Onverwachte post

new york, februari 1873

De man die aangekondigd wordt als Prospero de Tovenaar ontvangt via het theaterbureau een redelijke hoeveelheid correspondentie, maar dit is de eerste aan hem geadresseerde envelop die een zelfmoordbriefje bevat, en het is ook de eerste die zorgvuldig aan de jas van een vijfjarig meisje is gepind.

Ondanks de tegenwerpingen van de bedrijfsleider weigert de advocaat die haar begeleidt naar het theater uitleg te verschaffen, en hij laat haar zo snel mogelijk achter met niet meer dan een schouderophalen en een tikje tegen zijn hoed.

De bedrijfsleider van het theater hoeft de envelop niet te lezen om te weten voor wie het meisje komt. De heldere ogen die onder een wolk van warrige bruine krullen uit piepen zijn kleinere, bredere versies van die van de magiër zelf.

Hij neemt haar bij de hand en haar fijne vingers hangen slap in de zijne. Ondanks de hitte in het theater weigert ze haar jas uit te trekken. Op zijn vraag waarom schudt ze slechts vastberaden het hoofd.

De bedrijfsleider neemt het meisje mee naar zijn kantoor. Hij weet niet wat hij anders met haar aan moet. Stilletjes gaat ze op een ongemakkelijke stoel onder een rij ingelijste posters zitten die eerdere producties aan de man brachten, omringd door dozen met kaartjes en bonnetjes. De bedrijfsleider brengt haar een kop thee met een extra suikerklontje, maar die blijft op het bureau staan en wordt onaangeroerd koud.

Het meisje verroert zich niet en schuift niet heen en weer op haar stoel. Met haar handen in haar schoot gevouwen blijft ze volmaakt stil zitten. Haar blik is strak gericht op haar laarzen, die net niet tot de grond komen. Een van de neuzen heeft een lichte slijtplek, maar de veters zijn in volmaakte lussen geknoopt.

De verzegelde envelop hangt aan de op één na bovenste knoop van haar jas. Dan arriveert Prospero.

Ze hoort hem al voordat de deur opengaat, zijn voetstappen zwaar en weergalmend in de gang, in tegenstelling tot de afgemeten passen van de bedrijfsleider die al een paar keer zo zacht als een poesje op en neer is gelopen.

‘Er is ook een… pakje voor u, meneer,’ zegt de bedrijfsleider terwijl hij de deur opent, en hij laat hem het overvolle kantoor binnen, waarna hij wegglipt om zich aan andere theaterzaken te wijden, aangezien hij niet wil weten wat er tijdens deze bijeenkomst gaat gebeuren.

De magiër laat zijn blik door het kantoor gaan, met in één hand een bundel brieven en achter zich een golvende, zwartfluwelen cape die gevoerd is met stralend witte zijde. Hij verwacht een in papier verpakte doos of een krat. Pas als het meisje met zijn eigen ogen naar hem opkijkt, beseft hij waar de bedrijfsleider op doelde.

De eerste reactie van Prospero de Tovenaar als hij zijn dochter ziet is een eenvoudige mededeling: ‘Verdomme.’

Het meisje richt haar aandacht weer op haar laarzen.

De magiër sluit de deur achter zich en laat de bundel brieven op het bureau naast het theekopje vallen terwijl hij naar het meisje kijkt.

Hij scheurt de envelop van haar jas, waarbij de speld onwrikbaar vast komt te zitten in de knoop.

Hoewel op de voorzijde zijn toneelnaam en het adres van het theater staan geschreven, wordt hij in de brief aangesproken met zijn doopnaam: Hector Bowen.

Vluchtig bekijkt hij de inhoud, waardoor de emotionele impact die de schrijver op het oog had jammerlijk en volledig verloren gaat. Hij stopt bij het enige feit dat hij relevant acht: dat dit meisje over wie hij nu de voogdij heeft duidelijk zijn dochter is en dat haar naam Celia is.

‘Ze had je Miranda moeten noemen,’ zegt de man die Prospero de Tovenaar heet gniffelend tegen het meisje. ‘Ze zal wel niet slim genoeg zijn geweest om dat te bedenken.’

Het meisje kijkt weer naar hem op. Donkere ogen vernauwen zich onder haar krullen.

Het theekopje op het bureau begint te trillen. Rimpelingen verstoren het kalme oppervlak terwijl er scheurtjes in het glazuur verschijnen, en dan valt het uiteen in scherven van gebloemd porselein. Koude thee vormt een plasje in het schoteltje en drupt op de vloer, waar hij op het gepolijste hout kleverige sporen achterlaat.

De glimlach van de magiër verdwijnt. Met gefronste wenkbrauwen kijkt hij weer naar het bureau, en de gemorste thee sijpelt terug over de vloer. De gebarsten en gebroken stukjes richten zich op en vormen zich om de vloeistof heen, tot het kopje weer heel is en lichte damp de lucht in kringelt.

Het meisje staart met grote ogen naar het theekopje.

Hector Bowen neemt het gezicht van zijn dochter in een gehandschoende hand en bekijkt haar een ogenblik aandachtig, waarna hij haar loslaat. Zijn vingers laten op haar wangen lange, rode sporen achter.

‘Jij zou weleens interessant kunnen zijn,’ zegt hij.

Het meisje geeft geen antwoord. In de weken die volgen doet hij verscheidene pogingen haar een andere naam te geven, maar ze weigert te reageren op iets anders dan Celia.

 

als hij een paar maanden later besloten heeft dat ze er klaar voor is, schrijft de magiër zelf een brief. Hij vermeldt geen adres op de envelop, maar toch bereikt de brief zijn bestemming aan de andere kant van de oceaan.

 

Het nachtcircus
x97890234663071.xhtml
x97890234663072.xhtml
x97890234663073.xhtml
x97890234663074.xhtml
x97890234663075.xhtml
x97890234663076.xhtml
x97890234663077.xhtml
x97890234663078.xhtml
x97890234663079.xhtml
x978902346630710.xhtml
x978902346630711.xhtml
x978902346630712.xhtml
x978902346630713.xhtml
x978902346630714.xhtml
x978902346630715.xhtml
x978902346630716.xhtml
x978902346630717.xhtml
x978902346630718.xhtml
x978902346630719.xhtml
x978902346630720.xhtml
x978902346630721.xhtml
x978902346630722.xhtml
x978902346630723.xhtml
x978902346630724.xhtml
x978902346630725.xhtml
x978902346630726.xhtml
x978902346630727.xhtml
x978902346630728.xhtml
x978902346630729.xhtml
x978902346630730.xhtml
x978902346630731.xhtml
x978902346630732.xhtml
x978902346630733.xhtml
x978902346630734.xhtml
x978902346630735.xhtml
x978902346630736.xhtml
x978902346630737.xhtml
x978902346630738.xhtml
x978902346630739.xhtml
x978902346630740.xhtml
x978902346630741.xhtml
x978902346630742.xhtml
x978902346630743.xhtml
x978902346630744.xhtml
x978902346630745.xhtml
x978902346630746.xhtml
x978902346630747.xhtml
x978902346630748.xhtml
x978902346630749.xhtml
x978902346630750.xhtml
x978902346630751.xhtml
x978902346630752.xhtml
x978902346630753.xhtml
x978902346630754.xhtml
x978902346630755.xhtml
x978902346630756.xhtml
x978902346630757.xhtml
x978902346630758.xhtml
x978902346630759.xhtml
x978902346630760.xhtml
x978902346630761.xhtml
x978902346630762.xhtml
x978902346630763.xhtml
x978902346630764.xhtml
x978902346630765.xhtml
x978902346630766.xhtml
x978902346630767.xhtml
x978902346630768.xhtml
x978902346630769.xhtml
x978902346630770.xhtml
x978902346630771.xhtml
x978902346630772.xhtml
x978902346630773.xhtml
x978902346630774.xhtml
x978902346630775.xhtml
x978902346630776.xhtml
x978902346630777.xhtml
x978902346630778.xhtml
x978902346630779.xhtml
x978902346630780.xhtml
x978902346630781.xhtml
x978902346630782.xhtml
x978902346630783.xhtml
x978902346630784.xhtml
x978902346630785.xhtml
x978902346630786.xhtml
x978902346630787.xhtml
x978902346630788.xhtml
x978902346630789.xhtml