onderweg van londen naar münchen, 1 november 1901
De trein tuft onopvallend over het platteland en blaast wolkjes grijze rook de lucht in. De locomotief is bijna helemaal zwart. De wagons die hij voorttrekt zijn net zo monochroom. Die met ramen hebben glas met een rookkleurig waas en de andere zijn pikzwart.
Hij rijdt in stilte verder: geen fluiten of toeters. De wielen op de rails piepen niet, maar glijden soepel en stil voort. Hij legt zijn route bijna ongemerkt af en stopt geen enkele keer.
Van de buitenkant lijkt het een kolentrein of iets vergelijkbaars. Hij valt absoluut niet op.
Het interieur is een ander verhaal.
Vanbinnen is de trein weelderig, rijkelijk versierd en warm. De meeste passagierswagons hebben dikke, versierde tapijten en zijn bekleed met bordeauxrood, paarsblauw en roomkleurig fluweel, alsof hij in een zonsondergang is gedoopt en de kleuren vasthoudt waarna die overgaan in de middernachtelijke hemel en de sterren.
In de gangen hangen muurlampen die druipen van de kristallen en heen en weer deinen met de beweging van de trein. Sussend en sereen.
Vlak nadat de trein vertrokken is, bergt Celia het in leer gebonden boek veilig op, gecamoufleerd tussen haar eigen boeken. Haar met bloed besmeurde jurk doet ze uit en ze trekt een maangrijs golvend exemplaar met zwarte, witte en donkergrijze linten aan, een van Friedricks favoriete jurken.
De linten zweven achter haar aan als ze zich door de trein begeeft.
Ze blijft voor de enige deur staan met een kaartje ernaast dat zowel twee gekalligrafeerde karakters als een naam bevat.
Ze klopt beleefd aan en krijgt onmiddellijk te horen dat ze binnen kan komen.
Hoewel de meeste treinwagons overlopen van kleur is Tsukiko’s privéwagon bijna volledig neutraal ingericht. Een lege ruimte omringd door kamerschermen en gordijnen van ruwe zijde, waarin een aangename geur van gember en room hangt.
Tsukiko zit in het midden op de vloer en draagt een rode kimono. Een kloppend karmozijnen hart in de lichte kamer.
En ze is niet alleen. Isobel ligt op de grond met haar hoofd in Tsukiko’s schoot, zachtjes snikkend.
‘Ik wilde jullie niet storen,’ zegt Celia. Ze blijft aarzelen in de deuropening en staat op het punt de deur weer dicht te schuiven.
‘Je stoort niet,’ zegt Tsukiko, en ze gebaart dat ze binnen moet komen. ‘Misschien kun jij me helpen Isobel ervan te overtuigen dat ze moet uitrusten.’
Celia zegt niets, maar Isobel veegt haar ogen droog en knikt als ze overeind komt.
‘Dank je, Kiko,’ zegt ze, en ze strijkt haar jurk glad. Tsukiko blijft zitten en kijkt naar Celia.
Isobel blijft even naast Celia staan als ze naar de deur loopt. ‘Ik vind het heel erg van Herr Thiessen,’ zegt ze.
‘Ik ook.’
Even denkt Celia dat Isobel haar gaat omhelzen, maar in plaats daarvan knikt ze slechts en dan schuift ze de deur achter zich dicht.
‘De laatste uren zijn voor ons allemaal lang geweest,’ zegt Tsukiko als Isobel weg is. ‘Je hebt een kom thee nodig,’ voegt ze eraan toe voordat Celia kan uitleggen waarom ze hier is. Tsukiko laat haar op een kussen plaatsnemen en loopt in stilte naar het einde van de wagon, waar ze vanachter een van de hoge schermen haar theegerei pakt.
Het is niet de volledige theeceremonie die Tsukiko in de loop der jaren regelmatig heeft opgevoerd, maar de manier waarop ze langzaam twee kommen groene matchathee bereidt is desondanks heel mooi en rustgevend.
‘Waarom heb je het me nooit verteld?’ vraagt Celia als Tsukiko tegenover haar is gaan zitten.
‘Heb ik je wat nooit verteld?’ vraagt Tsukiko, en ze glimlacht boven haar kom thee.
Celia zucht. Ze vraagt zich af of Lainie Burgess net zo gefrustreerd was geweest tijdens een andere kop thee, in Constantinopel. Ze is bijna geneigd om Tsukiko’s theekom te breken, alleen maar om te kijken hoe ze zou reageren.
‘Ben je gewond?’ vraagt Tsukiko, en ze knikt naar het litteken op Celia’s vinger.
‘Ik ben bijna dertig jaar geleden aan een spel gebonden,’ zegt Celia. Ze nipt van haar thee. ‘Ga je me jouw litteken laten zien nu je dat van mij hebt gezien?’
Tsukiko glimlacht en zet haar thee voor zich neer op de grond. Dan draait ze zich om en trekt de kraag van haar kimono naar beneden. Op de achterkant van haar nek, in de ruimte tussen een stroom getatoeëerde symbolen, genesteld in de welving van een halvemaan, bevindt zich een verschoten litteken in de vorm van een ring. ‘De littekens gaan langer mee dan het spel,’ zegt ze, en ze herschikt haar kimono weer om haar schouder.
‘Dat is veroorzaakt door een ring van mijn vader,’ zegt Celia.
Dat bevestigt noch ontkent Tsukiko. ‘Hoe smaakt je thee?’ vraagt ze.
‘Waarom ben je hier?’ riposteert Celia.
‘Ik ben aangenomen als contortionist.’
Celia zet haar thee neer. ‘Ik ben hier niet voor in de stemming, Tsukiko.’
‘Als je nauwkeuriger vragen stelt, krijg je misschien bevredigender antwoorden.’
‘Waarom heb je me nooit over het spel verteld?’ vraagt Celia. ‘Het spel dat je zelf ook hebt gespeeld?’
‘Ik heb afgesproken dat ik niet bekend zou maken wie ik was tenzij iemand me er rechtstreeks naar vroeg,’ zegt Tsukiko. ‘Ik hou mijn woord.’
‘Waarom ben je hier aanvankelijk naartoe gekomen?’
‘Ik was nieuwsgierig. Sinds ik eraan heb deelgenomen is er niet zo’n spel meer geweest. Ik was niet van plan te blijven.’
‘Waarom ben je gebleven?’
‘Ik mocht monsieur Lefèvre. De plaats van handeling voor mijn spel was intiemer, en deze leek uniek. Het komt niet vaak voor dat je een plek ontdekt die werkelijk uniek is. Ik bleef om te observeren.’
‘Je hebt ons in de gaten gehouden,’ zegt Celia.
Tsukiko knikt.
‘Vertel me over het spel,’ zegt Celia, in de hoop dat ze antwoord krijgt op een open vraag nu Tsukiko toeschietelijker is.
‘Er komt meer bij kijken dan je denkt,’ zegt Tsukiko. ‘Ik begreep de regels destijds ook niet. Het gaat niet alleen om wat jullie “magie” noemen. Denk je dat een nieuwe tent toevoegen aan het circus een zet is? Het is meer dan dat. Alles wat jullie doen, elk moment van de dag en nacht is een zet. Jullie dragen je schaakbord met jullie mee, het bevindt zich niet binnen het gestreepte canvas. Hoewel jij en je tegenstander niet de luxe hebben van keurig afgebakende vierkantjes waar je op kunt blijven.’
Daar denkt Celia even over na en ze drinkt van haar thee. Ze probeert zich neer te leggen bij het feit dat alles wat heeft plaatsgevonden met het circus en met Marco deel uitmaakte van het spel.
‘Hou je van hem?’ vraagt Tsukiko, en ze kijkt haar aan met een oplettende blik en een zweempje van een glimlach die welwillend zou kunnen zijn, maar het heeft Celia altijd moeite gekost Tsukiko’s gelaatsuitdrukkingen te doorgronden.
Celia zucht. Er lijkt geen goede reden te zijn om het te ontkennen. ‘Ja,’ zegt ze.
‘En geloof je dat hij van jou houdt?’
Celia geeft geen antwoord. De formulering van de vraag zit haar dwars. Enkele uren eerder was ze er nog zeker van, maar nu ze in deze grot van licht geparfumeerde zijde zit lijkt alles wat eerder nog onveranderlijk en onbetwistbaar leek net zo delicaat als de damp die van haar thee komt. Teer als een illusie.
‘Liefde is vluchtig en vergankelijk,’ gaat Tsukiko verder. ‘Het is zelden een stevige basis voor beslissingen, in welk spel dan ook.’
Celia sluit haar ogen om te voorkomen dat haar handen gaan beven. Het duurt langer om weer bij zinnen te komen dan ze zou willen.
‘Isobel dacht ooit dat hij van haar hield,’ zei Tsukiko verder. ‘Ze wist het zeker. Daarom is ze hierheen gekomen, om hem te helpen.’
‘Hij houdt van me,’ zegt Celia, hoewel de woorden minder krachtig klinken dan in haar hoofd.
‘Misschien,’ antwoordt Tsukiko. ‘Hij is heel goed in manipulatie. Heb jij zelf ook niet tegen mensen gelogen door ze alleen te vertellen wat ze wilden horen?’
Celia weet niet wat erger is. De wetenschap dat het spel pas voorbij is als een van hen sterft, of de mogelijkheid dat ze niets voor hem betekent. Dat ze slechts een stuk op een schaakbord is dat elk moment omgestoten en schaakmat gezet kan worden.
‘Het is een kwestie van perspectief, het verschil tussen een tegenstander en een partner,’ zegt Tsukiko. ‘Je neemt afstand en dezelfde persoon kan een van de twee of allebei zijn, of iets heel anders. Het is moeilijk om erachter te komen welk gezicht echt is. En naast je tegenstander moet je rekening houden met nog veel meer factoren.’
‘Hoefde jij dat niet?’ vraagt Celia.
‘Mijn plaats van handeling was niet zo groot. Er waren minder mensen bij betrokken en er was minder beweging. Zonder het spel was het niets waard. Het grootste deel ervan is nu een theetuin, geloof ik. Ik ben er sinds het einde van het spel niet meer geweest.’
‘Het circus zou verder kunnen gaan als aan dit… spel een einde komt,’ zegt Celia.
‘Dat zou fijn zijn,’ zegt Tsukiko. ‘Een eerbetoon aan je vriend Herr Thiessen. Hoewel het ingewikkeld zou zijn om het helemaal onafhankelijk te maken van jou en je tegenstander. Je hebt een grote verantwoordelijkheid op je genomen. Je bent onmisbaar voor het functioneren ervan. Als ik nu een mes in je hart zou steken, zou deze trein te pletter rijden.’
Celia zet haar thee neer en ziet hoe de soepele beweging van de trein lichte rimpelingen op het oppervlak van de vloeistof veroorzaken. In gedachten berekent ze hoe lang het zou duren om de trein te laten stoppen, hoe lang ze wellicht in staat zou zijn haar hart te laten kloppen. Ze komt tot de conclusie dat het zou afhangen van het mes.
‘Misschien,’ zegt ze.
‘Als ik het vuur zou doven, of de bewaker ervan, zou dat dan ook een probleem opleveren?’
Celia knikt.
‘Je hebt werk aan de winkel als je verwacht dat het circus open zal blijven,’ zegt Tsukiko.
‘Bied je je hulp aan?’ vraagt Celia, in de hoop dat zij in staat zal zijn Marco’s manier van werken te vertalen, aangezien ze dezelfde leermeester hebben gehad.
‘Nee,’ zegt Tsukiko, en ze schudt beleefd haar hoofd. Haar glimlach maakt het andwoord iets minder bot. ‘Als je niet in staat bent het in je eentje te beheren, kom ik je te hulp. Dit duurt al te lang, maar ik zal je wat tijd geven.’
‘Hoe lang?’
Tsukiko nipt van haar thee. ‘Tijd is iets waar ik geen invloed op heb,’ zegt ze. ‘We zullen wel zien.’
Enkele ogenblikken van die tijd die zich niet laat beïnvloeden zitten ze in gedachten verzonken. Door de beweging van de trein golven de zijden gordijnen zachtjes en de geur van gember en room omhult hen.
‘Wat is er met jouw tegenstander gebeurd?’ vraagt Celia.
Tsukiko kijkt Celia niet aan, maar werpt een blik op haar thee als ze antwoordt. ‘Mijn tegenstander is nu een pilaar van as in een veld in Kyoto,’ zegt ze. ‘Als de tijd en de wind haar niet hebben weggevoerd.’