ben van mening dat die het best besproken kan worden met een volle maag, en dus bewaren we het officiële gedeelte voor na het dessert.’ Hij wuift vaagjes naar een van de kelners en terwijl de klok in de gang met een laag, zwaar geluid dat door het hele huis weergalmt twaalf keer begint te slaan, wordt de eerste gang geserveerd.
Het gesprek stroomt net zo aangenaam en vloeiend als de wijn tijdens de gangen die volgen. De vrouwen zijn spraakzamer dan de mannen. Sterker nog: de man in het grijze pak zegt amper een woord. En hoewel slechts enkelen van hen elkaar een paar keer eerder hebben ontmoet, zou een toeschouwer op het moment dat de plats principaux worden afgeruimd, hebben kunnen denken dat ze elkaar al jaren kennen.
Als het dessert een paar minuten voor twee uur ’s ochtends op is, staat Chandresh op en schraapt zijn keel.
‘Als jullie zo goed willen zijn met me mee te komen naar de studeerkamer voor koffie en cognac, dan kunnen we ter zake komen,’ zegt hij. Hij knikt naar Marco, die wegglipt en zich in de studeerkamer boven weer bij hen voegt, met in zijn armen een aantal grote schrijfblokken en rollen papier. Er wordt koffie en cognac ingeschonken en de gasten nestelen zich op banken en leunstoelen rond het vuur, dat knettert in de open haard. Nadat Chandresh een sigaar heeft opgestoken begint hij aan zijn toespraak, die hij doorspekt met zorgvuldig geplaatste wolkjes rook.
‘Jullie zijn vanavond uitgenodigd omdat ik aan een project ga beginnen, een onderneming zou je kunnen zeggen. En ik geloof dat het een onderneming is die jullie allemaal zal aanspreken, en waaraan elk van jullie op jullie unieke manier een steentje kan bijdragen. Jullie hulp, als jullie die willen geven, zal zeer gewaardeerd en rijkelijk beloond worden.’
‘Draai er niet zo omheen en vertel ons wat je nieuwe speeltje is, lieve Chandresh,’ zegt Mme Padva, en ze walst haar cognac in haar glas. ‘Als je het niet snel vertelt, zijn we al dood.’ Een van de gezusters Burgess onderdrukt een lachje.
‘Maar natuurlijk, tante Padva.’ Chandresh buigt in haar richting. ‘Mijn nieuwe speeltje, zoals u het zo toepasselijk noemt, is een circus.’
‘Een circus,’ zegt Lainie Burgess met een glimlach. ‘Wat prachtig!’
‘Als een kermis?’ vraagt Mr Barris. Hij lijkt enigszins van de wijs.
‘Meer dan een kermis,’ zegt Chandresh. ‘En ook meer dan een circus eigenlijk, het wordt een circus zoals niemand er ooit een heeft gezien. Niet één grote tent, maar een heleboel tenten, elk met een eigen voorstelling. Geen olifanten of clowns. Nee, het wordt verfijnder dan dat. Niets gewoons. Dit wordt anders, een volkomen unieke ervaring, een feest voor de zintuigen. Theatraliteit sans theater, vermaak waarin je wordt ondergedompeld. We halen de vooroordelen en meningen over wat een circus is onderuit en maken er iets anders van, iets nieuws.’ Hij gebaart naar Marco, die de rollen papier opent en uitspreidt over de tafel, waarbij hij de hoeken neerdrukt met presse-papiers en curiositeiten (een apenschedel, een vlinder die in glas zweeft).
De plannen bestaan voornamelijk uit schetsen met aantekeningen. Ze tonen slechts fragmenten van ideeën: een ring van tenten, een centrale promenade. In de zijlijn zijn lijstjes met mogelijke attracties of artiesten gekrabbeld, sommige doorgestreept, andere omcirkeld. Waarzegger. Acrobaten. Illusionist. Contortionist. Dansers. Vuurvreters.
De gezusters Burgess en Mr Barris verdiepen zich in de schetsen en lezen elke aantekening terwijl Chandresh verdergaat. Mme Padva glimlacht, maar blijft zitten en nipt van haar cognac. Meneer A. H_____ verroert zich niet, en zijn uitdrukking is ondoorgrondelijk en hetzelfde als voorheen.
‘Dit is nog maar de eerste fase, daarom heb ik jullie gevraagd hierheen te komen, voor het begin en de verdere ontwikkeling. Wat het circus nodig heeft is stijl, zwier. Vernuft in de bouw en structuur. Het moet bezield worden met magie en misschien ook wel met een vleugje mysterie. Ik geloof dat jullie de juiste groep mensen zijn voor deze onderneming. Als jullie het daar niet mee eens zijn, staat het jullie vrij te vertrekken, maar ik vraag jullie met alle respect het hier met niemand over te hebben. Ik wil dat deze plannen volkomen geheim blijven, in elk geval voorlopig. Het ligt op dit moment immers heel gevoelig.’ Hij neemt een lange haal van zijn sigaar en blaast de rook langzaam uit, waarna hij afrondt. ‘Als we het goed aanpakken, zal het ongetwijfeld een eigen leven gaan leiden.’
Als hij is uitgepraat valt er een stilte. Enkele ogenblikken vult alleen het knappen van het vuur de kamer terwijl de gasten elkaar aankijken en wachten tot iemand antwoordt.
‘Mag ik een potlood?’ vraagt Mr Barris. Marco overhandigt hem er een, en Mr Barris begint te tekenen, waarbij hij uitgaat van de rudimentaire schets van de indeling van het circus en er een complex ontwerp van maakt.
Chandresh’ gasten blijven tot vlak voor zonsopgang, en als ze ten slotte weggaan, zijn er drie keer zo veel diagrammen, schetsen en aantekeningen dan er waren toen ze aankwamen, verspreid en her en der vastgepind in de studeerkamer, als een plattegrond die naar een onbekende schat moet leiden.