Tijdelijke plekken
londen, april 1895
Pas als Tara Burgess weer in Londen is, beseft ze dat het adres op het kaartje dat Mr Barris haar heeft gegeven geen privéadres is, maar de locatie van het Midland Grand Hotel.
Ze laat het kaartje een tijdje op een tafeltje in haar salon liggen en werpt er een blik op als ze toevallig in de kamer is, waarna ze het soms weer een hele tijd vergeet.
Lainie probeert Tara over te halen mee te gaan op vakantie naar Italië, maar ze weigert. Tara vertelt haar zus weinig over haar bezoek aan Wenen, ze zegt alleen dat Ethan naar haar gevraagd heeft.
Lainie oppert dat ze zouden kunnen verhuizen en dat misschien moeten bespreken als ze terugkomt.
Tara knikt slechts en omhelst haar zuster stevig voordat ze vertrekt.
Tara loopt alleen in hun herenhuis afwezig rond. Ze laat half gelezen romans op stoelen en tafels liggen. Uitnodigingen van Mme Padva om thee te drinken of met haar mee te gaan naar het ballet worden beleefd afgeslagen.
Ze draait alle spiegels in het huis om naar de muur. Voor de exemplaren waarbij dat niet gaat hangt ze een laken, waarna ze als geesten in lege kamers hangen.
Ze slaapt slecht.
Op een middag, terwijl het kaartje al maandenlang geduldig stof vergaart, pakt ze het op en steekt het in haar zak, en ze is de deur al uit en op weg naar de trein voordat ze kan beslissen of dat wel een goed idee is.
Tara is nog nooit naar het hotel met de torenklok bij het Saint Pancras-station geweest, maar het komt onmiddellijk op haar over als een tijdelijke plek. Ondanks de omvang en degelijkheid van het gebouw voelt het vergankelijk, en het wordt bevolkt door een voortdurende stroom gasten en reizigers, op weg van en naar weer een andere locatie: ze maken slechts een tussenstop voordat ze verdergaan naar andere bestemmingen.
Ze informeert bij de balie, maar daar krijgt ze te horen dat er niemand met die naam verblijft. Ze herhaalt de naam een paar keer als de baliemedewerker haar verkeerd blijft verstaan. Ze probeert meerdere variaties, aangezien de woorden op het kaartje van Mr Barris een beetje vlekkerig zijn en ze zich de juiste uitspraak niet herinnert. Hoe langer ze daar staat, hoe meer ze eraan twijfelt of ze iemand de naam op het kaartje ooit heeft horen uitspreken.
De receptionist vraagt beleefd of ze een bericht wil achterlaten, voor het geval de heer in kwestie wellicht later die dag arriveert, maar Tara bedankt hem voor zijn tijd en steekt het kaartje weer in haar zak.
Ze loopt door de lobby en vraagt zich af of het adres misschien niet klopt, hoewel het niets voor Mr Barris is om geen volledig juiste informatie te verschaffen.
‘Goedemiddag, juffrouw Burgess,’ klinkt een stem naast haar. Ze heeft hem niet horen naderen, maar de man van wie ze nog steeds niet weet hoe zijn naam precies moet worden uitgesproken staat in zijn karakteristieke grijze pak naast haar.
‘Goedemiddag,’ zegt ze.
‘Was u naar mij op zoek?’
‘Inderdaad,’ zegt Tara. Ze begint uit te leggen dat Mr Barris haar heeft gestuurd. Ze steekt haar hand in haar zak, maar er zit geen kaartje meer in en ze kijkt verbaasd op.
‘Is er iets?’ vraagt de man in het grijze pak.
‘Nee,’ zegt Tara, en ze weet niet meer of ze het kaartje wel heeft meegenomen of dat het nog steeds op het tafeltje in haar salon ligt. ‘Ik wilde het met u over het circus hebben.’
‘Prima,’ zegt hij. Hij wacht tot ze begint, met een uitdrukking die slechts zeer weinig interesse lijkt te suggereren.
Ze doet haar best om haar bezorgdheid over te brengen. Dat er zich meer afspeelt in het circus dan de meeste mensen weten. Dat er elementen zijn waar ze geen redelijke verklaring voor kan bedenken. Ze herhaalt enkele dingen waar ze het met Mr Barris over heeft gehad. Het onrustige gevoel dat je nooit zeker weet of iets wel echt is. Hoe verontrustend het is om in een spiegel te kijken en hetzelfde gezicht te zien, een gezicht dat al jarenlang niet verandert.
Ze stamelt regelmatig en het kost haar moeite onder woorden te brengen wat ze precies bedoelt.
De ongeïnteresseerde uitdrukking verandert niet. ‘Wat wilt u van me, juffrouw Burgess?’ vraagt hij als ze klaar is.
‘Ik zou graag een verklaring willen,’ zegt ze.
Hij neemt haar een tijdje op met dezelfde uitdrukking. ‘Het circus is eenvoudigweg een circus,’ zegt hij. ‘Een indrukwekkende vertoning, en dat is alles. Vindt u ook niet?’
Tara knikt al voordat ze het antwoord goed kan verwerken.
‘Moet u een trein halen, juffrouw Burgess?’ vraagt hij.
‘Ja,’ zegt Tara. Ze was haar trein vergeten. Ze vraagt zich af hoe laat het is, maar ze ziet nergens een klok.
‘Ik ben zelf ook op weg naar het station. Als u er geen bezwaar tegen hebt, loop ik met u op.’
Samen leggen ze de korte afstand van het hotel naar de perrons af. Hij houdt deuren voor haar open en maakt nietszeggende opmerkingen over het weer.
‘Het lijkt me in uw beste belang iets anders te zoeken om uw tijd mee door te brengen,’ zegt hij als ze aankomen bij de treinen. ‘Iets om het circus uit uw hoofd te zetten. Denkt u ook niet?’
Tara knikt opnieuw.
‘Goedendag, juffrouw Burgess,’ zegt hij met een tikje tegen zijn hoed.
‘Goedendag.’
Hij laat haar achter op het perron, en als ze zich omdraait om te kijken waar hij heen is gegaan, is het grijze pak tussen de mensen nergens te bekennen.
Tara staat bij de rand van het perron op haar trein te wachten. Ze kan zich niet herinneren dat ze Mr A. H_____ heeft verteld welke trein ze zou nemen, maar hij heeft haar desondanks naar het juiste perron gebracht.
Ze heeft het gevoel dat ze nog iets anders had moeten vragen, maar ze weet niet meer wat. Ze herinnert zich sowieso weinig van het gesprek, op de indruk na dat ze haar tijd aan iets anders zou moeten besteden, dat ze ergens anders zou moeten zijn, dat er een andere kwestie is die meer aandacht verdient.
Ze vraagt zich af wat dat zou kunnen zijn, als haar blik wordt getrokken door een grijze flits op het tegenovergelegen perron.
Mr A. H_____ staat in een schaduwrijk hoekje, en ondanks de afstand en de schaduwen ziet Tara dat hij kibbelt met iemand buiten haar blikveld.
Andere mensen lopen langs zonder ook maar een blik in hun richting te werpen.
Als het licht door het gewelfde raam boven hen verandert, ziet Tara met wie Mr A. H____ een woordenwisseling heeft.
De man is minder lang en de bovenkant van zijn hoed lijkt zich een kop lager te bevinden dan het grijze exemplaar, zozeer dat Tara aanvankelijk denkt dat de man slechts een weerspiegeling is. Ze vindt het vreemd dat Mr A. H_____ midden in een treinstation met zijn eigen weerspiegeling zou staan kibbelen.
Het andere pak is echter beduidend donkerder. Ook het haar van de weerspiegeling is donkerder, hoewel het een vergelijkbare tint grijs is.
Door de stoom en de menigte heen kan Tara de lichte stukken kant van de manchetten zien, de donkere ogen die meer van het licht vangen dan de rest van zijn gezicht. Delen ervan lichten even op en verdwijnen dan weer in vervormde schaduwen. Ze zijn steeds maar heel even zichtbaar.
Het licht dat naar binnen sijpelt verandert weer, en de gedaante trilt alsof Tara door heiige hitte kijkt. Mr A. H_____ blijft echter relatief helder en duidelijk zichtbaar.
Tara doet een stap naar voren, met haar blik strak op de verschijning op het tegenovergelegen perron gericht.
De trein ziet ze niet.