De poel der tranen
Bij het bordje bij deze tent staat een klein kistje met gladde zwarte stenen. De tekst draagt je op er eentje mee naar binnen te nemen.
De tent is donker en de nok hangt vol met open paraplu’s. De gebogen handvatten hangen neer als ijspegels.
In het midden van de ruimte bevindt zich een poel. Een vijvertje omringd door een muurtje van zwarte stenen met daar weer omheen wit grind.
In de lucht hangt de zilte geur van de oceaan.
Je loopt naar de rand om erin te kijken. Het grind knarst onder je voeten.
Het water is ondiep maar lijkt te gloeien. Een glinsterend, verschuivend licht golft over het oppervlak van het water. Een zachte gloed, genoeg om de poel en de stenen op de bodem te verlichten. Honderden stenen, elk identiek aan het exemplaar dat je in je hand hebt. Het licht eronder sijpelt door de kiertjes ertussen.
Weerkaatsingen rimpelen door de ruimte, waardoor het lijkt alsof de hele tent zich onder water bevindt. Je gaat op het muurtje zitten en laat de zwarte steen keer op keer door je vingers gaan.
De rust in de tent vormt een stille melancholie.
Herinneringen doemen op uit verborgen hoekjes van je gedachten. Vluchtige teleurstellingen. Verkeken kansen en verkeken zaken. Hartzeer, pijn en troosteloze, vreselijke eenzaamheid.
Zorgen die je allang vergeten dacht te zijn vermengen zich met verse wonden.
De steen voelt zwaarder in je hand.
Wanneer je hem in de poel laat vallen om zich bij de rest van de stenen te voegen, voel je je lichter. Alsof je meer hebt losgelaten dan een gladgewreven stuk steen.