Valse voorwendselen
juli - november 1884
Prospero de Tovenaar geeft geen formele reden voor zijn afscheid van het podium. Hij gaat de laatste jaren nog maar zo sporadisch op tournee dat bijna niemand merkt dat hij nauwelijks meer optreedt.
Maar hoewel dat voor Prospero de Tovenaar dus niet geldt, toert Hector Bowen nog steeds, bij wijze van spreken dan.
Hij reist van stad naar stad en biedt de diensten van zijn zestienjarige dochter als spiritueel medium aan.
‘Ik vind dit vreselijk, papa,’ protesteert Celia regelmatig.
‘Als jij een betere manier weet om je tijd te besteden tot je spel begint – en waag het niet om over lezen te beginnen – dan moet je het vooral zeggen, op voorwaarde dat het net zo veel oplevert. En trouwens, het is een goede oefening voor je om op te treden voor publiek.’
‘Die mensen zijn onuitstaanbaar,’ zegt Celia, hoewel dat niet helemaal is wat ze bedoelt. Ze maken dat ze zich ongemakkelijk voelt. De manier waarop ze naar haar kijken, de smekende blikken en de vochtige ogen die haar aanstaren. Ze zien haar als een voorwerp, een brug naar hun verloren geliefden waaraan ze zich wanhopig vastklampen.
Ze praten over haar alsof ze zich niet in dezelfde ruimte bevindt, alsof ze net zo onstoffelijk is als hun geliefde geesten. Ze moet zichzelf dwingen niet achteruit te deinzen als ze haar weer zo nodig moeten omhelzen en door hun gesnik heen bedanken.
‘Die mensen betekenen niets,’ zegt haar vader. ‘Ze hebben geen flauw benul van wat ze zien en horen, en het is gemakkelijker voor ze om te geloven dat ze wonderlijke berichten uit het hiernamaals doorkrijgen. Waarom zouden we daar geen gebruik van maken, vooral als ze bereid zijn zo veel te betalen voor iets wat zo eenvoudig is?’
Celia houdt vol dat geen enkel bedrag de verschrikkelijke ervaring waard is, maar Hector is niet te vermurwen, en dus blijven ze reizen en laat ze tafels zweven en produceert ze spookachtig geklop op allerlei muren met keurig behang.
Ze blijft zich verbazen over de manier waarop haar klanten smachten naar de boodschappen, de geruststelling. Geen enkele keer heeft ze zelf de wens gehad om contact op te nemen met haar overleden moeder, en ze betwijfelt of haar moeder haar zou willen spreken als ze dat kon, vooral niet met zulke ingewikkelde methodes.
Dit is één grote leugen, wil ze tegen hen zeggen. De doden zweven niet rond om beleefd op theekopjes of tafelbladen te kloppen en door golvende gordijnen te fluisteren.
Zo nu en dan maakt ze hun kostbare spullen kapot, en dan legt ze de schuld bij de rusteloze geesten.
Haar vader geeft haar verschillende namen als ze naar een nieuwe plek gaan, maar de naam Miranda gebruikt hij regelmatig, waarschijnlijk omdat hij weet hoe vervelend ze dat vindt.
Na dit maandenlang gedaan te hebben is ze uitgeput van het reizen en het feit dat haar vader haar amper laat eten, aangezien hij van mening is dat ze overtuigender overkomt, dichter bij gene zijde lijkt, als ze eruitziet alsof ze een zwerfster is. Pas wanneer ze tijdens een sessie daadwerkelijk flauwvalt in plaats van de gechoreografeerde dramatische zwijmeling uit te voeren, gunt hij haar een onderbreking in hun huis in New York.
Als ze op een middag de thee nuttigt, zegt hij tussen boze blikken om de hoeveelheid roomboter en jam die ze op haar scones smeert door dat hij haar diensten komend weekend ter beschikking heeft gesteld aan een rouwende weduwe aan de andere kant van de stad, die ermee ingestemd heeft het dubbele tarief te betalen.
‘Ik zei dat je even kon uitrusten,’ zegt haar vader als Celia bezwaar maakt, en hij kijkt niet eens op van de stapel papieren die hij over de eettafel heeft uitgespreid. ‘Je hebt drie dagen gehad, dat moet genoeg zijn. Je ziet er goed uit. Op een dag ben je nog knapper dan je moeder.’
‘Het verbaast me dat u zich herinnert hoe mijn moeder eruitziet,’ zegt Celia.
‘En jij?’ vraagt haar vader. Hij werpt haar een blik toe, maar gaat verder als ze hem slechts fronsend aankijkt. ‘Ik heb dan misschien maar enkele weken met haar doorgebracht, toch staat ze me helderder voor de geest dan jij, en jij hebt vijf jaar met haar gehad. Tijd is iets merkwaardigs, dat zul je nog wel leren.’
Hij richt zich weer op zijn papieren.
‘Hoe zit het met dat spel waarvoor u me kennelijk opleidt?’ vraagt Celia. ‘Of is dat weer een andere manier voor u om geld te verdienen?’
‘Celia, liefste,’ zegt Hector. ‘Er staan je grootse dingen te wachten, maar we hebben afstand gedaan van de beslissing wanneer het spel begint. We zijn niet eens als eerste aan zet. We krijgen eenvoudigweg bericht als het tijd is om je op het bord te zetten, als het ware.’
‘Maakt het dan uit wat ik in de tussentijd doe?’
‘Je hebt de oefening nodig.’
Celia houdt haar hoofd schuin en staart hem aan terwijl ze haar handen op de tafel legt. Alle papieren vouwen zichzelf in ingewikkelde vormen: piramides, spiralen en papieren vogels met ritselende vleugels.
Haar vader kijkt geërgerd op. Hij tilt een zware glazen presse-papier op en laat die neerkomen op haar hand, zo hard dat haar pols met een scherp krakend geluid breekt.
De papieren vouwen zich open en wapperen weer naar het oppervlak van de tafel.
‘Je hebt de oefening nodig,’ zegt hij nogmaals. ‘Het ontbreekt je nog aan beheersing.’
Celia verlaat de kamer zonder een woord te zeggen, met haar hand om haar pols en vechtend tegen de tranen.
‘En hou in godsnaam op met huilen!’ roept haar vader haar na.
Het kost haar bijna een uur om de stukken bot te zetten en te genezen.
isobel zit in een zelden gebruikte leunstoel in de hoek van Marco’s flat, met een regenboog van zijden linten om haar vingers gebonden waarvan ze vergeefs probeert een kunstige tres te maken.
‘Dit is raar,’ zegt ze met een gefronste blik op de wirwar aan linten.
‘Het is een eenvoudige spreuk,’ zegt Marco vanachter zijn bureau, waar hij met open boeken aan zit. ‘Een lint voor elk element, gebonden met knopen en inspanning. Het is net als met kaarten, alleen beïnvloed je het voorwerp in plaats van slechts naar de betekenis te gissen. Maar het werkt niet als je er niet in gelooft, dat weet je.’
‘Misschien ben ik niet in de juiste stemming om het te geloven,’ zegt Isobel, en ze ontwart de knopen en legt de linten opzij. Golvend vallen ze over de leuning van de stoel. ‘Ik zal het morgen nog een keer proberen.’
‘Help mij dan maar,’ zegt Marco, en hij kijkt op van zijn boeken. ‘Denk aan iets. Een voorwerp. Een waardevol voorwerp waar ik onmogelijk van kan weten.’
Isobel zucht, maar ze sluit gehoorzaam haar ogen en concentreert zich.
‘Het is een ring,’ zegt Marco na een ogenblik. Hij pikt het beeld zo gemakkelijk uit haar geheugen dat het net is alsof ze een tekening voor hem heeft gemaakt. ‘Een gouden ring met een saffier en aan weerszijden diamanten.’
Isobels ogen schieten open. ‘Hoe wist je dat?’
‘Is het een verlovingsring?’ antwoordt hij met een grijns.
Ze slaat een hand voor haar mond en knikt.
‘Je hebt hem verkocht,’ zegt Marco, de flarden van een herinnering oppikkend die aan de ring zelf zijn bevestigd. ‘In Barcelona. Je bent een gearrangeerd huwelijk ontvlucht; daarom ben je in Londen. Waarom heb je me dat niet verteld?’
‘Het is niet echt een gepast gespreksonderwerp,’ zegt Isobel. ‘En jij vertelt ook bijna nooit iets over jezelf, misschien ben jij ook wel gevlucht voor een gearrangeerd huwelijk.’
Ze staren elkaar een ogenblik aan terwijl Marco een gepast antwoord probeert te bedenken, maar dan begint Isobel te lachen.
‘Hij is waarschijnlijk langer op zoek geweest naar de ring dan naar mij,’ zegt ze, en ze werpt een blik op haar lege hand. ‘Het was een heel mooie ring. Ik wilde er bijna geen afstand van doen, maar ik had geen geld en ik had niets anders om te verkopen.’
Marco wil zeggen dat hij weet dat ze een goede prijs heeft gekregen voor de ring, maar dan wordt er op de deur geklopt.
‘Is dat de huisbaas?’ fluistert Isobel, maar Marco drukt een vinger op zijn lippen en schudt zijn hoofd.
Er is maar één persoon die ooit onaangekondigd op die deur klopt.
Marco stuurt Isobel met een knikje naar de belendende studeerkamer en doet open.
De man in het grijze pak komt niet binnen. Hij heeft de ruimte nog nooit betreden sinds hij de verhuizing heeft geregeld en zijn leerling de wereld in heeft gestuurd.
‘Je gaat solliciteren naar een baan bij deze man,’ zegt hij zonder een groet, en hij haalt een verschoten visitekaartje uit zijn zak. ‘Ik ga ervan uit dat je een naam nodig zult hebben.’
‘Ik heb een naam.’
De man in het grijze pak vraagt niet wat die is.
‘Je sollicitatiegesprek is morgenmiddag,’ zegt hij. ‘Ik heb de afgelopen tijd een aantal zakelijke kwesties afgehandeld voor meneer Lefèvre en heb je van harte aanbevolen, maar je moet alles doen wat nodig is om die betrekking te bemachtigen.’
‘Is dit het begin van het spel?’ vraagt Marco.
‘Dit is een inleidende manoeuvre, om een gunstige positie voor je te creëren.’
‘En wanneer begint het spel?’ vraagt Marco, hoewel hij die vraag al tientallen keren heeft gesteld zonder ooit een concreet antwoord te krijgen.
‘Dat zal te zijner tijd duidelijk worden,’ zegt de man in het grijze pak. ‘Als het zover is, zal het wijs zijn om je aandacht op het spel zelf te richten.’ Zijn ogen bewegen opzichtig naar de gesloten deur van de studeerkamer. ‘Zonder afleiding.’
Hij draait zich om en loopt de gang uit. Marco blijft achter in de deuropening en leest een paar keer de naam en het adres op het verschoten kaartje.
hector bowen geeft uiteindelijk toe aan de eis van zijn dochter dat ze in New York blijven, maar dat doet hij voor zijn eigen doeleinden.
Hoewel hij zo nu en dan opmerkt dat ze meer zou moeten oefenen, negeert hij haar grotendeels en brengt hij zijn tijd in afzondering door in de zitkamer boven.
Celia is redelijk tevreden met de situatie en brengt het leeuwendeel van de tijd lezend door. Ze glipt weg naar boekwinkels en is verrast als haar vader niet vraagt waar de stapels pas gebonden boeken vandaan komen. En ze oefent vaak en breekt allerlei voorwerpen in het huis zodat ze die weer kan maken. Ze laat boeken als vogels door haar kamer vliegen en berekent hoe ver ze kunnen gaan voordat ze haar techniek moet aanpassen. Ze wordt heel bekwaam in het manipuleren van stof en vermaakt haar japonnen even vakkundig als een voortreffelijke kleermaker dat zou doen om ze aan te passen aan de kilo’s die ze is aangekomen. Haar lichaam voelt weer als dat van haarzelf.
Ze moet haar vader eraan herinneren uit de zitkamer te komen om te eten, hoewel hij dat de laatste tijd steeds vaker weigert en die kamer amper nog verlaat.
Vandaag reageert hij zelfs niet op haar hardnekkige geklop. Geërgerd en met de wetenschap dat hij de sloten heeft betoverd zodat zij ze zonder zijn sleutels niet kan openen, trapt ze met haar laars tegen de deur, die tot haar verrassing openzwaait.
Haar vader staat bij een raam en kijkt ingespannen naar zijn arm die hij voor zich uitgestoken houdt. Het zonlicht sijpelt door het matglas naar binnen en valt op zijn mouw.
Zijn hand vervaagt volledig en keert dan weer terug. Hij strekt zijn vingers en fronst zijn wenkbrauwen terwijl de gewrichten hoorbaar kraken.
‘Wat doet u, papa?’ vraagt Celia. Nieuwsgierigheid wint het van ergernis. Ze heeft hem dit nooit eerder zien doen, noch op het podium, noch tijdens haar privélessen.
‘Dat gaat je niets aan,’ zegt haar vader terwijl hij de geplooide manchet van zijn overhemd over zijn hand trekt.
De deur slaat voor haar neus dicht.